ECLI:NL:RBLIM:2021:395
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en invoer van harddrugs
Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989, die werd bijgestaan door zijn advocaat mr. A.G.A. Aben. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 december 2020, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank sloot het onderzoek ter terechtzitting op 18 januari 2021. De tenlastelegging omvatte deelname aan een criminele organisatie en het invoeren en verhandelen van harddrugs, specifiek cocaïne en heroïne.
De officier van justitie en de verdediging pleitten voor vrijspraak, waarbij werd gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De officier van justitie merkte op dat de verdachte in de onderzoeksperiode slechts zijdelings betrokken was en al in november 2016 uit beeld was verdwenen. De raadsvrouw voegde hieraan toe dat het dossier geen bewijs bevatte voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, en dat hij slechts kort op de getapte telefoonlijnen te horen was geweest zonder bewijs van drugsgerelateerde gesprekken.
De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde feiten. Hoewel de verdachte in verband kon worden gebracht met medeverdachten, was hij in de onderzoeksperiode volledig uit beeld verdwenen. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete handelingen van de verdachte konden worden vastgesteld die verband hielden met de invoer van en handel in cocaïne en heroïne, en dat er dus geen bewijs was voor zijn deelname aan de criminele organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.