Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 109,65
- griffierecht 85,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert eiser, die van 14 mei 2018 tot 1 december 2020 bij VDL Bus werkte, nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Eiser heeft zich op 5 maart 2020 ziek gemeld, maar de arbo-arts oordeelde dat hij niet ziek was. Eiser hervatte zijn werkzaamheden op 16 maart 2020, maar meldde zich opnieuw ziek op 2 april 2020. VDL Bus sommeerde eiser op 24 april 2020 om het werk te hervatten en stelde dat hij geen recht had op loondoorbetaling voor de uren die hij niet werkte. Eiser vroeg een deskundigenoordeel aan, waaruit bleek dat hij op 12 maart 2020 zijn eigen werk kon verrichten. In september 2020 sloten partijen een vaststellingsovereenkomst, waarin werd afgesproken dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2020 eindigde en dat eiser recht had op volledige doorbetaling van zijn salaris tot dat moment. Echter, VDL Bus heeft geen salaris betaald voor de periode van 12 maart 2020 tot eind mei 2020, omdat zij stelde dat dit onverschuldigd was betaald.
Eiser vordert nu betaling van het salaris over de periode van 18 september 2020 tot en met 30 november 2020, vermeerderd met vakantiegeld en wettelijke verhogingen. VDL Bus voert verweer, maar de kantonrechter oordeelt dat het verweer tekort schiet, vooral omdat VDL Bus niet heeft gereageerd op de repliek van eiser. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, omdat VDL Bus niet heeft aangetoond dat het salaris onverschuldigd is betaald. De kantonrechter veroordeelt VDL Bus tot betaling van het gevorderde salaris, vakantiegeld, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.