ECLI:NL:RBLIM:2021:4037

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
03.218553.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van babbeltruc en poging tot oplichting van ouderen

Op 12 mei 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en pogingen tot oplichting, voornamelijk gericht op ouderen. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.O.A.N. de Vries. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 april 2021, waarna de zitting werd onderbroken en op 12 mei 2021 werd voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd ouderen op te lichten door middel van babbeltrucs, waarbij zij valse sleutels gebruikten om toegang te krijgen tot bankpassen en pincodes. De verdachte heeft in totaal negen diefstallen gepleegd, waarbij zij geld heeft weggenomen van verschillende benadeelden. De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen, omdat er enkele taalfouten in stonden die de verdediging niet schaadden. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van de aangevers en camerabeelden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft jeugddetentie opgelegd, waarbij rekening is gehouden met haar leeftijd en ontwikkelingsfase. De verdachte is veroordeeld tot 365 dagen jeugddetentie, waarvan 190 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is een taakstraf van 200 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan de benadeelde partijen toegewezen, waaronder bedragen voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.218553.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1998,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 april 2021. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zitting is onderbroken tot 12 mei 2021. Op de zitting van 12 mei 2021 is het onderzoek formeel gesloten en is terstond uitspraak gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan een oplichting en een poging daartoe en zich in negen gevallen schuldig zou hebben gemaakt aan de diefstal van geld door middel van door een babbeltruc verkregen valse sleutel.
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder de feiten 9 en 10 stelt de rechtbank vast dat in de tekst het bestanddeel “tezamen en in vereniging met een ander” ontbreekt, terwijl de verdere tekst van de tenlastelegging wel ge-ent is op medeplegen.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de officier van justitie als steller van de tenlastelegging heeft bedoeld om medeplegen ten laste te leggen en zal de tenlastelegging verbeterd lezen en wel in die zin dat bij beide feiten na de pleegplaats wordt ingelezen “tezamen en in vereniging met een of meer anderen”.
De verdachte heeft ter terechtzitting ook bekend dat zij deze feiten samen met haar mededader heeft gepleegd. Zij wordt door deze verbeterde lezing niet in haar verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal de rechtbank deze ook verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor evenmin in de verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder verwijzing naar de verklaringen van de aangevers, voorhanden camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank waar het een bewezenverklaring van de feiten 3 en 8 betreft. Ter zake de overige ten laste gelegde feiten heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen verklaard kunnen worden, met dien verstande dat er bij de feiten 6 en 7 sprake is van een voorgezette handeling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien daarvan kan de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het ten laste gelegde bij de politie en ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit.
Feit 1:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 1.000,00 van mevrouw [benadeelde 1] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken bewezen, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 1] [2] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 2:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 1.000,00 van mevrouw [benadeelde 2] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken bewezen, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 2] [3] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 3:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 1.150,00 van de heer [benadeelde 3] door hem via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken bewezen, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 3] [4] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 4:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 1.000,00 van mevrouw [benadeelde 4] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken bewezen, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 4] [5] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 5:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 2.010,00 van de heer [benadeelde 5] door hem via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 5] [6] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 6:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om mevrouw [benadeelde 6] te Maastricht door een samenweefsel van verdichtsels te bewegen tot het afsluiten van een telefoonabonnement bij Vodafone, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 6] [7] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 7:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om mevrouw [benadeelde 6] te Rotterdam door een samenweefsel van verdichtsels te bewegen tot het afsluiten van een telefoonabonnement bij Vodafone, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 6] [8] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een voortgezette handeling, nu de feiten 6 en 7 in wezen hetzelfde verwijt betreffen, voortvloeiende uit één wilsbesluit. De rechtbank stelt vast dat de onder 6 bewezen verklaarde poging tot oplichting en de onder 7 bewezen verklaarde oplichting geen voortgezette handeling opleveren. Na het mislukt zijn van de oplichting in Maastricht hebben verdachte en haar mededader ervoor gekozen om naar Rotterdam te gaan om daar nogmaals te trachten een gelijksoortig feit te plegen. Derhalve is sprake van verschillende wilsbesluiten en elkaar in de tijd opvolgende gedragingen die niet zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen maar één verwijt kan worden gemaakt. Het verweer wordt verworpen.
