ECLI:NL:RBLIM:2021:3988

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
8968092 CV EXPL 21-182
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, die van 14 mei 2018 tot 1 december 2020 bij VDL Bus werkte, nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Eiser heeft zich op 5 maart 2020 ziek gemeld, maar de arbo-arts oordeelde dat hij niet ziek was. Eiser hervatte zijn werkzaamheden op 16 maart 2020, maar meldde zich opnieuw ziek op 2 april 2020. VDL Bus sommeerde eiser op 24 april 2020 om het werk te hervatten en stelde dat hij geen recht had op loondoorbetaling voor de uren die hij niet werkte. Eiser vroeg een deskundigenoordeel aan, waaruit bleek dat hij op 12 maart 2020 zijn eigen werk kon verrichten. In september 2020 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst, waarin werd afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2020 eindigde en dat eiser recht had op volledige doorbetaling van zijn salaris tot dat moment. Echter, VDL Bus heeft geen salaris betaald voor de periode van 12 maart 2020 tot eind mei 2020, omdat zij stelde dat dit onverschuldigd was betaald.

Eiser vordert nu betaling van het salaris over de periode van 18 september 2020 tot en met 30 november 2020, vermeerderd met vakantiegeld en wettelijke verhogingen. VDL Bus voert verweer, maar de kantonrechter oordeelt dat het verweer tekort schiet, vooral omdat VDL Bus niet heeft gereageerd op de repliek van eiser. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, omdat VDL Bus niet heeft aangetoond dat het salaris onverschuldigd is betaald. De kantonrechter veroordeelt VDL Bus tot betaling van het gevorderde salaris, vakantiegeld, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8968092 \ CV EXPL 21-182
Vonnis van de kantonrechter van 14 april 2021
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres] ,
[plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.J.W. Godding,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VDL BUS VENLO B.V.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde partij,
gemachtigde mr.drs. G.P.H. Kunnen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft van 14 mei 2018 tot 1 december 2020 bij VDL Bus gewerkt. Aanvankelijk als uitzendkracht, maar vanaf 1 januari 2019 voor bepaalde tijd en daarna voor onbepaalde tijd.
2.2.
Op 5 maart 2020 heeft [eiser] zich ziek gemeld. De arbo-arts geoordeeld dat [eiser] niet ziek was en [eiser] heeft de werkzaamheden weer op 16 maart 2020 hervat.
2.3.
Op 2 april 2020 heeft [eiser] zich weer ziek gemeld, en weer heeft de arbo-arts geoordeeld dat [eiser] niet ziek is.
2.4.
Bij brief van 24 april 2020 sommeert VDL Bus [eiser] om het werk te hervatten. In de brief wordt verder aangegeven dat [eiser] voor de uren die hij niet werkt geen recht heeft op loondoorbetaling vanwege de situatie “geen arbeid, geen loon”.
2.5.
[eiser] heeft een deskundigenoordeel aangevraagd. Op 24 augustus 2020 heeft de deskundigenarts geoordeeld dat [eiser] op 12 maart 2020 zijn eigen werk kon verrichten.
2.6.
In september 2020 gaan partijen in overleg en sluiten een vaststellingsovereenkomst. Daarbij is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 1 december 2020 en dat [eiser] vanaf 18 september 2020 wordt vrijgesteld van de verplichting om werkzaamheden te verrichten. Tot aan het einde van het dienstverband heeft [eiser] recht op volledige doorbetaling van het salaris.
2.7.
De eindafrekening is opgemaakt, maar aan [eiser] is niets betaald. VDL Bus heeft het salaris van de periode 12 maart 2020 tot eind mei 2020 verrekend met de betaling van de eindafrekening. VDL Bus stelt op het standpunt dat het loon over laatstgenoemde periode onverschuldigd is betaald omdat [eiser] toen niet heeft gewerkt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van VDL Bus tot betaling van het salaris over de periode van 18 september 2020 tot en met 30 november 2020 ad € 6.451,69 bruto, althans het netto equivalent daarvan ad € 4.959,36, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en te verminderen met € 478,00 netto, en te vermeerderen met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten ad € 702,08, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
VDL Bus voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Nadat VDL Bus verweer heeft gevoerd tegen de vordering heeft [eiser] zijn stellingen toegelicht en het verweer van VDL Bus besproken. Bij brief van de griffier d.d. 17 februari 2021 is VDL Bus in de gelegenheid gesteld om te reageren op het processtuk (repliek) van [eiser] en een conclusie van dupliek in te dienen. VDL Bus heeft dit niet gedaan en heeft ook niet om uitstel gevraagd.
4.2.
Met name omdat VDL Bus niet meer heeft gereageerd, is de kantonrechter van oordeel dat het eerder gevoerde verweer tekort schiet en daarom moet worden verworpen. [eiser] heeft in haar conclusie van repliek het verweer van VDL Bus besproken, zodat het op de weg van VDL Bus had gelegen haar verweer nader toe te lichten. Dit heeft zij niet gedaan. De stellingen van [eiser] staan hiermee als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast. Verder geldt dat [eiser] volgens artikel 2.2. van de vaststellingsovereenkomst recht heeft op volledige doorbetaling van zijn salaris. VDL Bus heeft geen enkel voorbehoud gemaakt ten aanzien van het salaris van de periode 12 maart 2020 tot eind mei 2020. In punt 6 van de vaststellingsovereenkomst zijn partijen finale kwijting overeengekomen. VDL Bus heeft ook niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat het salaris van 12 maart 2020 tot eind mei 2020 onverschuldigd is betaald. Als VDL Bus van mening was dat [eiser] geen loon toekomt in laatstgenoemde periode, dan is het de kantonrechter niet duidelijk waarom de betaling van het loon niet is stopgezet of opgeschort maar gewoon is doorbetaald.
4.3.
Nu het verweer van VDL Bus wordt verworpen kan de vordering van [eiser] worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, aangezien niet is gesteld of gebleken dat de wederpartij voor de vergoeding van deze kosten eerder dan bij dagvaarding in gebreke is gesteld.
4.4.
VDL Bus wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 109,65
  • griffierecht 85,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 940,65
De gevorderde informatiekosten worden overeenkomstig de aanbevelingen van het LOVCK toegewezen, zodat de kosten van de dagvaarding worden toegewezen tot een bedrag van € 109,65 in plaats van het gevorderde bedrag van € 109,71.
Over de proceskosten wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.
4.5.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt VDL Bus om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
het salaris over de periode 18 september 2020 tot en met 30 november 2020 ten bedrage van € 6.451,69 bruto althans het netto equivalent daarvan ad € 4.959,36, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en te verminderen met een bedrag ad € 478,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en het geheel nog te vermeerderen met de wettelijke vanaf de dag dat uitbetaling van het salaris plaats had moeten vinden tot aan de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 702,08 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt VDL Bus in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 940,65, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt VDL Bus onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: