Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de rolbeslissing van 15 april 2020,
- de akte van [gedaagde] ,
- de akte van [eiseres] ,
- de zijdens [eiseres] genomen akte inbrenging stukken alsmede wijziging van eis met producties 16 tot en met 18,
- de door [gedaagde] ten behoeve van de mondelinge behandeling ingebrachte producties 10 tot en met 19,
- de door [eiseres] ten behoeve van de mondelinge behandeling ingebrachte producties 19 tot en met 21,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 januari 2021.
2.De feiten
tot het binnen vier weken nadat dit arrest aan hem is betekend:
- verstrekken van een overzicht van alle omgeleide betalingen en onttrokken gelden met bijbehorende facturen en bankafschriften, althans voor zover [eiseres] (zoals de rechtbank “ [gedaagde] ” leest)
tot die afschriften geen toegang heeft, bankrekeningnummers en tenaamstelling van de bankrekeningen, waarop sinds maart 2016 betalingen verschuldigd door debiteuren van de Holding (waaronder Weidelco) zijn verricht, en, - verstrekken van een overzicht van alle rekening courant verhoudingen die de Holding met anderen (waaronder [gedaagde] ), met uitzondering van banken, sinds maart 2016 onderhoudt of heeft onderhouden en van alle boekingen die op die rekening courant verhoudingen zijn of worden verricht;
tot die afschriften geen toegang heeft, bankrekeningnummers en tenaamstelling van de bankrekeningen, waarop sinds maart 2016 betalingen verschuldigd door debiteuren van de Holding (waaronder Weidelco) zijn verricht tot en met het moment van het wijzen van dit vonnis en alle daarop volgende bankafschriften voor zolang de man doorgaat met het omleiden van de geldstromen van de Holding naar niet aan de Holding toebehorende bankrekeningen, waartoe in ieder geval behoren alle afschriften van (..)
3.Het geschil
4.De beoordeling
“veroordeelt [gedaagde] : A. tot het binnen vier weken nadat dit arrest aan hem is betekend: verstrekken van (..) sinds maart 2016 (..)”.Dit duidt op ten tijde van het wijzen van het arrest bestaande gegevens. Noch uit de letterlijke bewoordingen van het dictum onder A, noch anderszins, valt uit het arrest van het hof op te maken dat de veroordeling onder A zich (mede) uitstrekt over nog niet bestaande gegevens ter zake de periode na de datum van het wijzen van het arrest. De veroordeling behelst, gelet hierop, dus de gehoudenheid tot het verstrekken van gegevens tot 22 januari 2019. De vraag tot overlegging van welke gegevens [gedaagde] gehouden was, gelet op de veroordeling onder A, alsook de inhoud van het arrest, wordt hierna beantwoord.
een overzicht van alle omgeleide betalingen en onttrokken gelden met bijbehorende facturen en bankafschriften”.Uit rov. 3.11 van het arrest van het hof volgt dat het hof met het gebruik van de term “omgeleide betalingen” en “onttrokken gelden” in voormelde zinssnede uit zijn dictum het oog heeft gehad op “gelden/bedragen waarvoor geldt dat [gedaagde] – onweersproken – zonder instemming van [eiseres] als medebestuurder, heeft bewerkstelligd dat deze gelden/bedragen, die aan de Holding moesten worden betaald, aan [gedaagde] zijn betaald c.q. toegekomen, terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] aanspraak kon maken op deze bedragen”. Deze bedragen zijn volgens het hof dan ook onrechtmatig aan de Holding onttrokken. [eiseres] heeft volgens het hof als certificaathoudster en medebestuurder recht op rekening en verantwoording ten aanzien van die onttrekkingen (rov. 3.12). Dit oordeel heeft geleid tot de veroordeling onder A van het dictum. In het verlengde daarvan is [gedaagde] , naar de rechtbank begrijpt, tevens veroordeeld tot het verschaffen van inzicht in de rekening-courant verhouding met anderen. [gedaagde] heeft immers zelf aangegeven dat hij de onttrokken bedragen in rekening-courant heeft geboekt (als een schuld aan de Holding).
“een overzicht van alle rekening courant verhoudingen die de Holding met anderen (waaronder [gedaagde] ) (..) sinds maart 2016 onderhoudt of heeft onderhouden(..) en van alle boekingen die op die rekening courant verhoudingen zijn of worden verricht”. In het kader van de alimentatieprocedure bij het hof zijn, onbetwist, tijdig verstrekt: de rekening-courant overzichten over de jaren 2016, 2017 en 2018 van de verhouding van de Holding met “rek. courant directie PW” en “rek. courant aandeelhoud” (productie 3 conclusie van antwoord, productie 9, 10 en 11 Memorie na verwijzing). Het verwijt dat [eiseres] [gedaagde] maakt, daar waar het de rekening-courant overzichten betreft, is dat er geen enkel inzicht is gegeven in de rekening-courant verhouding met de erven [naam 2] en de zus van [gedaagde] (zie randnummer 52 dagvaarding). Dit terwijl die rekening-courant verhouding volgens [eiseres] , gelet op de verstrekte bankafschriften, wel degelijk moeten zijn ontstaan. [eiseres] laat echter na om deze stelling voldoende duidelijk te concretiseren. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet waaruit zou moeten volgen dat er sprake is van achtergehouden, tussen de Holding en de erven bestaande rekening-courant verhoudingen, en tussen de Holding en de zus bestaande rekening-courant verhoudingen, zodat daarmee niet overzichten van “alle” rekening-courant verhoudingen zijn verstrekt. Het gestelde onder randnummer 47 e.v. dagvaarding, wat daar ook van zij, maakt dit in ieder geval onvoldoende inzichtelijk. Deze stellingen lijken betrekking te hebben op rekening-courant verhoudingen met [gedaagde] in privé. Dat er concrete aanwijzingen zouden zijn dat uit enige rekening-courant verhouding gedurende de periode 1 januari 2019 tot 22 januari 2019 een omleiding is gefabriceerd, en [gedaagde] daarom een overzicht van die rekening-courant verhouding over die periode had moeten verschaffen, is door [eiseres] evenmin gesteld. Gelet op het voorgaande, is door [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat er, daar waar de veroordeling van het hof ziet op de rekening-courant verhoudingen, dwangsommen zijn verbeurd.
4.425,00(2,5 punt × tarief € 1.770,00)