Feit 8:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 250,00 van mevrouw [benadeelde 7] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 7] [9] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 9:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 1.000,00 van mevrouw [benadeelde 8] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 8] [10] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 10:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 2.995,00 van de heer [benadeelde 9] door hem via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 9] [11] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
Feit 11:
De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal van € 700,00 van mevrouw [benadeelde 10] door haar via een babbeltruc de bankpas en bijbehorende pincode afhandig te maken, gelet op:
- De aangifte door [benadeelde 10] [12] ;
- De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2021.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 13 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 1.000,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 2:
op 11 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 1.000,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 3:
op 28 augustus 2020 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 1.150,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 4:
op 28 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 1.000,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 5:
op 24 augustus 2020 in de gemeente Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 2.010,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 6:
op 17 oktober 2019 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van een telefoonabonnement, door
-zich voor te doen als iemand van Irakese komaf die in oorlog diens legitimatiepapieren is kwijtgeraakt, en
-zich voor te doen als diens dochter die een telefoon nodig zou hebben voor schoolwerkzaamheden, en
-die [benadeelde 6] vervolgens heeft bewogen tot het afsluiten van een telefoonabonnement bij Vodafone op basis van (haar) persoonlijke gegevens,
terwijl de feitelijke uitvoering van dat misdrijf niet is gelukt;
Feit 7:
op 17 oktober 2019 in de gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van een telefoonabonnement, door
-zich voor te doen als iemand van Irakese komaf die in oorlog diens legitimatiepapieren is kwijtgeraakt, en
-zich voor te doen als diens dochter die een telefoon nodig zou hebben voor schoolwerkzaamheden, en
-die [benadeelde 6] vervolgens heeft bewogen tot het afsluiten van een telefoonabonnement bij Mediamarkt op basis van (haar) persoonlijke gegevens;
Feit 8:
op 18 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 250,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 9:
op 18 oktober 2019 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 1.250,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte die weg te nemen hoeveelheid geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 10:
op 20 november 2019 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 2.995,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte die weg te nemen hoeveelheid geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
Feit 11:
op 30 december 2019 in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, Euro 700,-, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en haar mededader die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 6:
Medeplegen van poging tot oplichting;
Feit 7:
Medeplegen van oplichting;
Feit 8:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 9:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 10:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 11:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich conform het daartoe strekkend advies van de reclassering op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast en heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen waarvan 190 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het voorarrest dient in mindering te worden gebracht op het onvoorwaardelijk strafdeel, hetgeen feitelijk tot gevolg heeft dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de jeugdinrichting. Gedurende de proeftijd van drie jaren dient zij zich wel te houden aan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Het betreft een meldplicht, de plicht om mee te werken aan begeleiding door maatschappelijk werk en de plicht om mee te werken aan middelencontrole.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsvrouw heeft onder verwijzing naar het reclasseringsadvies gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zij pleit voorts voor oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de officier van justitie in haar strafeis te volgen, met dien verstande dat een standaard proeftijd voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een oplichting, een poging daartoe en negen diefstallen waarbij door middel van zogenoemde babbeltrucs de beschikking werd gekregen over pinpassen en bijbehorende pincodes. Oudere, goedgelovige en hulpvaardige mensen zijn hierbij gedupeerd. Ernstig gedupeerd zelfs. Niet alleen hebben zij financiële schade opgelopen, maar velen zijn ook erg bang geworden en hebben hun vertrouwen in hun medemens verloren. Het vertrouwen wat zij juist zo nodig hebben, nu zij met het verstrijken der jaren meer en meer afhankelijk worden van die medemens. Om dit alles heeft de verdachte zich geenszins bekommerd. Voor haar stond destijds kennelijk slechts haar eigen financiële gewin voorop, zodat zij kon feesten en haar drugsgebruik kon bekostigen.
Inmiddels heeft de verdachte wel last van haar geweten gekregen. Ter terechtzitting heeft ze spijt betuigd en zich ook zonder meer bereid verklaard om de schade aan de slachtoffers te vergoeden. Ze komt hierin oprecht over, mede omdat zij ook daadwerkelijk schoon schip heeft gemaakt. Waar ze zich namelijk aanvankelijk steeds op haar zwijgrecht beriep, heeft de verdachte in maart van dit jaar en ter terechtzitting een volledig bekennende verklaring afgelegd en zodoende verantwoordelijkheid voor haar daden genomen.
