ECLI:NL:RBLIM:2021:4155

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
C/03/278739 / HA ZA 20-296
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit en exoneratiebeding in koopovereenkomst wasstraat

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Carwash Splash en iClean Carwash Technologies B.V. De eisers, Carwash Splash, hebben een vordering ingesteld wegens non-conformiteit van een wasstraat die zij van iClean hebben aangeschaft. De rechtbank oordeelde dat de wasstraat niet voldeed aan de verwachtingen die de eisers op basis van de overeenkomst mochten hebben, en dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming door iClean. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wasstraat in de eerste maanden na installatie meerdere storingen vertoonde, wat leidde tot een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst door Carwash Splash op 19 juni 2019. De rechtbank heeft de vorderingen van Carwash Splash toegewezen, waaronder de terugbetaling van de koopprijs van € 114.000,-, en de veroordeling van iClean tot het ophalen van de wasstraat. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten toegewezen. In reconventie heeft iClean vorderingen ingesteld voor onbetaalde facturen, maar deze zijn grotendeels afgewezen, omdat Carwash Splash een afspraak had gemaakt met een voormalig werknemer van iClean dat er geen facturen zouden worden gestuurd totdat de wasstraat storingsvrij zou draaien. De rechtbank heeft geoordeeld dat iClean niet kon bewijzen dat de wasstraat aan de overeenkomst voldeed, en dat het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van iClean niet van toepassing was in deze situatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/278739 / HA ZA 20-296
Vonnis van 28 april 2021
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.B. Gubbels,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICLEAN CARWASH TECHNOLOGIES B.V.,
gevestigd te Venray,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.H.J. Plass.
Partijen zullen hierna in mannelijk enkelvoud [eisers] en iClean genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2020,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] exploiteerde een onderneming genaamd Carwash Splash te Malle, België.
2.2.
Op 20 september 2017 is tussen Carwash Splash en iClean een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij Carwash Splash een nieuwe wasstraat van iClean heeft gekocht van het merk Ceccato, type MiniMax Edition. De koopprijs van de wasstraat bedroeg € 117.500,-. Na (gedeeltelijke) inruil van de oude wasstraat heeft Carwash Splash een bedrag van € 114.000,- aan iClean voldaan. Verder is tussen partijen overeengekomen dat een aantal bestaande elementen uit de oude wasstraat van [eisers] (de kettingbaan, de watertank en de wateropvoerpomp) hergebruikt zou worden.
2.3.
Op 22 september 2017 heeft iClean een orderbevestiging verzonden aan Carwash Splash.
2.4.
Omstreeks november/december 2017 is de oude wasstraat uit het pand van Carwash Splash verwijderd en is de nieuwe wasstraat - met hergebruik van voornoemde elementen van de oude wasstraat - geïnstalleerd.
2.5.
Per brief van 19 februari 2019 heeft Carwash Splash iClean in gebreke gesteld en haar in staat gesteld om uiterlijk op 7 maart 2019 de aangegane verbintenis correct na te komen.
2.6.
Op 21 februari 2019 heeft iClean op voornoemde brief gereageerd.
2.7.
Per brief van 19 juni 2019 heeft de advocaat van Carwash Splash de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert dat het de rechtbank behage voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1.
Primair:te verklaren voor recht dat de overeenkomst ter zake de wasstraat rechtsgeldig door [eisers] is ontbonden, althans
Subsidiair:de overeenkomst ter zake de wasstraat te ontbinden;
2. iClean te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 114.000,-vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019, althans 6 juli 2019, althans vanaf de dag van de dagvaarding;
3. iClean te veroordelen tot het ophalen van de gedemonteerde wasstraat binnen een termijn van 14 dagen na een in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat iClean niet aan deze veroordeling voldoet;
4. iClean te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 1.915,- ter zake buitengerechtelijke (incasso)kosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
5. iClean te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 9.153,- ter zake van schadevergoeding voor investeringen wasstraat, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019, althans 6 juli 2019, althans vanaf de dag van de dagvaarding;
6. iClean te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 76.000,- ter zake van schadevergoeding voor waardevermindering pand en onderneming, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juli 2019, althans 6 juli 2019, althans vanaf de dag van de dagvaarding;
7. iClean te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 3.602,84 ter zake van kosten conservatoir beslag, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
8. iClean te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eisers] kort samengevat het volgende ten grondslag. De wasstraat bleek van meet af aan niet naar behoren te functioneren. In 2017 en in 2018 is vele malen bij iClean melding gemaakt van storingen en is daarover geklaagd. iClean heeft daarmee een non-conform product geleverd. Dat levert een tekortkoming op, welke tekortkoming de op 19 juni 2019 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding rechtvaardigde. Als gevolg van de tekortkoming stelt [eisers] daarnaast schade te hebben geleden bestaande uit gedane investeringen aan de wasstraat en uit de waardevermindering van het pand en de onderneming.
3.3.
IClean voert verweer. iClean betwist dat de wasstraat non-conform is. Dat de wasstraat van aanvang af aan niet zou hebben gefunctioneerd is onjuist. De door de monteur van iClean uitgelezen teller van de wasstraat laat zien dat de wasstraat gedurende de eerste zeven maanden van 2018 10.345 wassingen heeft gedraaid; dat is bijna 50 wassingen per dag gemiddeld, inclusief de startperiode. Daarbij komt dat [eisers] in strijd met de overeenkomst en het onderhoudscontract geen onderhoud heeft laten plegen aan de wasstraat en de bedongen trainingen niet heeft gevolgd.
