In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg op haar verzoek om inzage in de afgesloten hulpverleningsdossiers van haar beide zonen. De rechtbank Limburg heeft op 17 mei 2021 uitspraak gedaan en zich onbevoegd verklaard om op het beroep te beslissen. De rechtbank oordeelde dat verweerder in dit geval niet als bestuursorgaan beslist, zoals vereist onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres kan haar zonen machtigen om zelf een inzageverzoek in te dienen bij verweerder. Indien dit niet leidt tot de gewenste inzage, kunnen zij zich wenden tot de burgerlijke rechter. De rechtbank heeft het verzet van eiseres ongegrond verklaard en de buiten-zittingsuitspraak blijft in stand.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiseres niet was ondertekend, maar heeft besloten om van herstel af te zien, omdat het verzuim betrekking had op de ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft verder overwogen dat het verzoek om inzage door verweerder correct is opgevat als een verzoek op grond van de Jeugdwet en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waardoor de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over het beroep.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen griffierecht geheven wordt als de bestuursrechter onbevoegd is. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht voor het griffierecht, wat is toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en afschriften verzonden aan de betrokken partijen.