Ook heeft ze meegewerkt aan gedragskundig onderzoek.
In de reclasseringsrapporten van 24 maart 2021 en 15 april 2021 wordt de verdachte omschreven als een jonge vrouw die een onstabiele jeugd heeft gekend en al vroeg in aanraking is gekomen met verdovende middelen. Verder blijkt uit de rapporten dat een verstandelijke beperking wordt vermoed, nu zij op een lichtverstandelijk beperkt niveau functioneert op de gebieden verbaal begrip, perceptueel redeneren en verwerkingssnelheid en op een laag begaafd niveau op het gebied werkgeheugen. Daarnaast is er sprake van een geringe zelfredzaamheid en is zij ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning én beïnvloeding door volwassenen. De rechtbank vermoedt dat de ontvankelijkheid voor beïnvloeding door volwassenen in deze zaak ook een negatieve rol heeft gespeeld. De verdachte is immers niet eerder met justitie in aanraking geweest en heeft het merendeel van de bewezen verklaarde feiten samen met een volwassen mededader gepleegd, die naar haar zeggen het brein achter de babbeltrucs was. Zij heeft er wel zelf mee ingestemd, omdat ze snel geld wilde verdienen om te kunnen feesten en om haar drugsgebruik te bekostigen.
De vraag ligt nu voor wat een passende straf voor de verdachte is wanneer er naast de ernst van de gepleegde strafbare feiten ook rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsfase van deze jongvolwassene. In dit verband wordt van de rechtbank allereerst een oordeel gevraagd of het jeugdstrafrecht van toepassing moet worden verklaard. De Wet adolescentenstrafrecht maakt dit mogelijk voor meerderjarige verdachten tussen de 18 en 23 jaar oud, wanneer dit gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene de meest effectieve manier is om het gedrag positief te beïnvloeden en om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 21 en 22 jaar oud en is nu, ten tijde van de berechting, net 23 jaar oud. Haar leeftijd, in samenhang met het vermoeden van een verstandelijke beperking, het functioneren beneden kalenderleeftijd getuige de geringe zelfredzaamheid en haar ontvankelijkheid voor ondersteuning en beïnvloeding, hebben de reclassering doen adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen. Indachtig het hiervoor omschreven doel van de Wet adolescentenstrafrecht, zal de rechtbank dit advies van de reclassering overnemen.
De rechtbank beoogt namelijk met het opleggen van een straf aan de verdachte niet alleen de gepleegde strafbare feiten te vergelden, maar ook te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen door haar, gelet op haar ontwikkeling, zo gunstig mogelijk te beïnvloeden. Dit doel wil de rechtbank bereiken door een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen, waaraan zij een proeftijd van twee jaren zal verbinden. Dit is de maximale proeftijd gelet op het bepaalde in artikel 77y lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Gedurende die proeftijd dient de verdachte zich te houden aan een meldplicht, zich te laten begeleiden door maatschappelijk werk en mee te werken aan middelencontrole. De rechtbank zal in dit verband de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering in haar advies van 15 april 2021 zijn geformuleerd. Bij die formulering heeft de reclassering namelijk ook rekening gehouden met een eventuele overdracht aan de reclassering in België in het kader van het EU-Kaderbesluit WETS, gelet op de omstandigheid dat de verdachte in België woont. De uitvoerbaarheid van de geadviseerde voorwaarden in België is ook op voorhand door de reclassering onderzocht. De zaaksofficier kan contact met de afdeling WETS-ETM van het OM opnemen om een dergelijke overdracht te bewerkstelligen.
Concreet leiden alle bovenstaande overwegingen tot het opleggen van jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aangezien de duur van het voorarrest in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijk deel van de straf, betekent dit feitelijk dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de (jeugd)gevangenis.