IClean beroept zich verder op haar algemene voorwaarden, waarin in artikel 9.1. aansprakelijkheid is uitgesloten voor defecten, non-conformiteit, indirecte gevolgschade of verlies, inkomstenverlies, winstderving, productieverlies, verlies van opdrachten, etc.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
IClean vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
[eisers] , voor zover mogelijk hoofdelijk, te veroordelen om aan iClean tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 14.326,72, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans met de wettelijke rente, vanaf de vervaldag van elke (afzonderlijke) factuur over het per die vervaldag openstaande bedrag, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
[eisers] , voor zover mogelijk hoofdelijk, te veroordelen om aan iClean tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag ad € 918,27 te vermeerderen met btw althans een door de rechtbank in goede justitie naar billijkheid te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf de dag van het in deze te wijzen vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening;
[eisers] , voor zover mogelijk hoofdelijk, te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het ten dezen te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan [eisers] de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag van de voldoening;
[eisers] , voor zover mogelijk hoofdelijk, te veroordelen tot het opheffen van het gelegde beslag binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan [eisers] een aan iClean te verbeuren dwangsom van € 1.000,- per dag verschuldigd is althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
3.6.
Aan deze vordering legt iClean, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft [eisers] uitdrukkelijk afgezien van garantie. Dit betekent dat [eisers] dient te betalen voor de door iClean gewerkte uren aan de wasstraat en de door haar geleverde materialen. De vordering in reconventie - die betrekking heeft op facturen voor die werkzaamheden en die materialen - ligt dan ook voor toewijzing gereed.
3.7.
[eisers] voert verweer. [eisers] stelt allereerst dat hij met een (voormalig) werknemer van iClean genaamd [(voormalig) werknemer] een afspraak heeft gemaakt die inhield dat [eisers] voor verrichtte arbeid niet hoefde te betalen totdat de wasstraat goed functioneerde. Die afspraak heeft [(voormalig) werknemer] ook zo bevestigd per e-mail van 21 december 2017, zie productie 4 bij dagvaarding. Dat iClean nagenoeg alle facturen pas heeft verstuurd op
1 juli 2019 levert volgens [eisers] een bevestiging op van voornoemde gemaakte afspraak.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Internationale aspecten
4.1.
IClean is gevestigd in Nederland. [eisers] woont in [plaats] (België). De zaak heeft daarmee internationale aspecten, zodat de rechtbank allereerst ambtshalve dient te beoordelen of zij bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen.
4.2.
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord op grond van artikel 4 van de toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) omdat iClean, in dit geval de gedaagde, is gevestigd in Nederland. Nu de reconventionele vordering voortvloeit uit hetzelfde rechtsfeit waarop de conventionele vordering is gegrond, heeft de Nederlandse rechter ook ten aanzien van die vordering rechtsmacht (artikel 8 lid 3 EEX-Vo 2012).
4.3.
Vervolgens moet de rechtbank ambtshalve onderzoeken welk recht van toepassing is op het geschil. Die vraag moet beoordeeld worden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). In deze zaak is sprake van een koopovereenkomst van - zo neemt de rechtbank aan - een roerende zaak; nu beide partijen zich uitsluitend hebben beroepen op Nederlandse wetgeving neemt de rechtbank aan dat partijen daar ook vanuit zijn gegaan. In artikel 4 lid 1 sub a Rome I is bepaald dat (bij gebreke van een rechtskeuze overeenkomstig artikel 3 en onverminderd de artikelen 5 tot en met 8, die in deze zaak niet van toepassing zijn) de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. IClean is gevestigd c.q. heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is op het geschil.
De inhoudelijke beoordeling
4.4.
[eisers] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de koopovereenkomst op 19 juni 2019 met recht buitengerechtelijk is ontbonden. Deze ontbinding is gegrond op het feit dat iClean tekort is geschoten in de nakoming van de op grond van de koopovereenkomst op haar rustende verbintenis (artikel 6:74 BW) en op non-conformiteit van de wasstraat (artikel 7:17 BW).
Algemene voorwaarden
4.5.
Het meest verstrekkende verweer van iClean is dat zij zich tegen de gevolgen van non-conformiteit heeft geëxonereerd (artikel 9.1. van haar algemene verkoopwaarden). Het beding waarop iClean zich beroept luidt als volgt:
9.
Aansprakelijkheid
9.1.
De aansprakelijkheid uitgewerkt in §8, Garantie, is uitsluitend de enige aansprakelijkheid voor iClean met betrekking tot Defecten. Het vervangt elke aansprakelijkheid voor defecten, non-conformiteit of iedere andere onderneming voortvloeiende uit het toepasbare recht, handelsgebruiken of gebruiken van partijen. In het bijzonder zal iClean niet aansprakelijk zijn voor indirecte- of gevolgschade of verlies, daaronder inbegrepen, maar niet beperkt tot, verlies of schade van enig product, grondstof, voorzieningen of materialen, inkomstenverlies, winstderving, productieverlies (de stillegging van de productie of vertragingen inbegrepen), verlies van opdrachten, contractuele aansprakelijkheid of vertragingsschade opeisbaar door een derde partij bij de koper of ieder ander financieel verlies, alle kosten of verliezen resulterende uit zakelijke veranderingen (terugroepacties voor producten door koper inbegrepen), schade toegebracht aan ieder ander goed welke niet door iClean is geleverd of iedere andere gedraging, nalatigheid of tekortkoming door iClean.
9.2.
De limitering van aansprakelijkheid uitgewerkt in §9.1 zal niet van toepassing zijn ingeval er sprake is van opzet of grove schuld aan de kant van iClean.
4.6.
[eisers] heeft vervolgens primair aangevoerd dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn verklaard op de koopovereenkomst. Subsidiair voert [eisers] aan dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en meer subsidiair stelt hij dat het beding waarop iClean zich beroept onredelijk bezwarend is. [eisers] beroept zich daarmee op verweren die zijn gegrond op afdeling 3 van titel 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.7.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een overeenkomst tussen twee partijen die handel(d)en in de uitoefening van beroep of bedrijf en die niet beiden in Nederland gevestigd zijn. Carwash Splash was immers gevestigd te België. Op grond van artikel 6:247 lid 2 BW is titel 5, afdeling 3 in dat geval niet van toepassing, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst.
4.8.
Echter kan van het uitgangspunt van artikel 6:247 lid 2 BW worden afgeweken indien beide partijen de toepasselijkheid van afdeling 6.5.3. hebben aanvaard. Artikel 6:247 lid 2 BW is namelijk niet van dwingend recht. Op de mondelinge behandeling hebben partijen gedebatteerd over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, de ter handstelling daarvan en over de vraag of het exoneratiebeding al dan niet onredelijk bezwarend is. IClean heeft verder niet aangevoerd dat de daarop betrekking hebbende artikelen 6:232, 233 en 234 BW - die alle zijn opgenomen in afdeling 6.5.3 - in dit geval niet van toepassing zouden zijn op de overeenkomst tussen partijen. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat partijen hebben aanvaard dat afdeling 6.5.3 van toepassing is op de overeenkomst.
Algemene voorwaarden van toepassing?
4.9.
Gelet op het verweer van [eisers] moet allereerst worden beoordeeld of de algemene voorwaarden in dit geval van toepassing zijn op de koopovereenkomst.
Deze vraag moet beantwoord worden aan de hand van artikel 3:33 en artikel 3:35 BW.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat de algemene voorwaarden van iClean op de koopovereenkomst van toepassing zijn. In de orderbevestiging van 22 september 2017 staat op de allerlaatste pagina in niet mis te verstane bewoordingen vermeld dat de algemene verkoopvoorwaarden van toepassing zijn op de offerte. Deze orderbevestiging is door eiseres sub 2 namens Carwash Splash ondertekend. Met de ondertekening van de orderbevestiging heeft Carwash Splash naar het oordeel van de rechtbank de gelding van de door iClean gehanteerde algemene verkoopvoorwaarden aanvaard. De stelling van [eisers] dat hij de algemene voorwaarden niet kent doet daar, gezien het bepaalde in artikel 6:232 BW, niet aan af.
De rechtbank volgt [eisers] niet in het verweer dat uit de orderbevestiging de toepasselijkheid van algemene voorwaarden niet kan worden afgeleid omdat de overeenkomst reeds op 20 september 2017 mondeling is gesloten en de toepasselijk-verklaring dateert van daarna. Naar het oordeel van de rechtbank betreft de – door Carwash Splash uitdrukkelijk voor akkoord ondertekende – schriftelijke orderbevestiging een nadere uitwerking c.q. aanvulling van de eerder gesloten mondelinge koopovereenkomst, zodat iClean daaraan zijn beroep op zijn algemene voorwaarden kan ontlenen.
Algemene voorwaarden ter hand gesteld?
4.11.
Gezien het verweer van [eisers] is de vervolgvraag of [eisers] met recht een beroep kan doen op artikel 6:233 sub b jo. 234 BW. [eisers] voert aan dat iClean de algemene voorwaarden niet aan hem ter hand heeft gesteld. iClean stelt dat de algemene verkoopvoorwaarden wel degelijk ter hand zijn gesteld.
4.12.
Artikel 6:234 lid 1 BW bepaalt dat de gebruiker zijn wederpartij onder andere een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen voldaan indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand heeft gesteld. [eisers] heeft op de mondelinge behandeling erkend dat de algemene voorwaarden waren gevoegd bij een kort voorafgaand aan de koopovereenkomst uitgebrachte offerte van iClean. Dit betekent dat iClean reeds daarmee een redelijke mogelijkheid heeft geboden aan [eisers] om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Slotsom is dan ook dat het beroep van [eisers] op art. 6:233 sub b jo. 234 BW niet slaagt.
Exoneratiebeding
4.13.
Blijkens de tekst van artikel 9.2 van de algemene verkoopvoorwaarden geldt de uitsluiting van de aansprakelijkheid niet in geval van opzet of grove schuld van iClean. [eisers] heeft echter niet gesteld dat sprake is geweest van opzet of grove schuld van iClean. Dat betekent dat iClean in beginsel een beroep kan doen op het exoneratiebeding uit zijn algemene verkoopvoorwaarden. Partijen zijn het beding immers overeengekomen (
pacta sunt servanda). Dat is alleen anders indien het beding aangemerkt moet worden als onredelijk bezwarend dan wel indien een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Exoneratie onredelijk bezwarend?