Om de ernst van de gepleegde feiten te benadrukken, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf aan de verdachte opleggen voor de wettelijk maximaal toegestane duur van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen van de benadeelde partij
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van €1.450,00 ter zake van feit 2. Dit bedrag bestaat uit € 1.000,00 wegens geleden materiële schade en € 450,00 smartengeld. Daarnaast vordert mevrouw [benadeelde 2] wettelijke rente vanaf 11 juli 2020 en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 1.000,00 ter zake van feit 4. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade. Daarnaast vordert mevrouw [benadeelde 4] wettelijke rente vanaf 28 augustus 2020 en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 ter zake van feit 5. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade. Daarnaast vordert de heer [benadeelde 5] wettelijke rente vanaf 24 augustus 2020 en verzoekt hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voldoende onderbouwd zijn en hoofdelijk moeten worden toegewezen. Ook vordert zij dat de verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk wordt opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft zich met alle vorderingen tot schadevergoeding akkoord verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte tot een straf wordt veroordeeld wegens het onder feit 2, 4 en 5 ten laste gelegde, ten gevolge waarvan de benadeelde partijen schade stellen te hebben geleden. Dit betekent dat zij ontvankelijk zijn in hun vorderingen en de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering toe komt.
Ter zake de vordering van [benadeelde 2]
De rechtbank komt tot het oordeel dat het gevorderde bedrag geheel moet worden toegewezen, nu de vordering door de verdachte inhoudelijk niet is betwist en de aan deze vordering ten grondslag gelegde begroting van de schade aan haar redelijk voorkomt.
De rechtbank zal de verdachte daarom hoofdelijk veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf
11 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Ter bevordering dat de schade ook daadwerkelijk aan de benadeelde partij wordt vergoed, zal de rechtbank aan de verdachte tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Conform de landelijke afspraken tussen jeugdrechters, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. Zij doet dat door de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen stellen.
Ter zake de vordering van [benadeelde 4]
De rechtbank komt tot het oordeel dat het gevorderde bedrag geheel moet worden toegewezen, nu de vordering door de verdachte inhoudelijk niet is betwist en de aan deze vordering ten grondslag gelegde begroting van de schade aan haar redelijk voorkomt.
De rechtbank zal de verdachte daarom hoofdelijk veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf
28 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Ter bevordering dat de schade ook daadwerkelijk aan de benadeelde partij wordt vergoed, zal de rechtbank aan de verdachte tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Conform de landelijke afspraken tussen jeugdrechters, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. Zij doet dat door de maximale duur van de gijzeling echter op 0 dagen stellen.
Ter zake de vordering van [benadeelde 5]
De rechtbank komt tot het oordeel dat het gevorderde bedrag geheel moet worden toegewezen, nu de vordering door de verdachte inhoudelijk niet is betwist en de aan deze vordering ten grondslag gelegde begroting van de schade aan haar redelijk voorkomt.
De rechtbank zal de verdachte daarom hoofdelijk veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf
24 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Ter bevordering dat de schade ook daadwerkelijk aan de benadeelde partij wordt vergoed, zal de rechtbank aan de verdachte tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Conform de landelijke afspraken tussen jeugdrechters, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet kan worden gegijzeld om betaling af te dwingen. Zij doet dat door de maximale duur van de gijzeling echter op 0 dagen stellen.

8.Het beslag

De rechtbank gelast de teruggave van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen IPhone 11, omdat zich geen strafrechtelijk belang hiertegen verzet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77c, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
meldplicht bij de reclassering: veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis bij Reclassering Nederland, unit Middelburg op de spreeklocatie te Terneuzen of een soortgelijke instelling in België, nader te bepalen door de Afdeling WETS-ETM van het OM. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering of de soortgelijke instantie in België, zo vaak en zolang de reclassering of de soortgelijke instantie in België dat nodig vindt;
meewerken aan de begeleiding door maatschappelijk werk: veroordeelde werkt mee aan begeleiding door Maatschappelijk en justitiële dienstverlening (MJD) of een soortgelijke zorgverlener in België, nader te bepalen door de reclassering/i.o.m. afdeling WETS-EM. Zolang de reclassering of de soortgelijke instantie in België dit noodzakelijk acht wordt cliënte ondersteund bij het plannen en structureren van bepaalde regelzaken;
meewerken aan middelencontrole: veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering of een soortgelijke instantie in België kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voorde controle. De reclassering of de soortgelijke instantie in België bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • geeft aan Reclassering Nederland of de soortgelijke instantie in België de opdracht als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 dagen;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
T.a.v. feit 2:
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [benadeelde 2] , wonende te Heerlen, te betalen € 1.450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 11 juli 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 2] , van € 1.450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 11 juli 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