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] bij de koopovereenkomst niet aangemerkt kan worden als consument; hij, althans Carwash Splash, heeft die overeenkomst immers gesloten in de uitoefening van beroep of bedrijf. Dit brengt mee dat hij geen rechtstreeks beroep kan doen op artikel 6:237 sub b en/of f BW van de zogenaamde grijze lijst. Evenmin neemt de rechtbank reflexwerking aan. [eisers] runde destijds een carwashbedrijf en in dat kader is ook de koopovereenkomst met betrekking tot de wasstraat gesloten. Het enkele feit dat [eisers] een kleine zelfstandige is c.q. was, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om reflexwerking aan te nemen.
4.15.
Het voorgaande laat onverlet dat ook een ondernemer een beroep kan doen op vernietiging van een beding in de algemene voorwaarden omdat het beding onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 sub a BW. Bij de toetsing van een beding in algemene voorwaarden aan dat artikel dienen alle omstandigheden van het geval, zoals bekend op het moment van contractsluiting, te worden meegewogen. Daarbij geldt dat een concrete, op het geschil tussen partijen toegespitste beoordeling dient plaats te vinden (HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6135). Het is aan [eisers] , die de stelplicht draagt, om te stellen en te onderbouwen dat en waarom een beding in algemene voorwaarden van iClean onredelijk bezwarend is.
4.16.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat het beding onredelijk bezwarend is voert [eisers] aan dat het beding zeer vergaand is, dat [eisers] een zeer kleine ondernemer is/was en dat hij de koopovereenkomst nooit gesloten zou hebben indien hij de inhoud van het beding waarop iClean zich beroept, had gekend.
4.16.1.
Zoals hiervoor overwogen onder r.o. 4.15, dient bij de uit te voeren toets een concrete, op het geschil tussen partijen toegespitste beoordeling plaats te vinden. Door [eisers] zijn echter geen concrete feiten en/of omstandigheden gesteld die maken dat in dit concrete geval de exoneratie voor hem onredelijk bezwarend is. [eisers] heeft volstaan met in algemene bewoordingen te stellen dat het beding vergaand is. Het enkele feit dat [eisers] – als gevolg van het beding – zijn schade niet kan verhalen maakt het beding niet onredelijk bezwarend; dit is immers inherent aan ieder (succesvol) beroep op een exoneratie. [eisers] stelt verder dat hij een zeer kleine ondernemer is. Ook dat argument is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat het beding onredelijk bezwarend is. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die verder niet zijn gesteld.
Als derde en laatste argument voert [eisers] aan dat hij de koopovereenkomst nooit gesloten zou hebben indien hij de inhoud van het beding had gekend. Het feit dat [eisers] de algemene voorwaarden niet heeft gelezen, terwijl ze wel uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst en ter hand zijn gesteld, komt echter voor zijn eigen rekening en risico. Aan de onbekendheid met het beding kan hij dan ook geen argument ontlenen om het beding als onredelijk bezwarend te kwalificeren.
4.16.2.
De slotsom is dat de door [eisers] aangevoerde omstandigheden van het geval, bezien in onderling verband, naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie kunnen dragen dat het exoneratiebeding in artikel 9.1 van de algemene verkoopvoorwaarden van iClean op zich zelf als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt.
Beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
4.17.
Voor zover [eisers] met zijn stellingen beoogt tevens een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid te doen, overweegt de rechtbank als volgt. Bij een dergelijk beroep dient te worden uitgegaan van de omstandigheden die zich voordoen op het moment waarop een beroep op het beding wordt gedaan.
4.18.
Door [eisers] zijn in dat kader geen andere (bijkomende) feiten en/of omstandigheden aangevoerd dan hiervoor omschreven. Die argumenten staan op zichzelf niet in de weg aan het inroepen van het beding. Dit zou nog anders kunnen zijn afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en ernst van de gebleken tekortkoming en de mate van verwijtbaarheid. Maar daartoe heeft [eisers] onvoldoende gesteld. Zonder nadere toelichting kunnen de door [eisers] genoemde omstandigheden dan ook niet het oordeel rechtvaardigen dat een beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De vordering onder 5 en 6
4.19.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen onder 5 en 6 - die betrekking hebben op schadevergoeding als gevolg van de gestelde non-conformiteit van de wasstraat - afstuiten op het geslaagde beroep door iClean op het exoneratiebeding. Dit brengt mee dat die vorderingen integraal zullen worden afgewezen.
De vordering onder 1
4.20.
De vraag is vervolgens wat het geslaagde beroep door iClean op het exoneratiebeding betekent voor de overige vorderingen van [eisers] . De rechtbank zal allereerst ingaan op de vordering onder 1. Onder 1 vordert [eisers] primair om voor recht te verklaren dat de overeenkomst ter zake van de wasstraat rechtsgeldig door [eisers] is ontbonden. Ter onderbouwing van die vordering stelt [eisers] dat de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden vanwege een tekortkoming in de nakoming bestaande uit non-conformiteit van de wasstraat (art. 6:74 BW jo. 7:17 BW). Zoals bovenstaand overwogen kan iClean zich - voor wat betreft haar aansprakelijkheid - met recht beroepen op het in zijn algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding. Dit laat naar het oordeel van de rechtbank evenwel onverlet dat [eisers] in dit geval ter onderbouwing van zijn buitengerechtelijke ontbinding een beroep kan doen op non-conformiteit. Immers volgt uit het exoneratiebeding slechts dat de aansprakelijkheid van iClean voor non-conformiteit is uitgesloten, daarbij gaat het dus om de schade die uit het beroep daarop voortvloeit. Uit het beding volgt niet dat [eisers] in het kader van (buitengerechtelijke) ontbinding geen beroep zou kunnen doen op non-conformiteit.
4.21.
[eisers] heeft afgezien van garantie. Dat laat echter onverlet dat het [eisers] vrijstaat om ter onderbouwing van zijn buitengerechtelijke ontbinding een beroep te doen op non-conformiteit.
Wasstraat non-conform?
4.22.
Gelet daarop zal de rechtbank de vraag dienen te beantwoorden of de door iClean geleverde en geplaatste wasstraat zoals [eisers] stelt non-conform is. Artikel 7:17 lid 1 BW bepaalt dat de afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Lid 2 van dat artikel bepaalt vervolgens dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
4.23.
Vooropgesteld wordt dat het gaat om een wasstraat die bestemd is om dagelijks intensief, dus vele malen, te worden gebruikt. Mede gelet op dat intensieve gebruik brengt het feit dat er zo nu en dan storingen optreden nog niet mee dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Dat is pas het geval indien de zaak niet de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan de aanwezigheid niet behoefde te worden betwijfeld.
4.24.
Vast staat dat de wasstraat in november/december 2017 door iClean is geleverd en is geplaatst bij [eisers] . iClean stelt dat de eerste maand(en) nodig zijn om de wasstraat goed af te stellen, zeker in een geval als deze waarin een aantal onderdelen uit een oude wasstraat worden hergebruikt. Die stellingname komt de rechtbank aannemelijk voor. De storingen die in de maanden november en december 2017 hebben plaatsgevonden kunnen daarom naar het oordeel van de rechtbank in zoverre niet dienen als onderbouwing van de stelling dat de wasstraat niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.25.
Uit de stellingen van [eisers] volgt dat er zich in het jaar 2018 vervolgens - in de periode januari tot en met oktober 2018 - in totaliteit minimaal 16 storingen hebben voorgedaan aan de wasstraat. Die storingen zijn door [eisers] telkens gemeld aan iClean. In november 2018 is de wasstraat vervolgens volledig uitgevallen. Over de maanden januari tot en met oktober 2018 kampte de wasstraat dus gemiddeld genomen met in ieder geval 1,6 storing per maand. Verder is door [eisers] voldoende gemotiveerd gesteld dat [eisers] de wasstraat in het jaar 2018 als gevolg van die storingen zeer regelmatig dagen in het geheel niet kon gebruiken. Verder heeft [eisers] voldoende onderbouwd gesteld dat als gevolg van de onbetrouwbaarheid van de wasstraat meerdere klanten van [eisers] definitief zijn afgehaakt.
In het licht van de veelheid van de storingen en de gevolgen voor de bedrijfsvoering daarvan in combinatie met het feit dat het een nagenoeg nieuwe wasstraat betreft, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een wasstraat die niet de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn. Dit betekent dat de afgeleverde zaak in dit geval niet aan de overeenkomst beantwoordde, hetgeen een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van iClean oplevert.
4.26.
IClean heeft nog verwezen naar een overzicht van storingen van de oude wasstraat van [eisers] . Volgens iClean volgt daaruit dat die wasstraat met een soortgelijk aantal storingen kampte; over het storingsaantal aan die wasstraat heeft [eisers] nooit geklaagd, aldus iClean. iClean miskent echter met die stelling dat de voormalige wasstraat van [eisers] , zoals door [eisers] onbetwist gesteld, een relatief oude wasstraat betrof. De storingsaantallen van die wasstraat kunnen dan ook niet één op één vergeleken worden met de in geschil zijnde wasstraat, die immers volledig nieuw was, behoudens het hergebruik van een aantal onderdelen van de oude wasstraat van [eisers] .
4.27.
IClean stelt verder dat de wasstraat blijkens de uitgelezen teller gedurende de eerste zeven maanden van 2018 10.345 wassingen heeft gedraaid, hetgeen neerkomt op 50 wassingen per dag gemiddeld. Dat doet er echter niet aan af dat het aantal wassingen – zonder bovengenoemde storingen – veel hoger zou kunnen zijn, zodat dat dan ook niet als argument kan dienen voor de stelling dat de wasstraat wel aan de overeenkomst beantwoordde. Dit weegt temeer nu uit de door iClean uitgebrachte offerte blijkt dat de wasstraat gebruikt zou kunnen worden voor maximaal 30 voertuigen per uur.
4.28.