T.a.v. feit 4:
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [benadeelde 4] , wonende te Kerkrade, te betalen € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 28 augustus 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 4] , van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
T.a.v. feit 5:
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [benadeelde 5] , wonende te Eindhoven, te betalen € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 24 augustus 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 5] , van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 24 augustus 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
- zwarte IPhone, goednummer 1345595.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter,
mr. A.M. Schutte en mr. L.E.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
zij, op of omstreeks 13 mei 2020 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 1000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] (zaak 9, aangifte pagina 364), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)
2
zij, op of omstreeks 11 juli 2020 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 1000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] (zaak 10, aangifte pagina 373), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode; (diefstal valse sleutel door babbeltruc)
3
zij, op of omstreeks 28 augustus 2020 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 1150,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] (zaak 13, aangifte pagina 493), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)
4
zij, op of omstreeks 28 augustus 2020 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 1000,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] (zaak 14, aangifte pagina 512), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)
5
zij, op of omstreeks 24 augustus 2020 in de gemeente Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 2010,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] (zaak 15, aangifte pagina 530), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)
6
zij, op of omstreeks 17 oktober 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens, en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het afsluiten van een telefoon- abonnement / -contract, door
-zich voor te doen als iemand van Irakese komaf die in oorlog diens legitimatiepapieren is kwijtgeraakt, en/of
-zich voor te doen als diens dochter die een telefoon nodig zou hebben voor schoolwerkzaamheden, en/of
-die [benadeelde 6] (vervolgens) heeft/hebben bewogen tot het afsluiten van een telefoon-abonnement / -contract bij Vodafone op basis van (haar) persoonlijke gegevens,
terwijl de feitelijke uitvoering van dat misdrijf niet is gelukt;
7
zij, op of omstreeks 17 oktober 2019 in de gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens, en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het afsluiten van een telefoonabonnement, door
-zich voor te doen als iemand van Irakese komaf die in oorlog diens legitimatiepapieren is kwijtgeraakt, en/of
-zich voor te doen als diens dochter die een telefoon nodig zou hebben voor schoolwerkzaamheden, en/of
-die [benadeelde 6] (vervolgens) heeft bewogen tot het afsluiten van een telefoon-abbonnement / -contract bij Mediamarkt op basis van (haar) persoonlijke gegevens;
8
zij, op of omstreeks 18 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 250,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] (zaak 2, aangifte pagina 135), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)
9
zij, op of omstreeks 18 oktober 2019 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,een hoeveelheid geld, te weten Euro 1250,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] (zaak 3, aangifte pagina 158), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
10
zij, op of omstreeks 20 november 2019 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,een hoeveelheid geld, te weten Euro 2995,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] (zaak 4, aangifte pagina 169), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
11
zij, op of omstreeks 30 december 2019 in de gemeente Sittard/Geleen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld, te weten Euro 700,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 10] (zaak 7, aangifte pagina 219), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of haar mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten via een bankpas op naam van bovengenoemde persoon met bijbehorende pincode;
(diefstal valse sleutel door babbeltruc)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, districtsrecherche Zuid West, proces-verbaalnummer 2019165569/LB3R020008, gesloten d.d. 6 oktober 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 904.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 20 mei 2020, pagina’s 364 tot en met 367.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] d.d. 17 juli 2020, pagina’s 373 tot en met 376.
4.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] d.d. 28 augustus 2020, pagina 493 tot en met 496.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 4] d.d. 28 augustus 2020, pagina’s 512 tot en met 514.
6.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] d.d. 1 september 2020, pagina’s 530 tot en met 535.
7.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] d.d. 22 oktober 2019, pagina’s 60 tot en met 62.
8.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 6] d.d. 22 oktober 2019, pagina’s 60 tot en met 64 in samenhang bezien met het aanvullend proces-verbaal d.d. 22 oktober 2019, pagina 65.
9.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] d.d. 18 oktober 2019, pagina 135 tot en met 137.
10.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 8] d.d. 19 oktober 2019, pagina’s 158 tot en met 160.
11.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] d.d. 22 november 2019, pagina’s 169 tot en met 172.
12.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 10] d.d. 2 januari 2020, pagina’s 219 tot en met 223.