IClean stelt zich daarnaast op het standpunt dat [eisers] in strijd met de overeenkomst en het onderhoudscontract geen onderhoud heeft laten plegen en de bedongen trainingen niet heeft gevolgd. Indien [eisers] dat onderhoud wel had laten uitvoeren en de bedongen trainingen had gevolgd, dan had een groot deel van de storingen voorkomen kunnen worden, aldus iClean. [eisers] betwist dat hij geen onderhoud heeft laten plegen. Door [eisers] is voldoende onderbouwd gesteld dat iClean in het jaar 2018 wel degelijk twee keer onderhoud heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat ook genoegzaam uit de facturen waarvan iClean in reconventie betaling vordert (zie het hierna overwogene onder het kopje ‘onderhoudswerkzaamheden’).
[eisers] stelt dat in de koopovereenkomst weliswaar is opgenomen dat [eisers] verplicht was om trainingen te volgen, maar dat een medewerker van iClean aan hem te kennen had gegeven dat die verplichting weliswaar (zoals in alle koopovereenkomsten van iClean) was opgenomen in de overeenkomst maar dat die verplichting voor [eisers] , gelet op de ervaring van [eisers] in de branche, niet gold. Die stelling is door iClean vervolgens niet gemotiveerd weersproken. Deze verweren van iClean worden daarom gepasseerd.
4.29.
IClean voert verder aan dat een groot deel van de storingen is gelegen in de eigen risicosfeer van [eisers] , zoals storingen door het gebruik van vuil water. [eisers] heeft echter onbetwist gesteld dat vuil water in de periode 2018 nooit als potentiële oorzaak van (een deel van) de storingen is genoemd door iClean. Dat standpunt wordt bevestigd door het feit dat uit de werkbonnen van destijds niet volgt dat vuil water een oorzaak zou zijn van (een deel van) de problemen aan de wasstraat. Dat iClean later, in 2019, alsnog op de werkbonnen heeft bijgeschreven dat bepaalde storingen veroorzaakt werden door vuil water doet er niet aan af dat die oorzaak in 2018 kennelijk niet met [eisers] is besproken.
4.30.
[eisers] heeft de koopovereenkomst dan ook met recht op 19 juni 2019 buitengerechtelijk ontbonden. Dit betekent dat de primaire vordering onder 1 kan worden toegewezen.
De gevolgen van de ontbinding: ongedaanmaking (de vordering onder 2 en 3)
4.31.
Door de ontbinding zijn partijen bevrijd van de door de ontbinding getroffen verbintenissen uit de overeenkomst en is voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaan. Dit volgt uit artikel 6:271 BW.
4.32.
Dit betekent in dit geval dat [eisers] de wasstraat zal moeten terugleveren aan iClean en dat iClean de door [eisers] betaalde koopprijs aan [eisers] moet restitueren. De vorderingen onder 2 en 3 - waartegen voor het overige geen verweer is gevoerd - hebben betrekking op die ongedaanmakingsverbintenissen en kunnen worden toegewezen.
De wettelijke rente kan zoals primair gevorderd vanaf 2 juli 2019 worden toegewezen.
De gevorderde dwangsom zal evenwel worden gemaximeerd zoals in het dictum weergeven.
Buitengerechtelijke incassokosten (de vordering onder 4)
4.33.
[eisers] heeft onweersproken gesteld dat iClean een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. [eisers] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde tarief komt overeen met de vergoeding als bedoeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering onder 4 kan daarom worden toegewezen.
Beslagkosten (de vordering onder 7)
4.34.
Onder 7 vordert [eisers] om iClean te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.602,84 ter zake van kosten conservatoir beslag. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden (exclusief griffierecht, welke kosten hieronder zullen worden meegenomen bij de proceskosten) begroot op € 1.357,41 voor verschotten en € 1.707,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 1.707,00). De totale toe te wijzen beslagkosten komen daarmee uit op: € 3.064,41.
4.35.
iClean zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eisers] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 106,34
- griffierecht 1.639,00
- salaris advocaat
2.560,50(1,5 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 4.305,84.
in reconventie
4.36.
iClean vordert onder 1 in reconventie om [eisers] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.326,72 ter zake van onbetaald gelaten facturen.
Onderhoudswerkzaamheden
4.37.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij het sluiten van de koopovereenkomst ook een onderhoudscontract tussen hen is overeengekomen. Evenmin is tussen partijen in geschil dat iClean onderhoudswerkzaamheden heeft verricht voor [eisers] op grond van die overeenkomst en dat een gedeelte van de facturen waarvan iClean in deze procedure betaling vordert daarop betrekking heeft. Op de mondelinge behandeling heeft [eisers] ook erkend dat hij gehouden is dat deel van de facturen te voldoen. Dit betekent dat dat gedeelte van de facturen - voor zover dat deel is te destilleren uit de facturen - kan worden toegewezen.
4.38.
Op de mondelinge behandeling heeft iClean toegelicht dat de facturen van € 823,75 en € 1.021,34 betrekking hebben op het door iClean verrichtte onderhoud aan de wasstraat. iClean verwijst daarbij naar de betreffende facturen, de bijbehorende werkbonnen en het overzicht van productie 9 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie.
4.38.1.
De rechtbank stelt vast dat de factuur van 27 maart 2018 met factuurnummer [nummerreeks] van € 823,75 volledig betrekking heeft op gepleegd onderhoud, zodat die factuur kan worden toegewezen.
4.38.2.
Uit voornoemd overzicht van productie 9 leidt de rechtbank af dat de factuur van
1 juli 2019 met factuurnummer [nummerreeks] van € 1.021,34 gedeeltelijk ziet op gepleegd onderhoud en gedeeltelijk ziet op het verhelpen van een storing. Uit de factuur c.q. het overzicht van productie 9 leidt de rechtbank af dat een bedrag van € 696,25 van deze factuur betrekking heeft op onderhoud. De rechtbank zal dat deel van de factuur met factuurnummer [nummerreeks] daarom toewijzen. Voor zover iClean heeft willen stellen dat het gedeelte van die factuur dat ziet op onderhoud groter is, heeft iClean die stelling onvoldoende onderbouwd.
4.38.3.
[eisers] zal gezien het voorgaande worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.520,- aan iClean. De primair gevorderde wettelijke handelsrente over dat bedrag en de gevorderde hoofdelijkheid kan als niet weersproken worden toegewezen.
Overige werkzaamheden
4.39.
Ter onderbouwing van de overige facturen voert iClean het volgende aan. Deze facturen zien op werkzaamheden die iClean voor [eisers] heeft verricht. Bij het sluiten van de koopovereenkomst heeft [eisers] uitdrukkelijk afgezien van garantie tegen een prijskorting. Dit betekent dat [eisers] moet betalen voor de door iClean voor [eisers] verrichtte werkzaamheden en gebruikte materialen. [eisers] betwist voor het overige de verschuldigdheid van de door iClean opgestelde facturen. De door iClean geïnstalleerde wasstraat heeft nooit probleemloos gefunctioneerd. Met iClean is in die tijd afgesproken dat [eisers] geen rekeningen zou krijgen van iClean totdat de machine storingsvrij zou draaien. Dat is ook per e-mail bevestigd op 21 december 2017 door [(voormalig) werknemer] , (voormalig) werknemer van iClean (hierna: [(voormalig) werknemer] ). In eerste instantie leek het erop dat iClean zich aan die afspraak zou houden; in het jaar 2018 werden de nodige pogingen gedaan om de wasstraat storingsvrij aan het draaien te krijgen. Daar werden toen weliswaar werkbonnen voor uitgeschreven maar die werden inderdaad conform het bericht van [(voormalig) werknemer] niet gefactureerd. Pas toen [eisers] een advocaat in de arm heeft genomen is iClean die werkbonnen alsnog gaan factureren, waarbij nagenoeg alle facturen zijn gedateerd op 1 juli 2019. iClean betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt.
4.40.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van iClean die betrekking heeft op de overige facturen van iClean moet worden afgewezen. [eisers] heeft zijn stelling dat hij in december 2017 met iClean is overeengekomen dat hij niet hoefde te betalen voor werkzaamheden totdat de machine storingsvrij zou draaien voldoende onderbouwd, terwijl iClean die stelling onvoldoende onderbouwd heeft betwist. Daartoe is het volgende van belang.
4.40.1.
[eisers] verwijst naar e-mailcorrespondentie van 21 december 2017. Daaruit blijkt dat [eisers] op 21 december 2017 het volgende aan iClean heeft bericht:
Ik zal vandaag de laatste betaling doen.
Ik zou wel willen dat de machine binnenkort eindelijk eens perfect gaat draaien. Wil je dit nog bevestigen per mail? Dat er GEEN facturen gestuurd worden na de laatste betaling totdat de machine optimaal werkt.
Per e-mail van 21 december 2017 heeft [(voormalig) werknemer] namens iClean het volgende geantwoord:
Ik wil u beide allereerst bedanken voor uw geduld, en excuses nogmaals voor de opstart problemen. Ik vind dit echt oprecht heel spijtig.
Natuurlijk gaat u geen rekeningen krijgen van de techniekers die er zijn geweest en nog gaan komen. Eerst moet de machine storingsvrij draaien, dat is de afspraak.
4.40.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] zijn stelling met bovengenoemde e-mailcorrespondentie voldoende heeft onderbouwd. In die namens iClean door [(voormalig) werknemer] aan [eisers] verzonden e-mail wordt immers expliciet bevestigd dat er met [eisers] een afspraak is gemaakt inhoudende dat iClean geen rekeningen zou sturen voor de verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden door de techniekers tot aan het moment waarop de machine storingsvrij draait.
Daar komt nog bij dat niet in geschil is dat er vervolgens in 2018 door iClean meerdere malen werkzaamheden zijn verricht aan de wasstraat, welke werkzaamheden in eerste instantie niet zijn gefactureerd. Dat levert naar het oordeel van de rechtbank een bevestiging op van de stelling van [eisers] dat de afspraak wel degelijk is gemaakt.
4.40.3.
De enkele blote ontkenning door iClean dat een dergelijke afspraak is gemaakt is in dat licht bezien onvoldoende. De stelling van iClean dat de werkbonnen in 2018 in eerste instantie niet zijn gefactureerd omdat “die op het bureau van [(voormalig) werknemer] zijn blijven liggen” en dat [(voormalig) werknemer] gezegd zou hebben dat “die werkbonnen nog gefactureerd moesten worden”, acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Zo is er geen duidelijke verklaring gegeven waarom die werkbonnen - in sommige gevallen zelfs zes maanden - zijn blijven liggen bij iClean (in eerste instantie bij [(voormalig) werknemer] die kennelijk in maart 2019 uit dienst is gegaan). Bovendien heeft iClean zijn stelling niet middels een verklaring van [(voormalig) werknemer] nader onderbouwd. Dat betekent dat [eisers] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de afspraak is gemaakt en dat iClean die stelling onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.40.4.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord wat er in het kader van de gemaakte afspraak moet worden verstaan onder “storingsvrij draaien” van de wasstraat. [eisers] stelt dat dit in zijn beleving betekende dat de machine enkele maanden zonder storing moest draaien. De wasstraat heeft nooit storingsvrij gedraaid zodat [eisers] niet gehouden is de facturen van iClean te voldoen. IClean stelt dat het een utopie is om te denken dat een wasstraat die [eisers] heeft gekocht maandenlang storingsvrij zal draaien. Volgens iClean is het volstrekt gebruikelijk dat een dergelijke machine regelmatig een storing geeft.
4.40.5.
De vraag hoe deze terminologie moet worden uitgelegd kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuivere taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste rechtspraak immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.40.6.
De rechtbank leidt uit het feit dat [(voormalig) werknemer] - zonder dat daarvoor een overtuigende uitleg is gegeven - werkbonnen in de periode eerste kwartaal 2018 niet heeft gefactureerd, af dat de wasstraat in die periode in ieder geval niet storingsvrij heeft gedraaid als bedoeld in de gemaakte nadere afspraak. In die periode kampte de wasstraat blijkens de werkbonnen van iClean en e-mailcorrespondentie maandelijks met minimaal één storing. Uit diezelfde documenten leidt de rechtbank af dat de wasstraat in de periode daarna (behoudens de maand juli en oktober 2018) ook maandelijks met minimaal één en soms zelfs drie storingen kampte. Dat de machine op enig moment wel storingsvrij heeft gedraaid is door iClean in dat licht bezien onvoldoende onderbouwd.
4.40.7.
De conclusie van het voorgaande is dat [eisers] gezien de met [(voormalig) werknemer] gemaakte afspraak niet gehouden is de facturen van iClean te voldoen die betrekking hebben op de door iClean verrichtte werkzaamheden. Dat partijen (aanvankelijk) in de koopovereenkomst zijn overeengekomen dat [eisers] af zou zien van garantie doet hieraan niet af omdat [eisers] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat er in december 2017 een andersluidende afspraak is gemaakt met iClean. Het overige deel van de vorderingen wordt daarom afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten (de vordering onder 2)
4.41.
IClean heeft onweersproken gesteld dat [eisers] buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. IClean heeft voldoende onderbouwd gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De rechtbank berekent het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten op basis van het toegewezen bedrag conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op: € 228,- (15% over € 1.520,-). De vordering onder 2 kan tot dat bedrag worden toegewezen. De wettelijke rente over die kosten kan eveneens zoals gevorderd worden toegewezen, met dien verstande dat onder de term ‘dagvaarding’ wordt verstaan de ‘conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie’.
4.42.
IClean vordert om het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met btw. De gevorderde btw is niet toewijsbaar nu niet gesteld en/of gebleken is dat voor de btw een aanmaning heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 6:96 lid 6 BW. Dat deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Opheffing van het gelegde beslag (de vordering onder 4)
4.43.
Onder 4 vordert iClean om [eisers] te veroordelen, zover mogelijk hoofdelijk, tot het opheffen van het gelegde beslag binnen drie dagen op straffe van een dwangsom.
4.44.
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de vordering van [eisers] in hoofdsom tot een bedrag van € 114.000,- zal worden toegewezen. De vordering in reconventie is uitsluitend gestoeld op de stelling dat de vordering van [eisers] in conventie integraal moet worden afgewezen. Nu uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vordering van [eisers] wel (gedeeltelijk) wordt toegewezen, zal deze vordering worden afgewezen.
De proceskosten (de vordering onder 3)
4.45.
Een aanzienlijk deel van de vordering wordt afgewezen. Echter, aangezien iClean de vordering heeft moeten instellen om een deel van de facturen vergoed te krijgen, wordt [eisers] desalniettemin in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten op basis van het toegewezen bedrag op 1,5 punt x tarief € 478,00= € 717,-. De gevorderde wettelijke rente daarover kan worden toegewezen.
4.46.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst ter zake de wasstraat op 19 juni 2019 rechtsgeldig door [eisers] is ontbonden,
5.2.
veroordeelt iClean om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 114.000,00 (éénhonderdveertienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 2 juli 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt iClean tot het ophalen van de gedemonteerde wasstraat binnen een termijn van 14 dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat iClean niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000 is bereikt,
5.4.
veroordeelt iClean tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 1.915,- ter zake buitengerechtelijke (incasso)kosten,
5.5.
veroordeelt iClean in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.064,41,
5.6.
veroordeelt iClean in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 4.305,84,
5.7.
verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de onderdelen 5.2. t/m 5.6. uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan iClean tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.520,- (duizend vijfhonderdentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van de vervaldag van elke (afzonderlijke) factuur over het per die vervaldag openstaande en verschuldigde bedrag tot de dag van volledige betaling,
5.10.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd om aan iClean tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 228,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie tot aan de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van iClean tot op heden begroot op € 717,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.12.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat indien [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.13.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021 door mr. R.A.J. van Leeuwen. [1]

Voetnoten

1.type: KB