De moeder staat open voor de door de raad geadviseerde hulpverlening. Zij heeft het BOR-traject bij Xonar niet als helpend ervaren en vindt dat zij onvoldoende kans heeft gekregen om het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te herstellen. De moeder wil graag een gesprek met de kinderen om uitleg te geven. Zij maakt zich ernstige zorgen over de uitspraken van de kinderen, die zelf lijken te bepalen wat er gebeurt. De moeder acht verdere hulp voor de kinderen daarom noodzakelijk. Daarnaast wil de moeder de communicatie met de vader verbeteren. De vader informeert de moeder nauwelijks over de kinderen. De moeder staat daarom open voor een traject Nieuw Ouderschap. Zij mist de kinderen heel erg.
2.3.
De vader is het niet eens met het advies van de raad. Hij acht hulpverlening voor de kinderen en de ouders niet langer noodzakelijk. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben behoefte aan rust en duidelijkheid. Er is in de afgelopen periode veel hulpverlening ingezet, maar de kinderen blijven vasthouden aan hun standpunt dat zij geen contact met de moeder willen hebben. Zij geven dit al geruime tijd aan, maar de moeder lijkt de mening van de kinderen niet te respecteren. Zij houdt alleen rekening met haar eigen belang en blijft de kinderen opzoeken. Hierdoor hebben de kinderen het gevoel niet te worden gehoord. Zij zijn gekwetst en zijn het vertrouwen in de moeder verloren. Hoewel de vader contact met de moeder in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] acht, is hij van mening dat de kinderen eerst rust en tijd nodig hebben om de gebeurtenissen in het verleden te verwerken. De vader acht hulpverlening dus niet meer nodig. Er moet nu geen contactregeling worden vastgesteld. Het verbeteren van de oudercommunicatie is niet nodig, want de ouders kunnen redelijk met elkaar communiceren. De vader hoopt wel dat de moeder kan stoppen met het maken van verwijten.
2.4.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, zoals de vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Lid 4 van artikel 1:253a BW verklaart artikel 1:377a BW van overeenkomstige toepassing. Ingevolge dit artikel kan de rechtbank een ouder het recht op omgang ontzeggen. De rechtbank ontzegt het recht op omgang slechts indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of;
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Bij de beantwoording van de vraag of aanleiding bestaat de wederzijdse verzoeken tot vaststelling van een contactregeling af te wijzen, neemt de rechter alle omstandigheden van het geval in acht. De belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind (hierna te noemen: IVRK) zwaarwegend en staan voorop. Daar staat tegenover dat het in het algemeen in het belang van een kind is dat het enige vorm van contact heeft met de ouder bij wie het niet zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 9, lid 3 van het IVRK. Gelet op die uitgangspunten heeft de rechter een zware inspanningsverplichting om het wederzijds recht op omgang tussen een ouder en kind mogelijk te maken en daadwerkelijk tot stand te laten komen. Die inspanningsverplichting heeft haar grenzen bereikt waar zwaarwegende belangen aan de zijde van het kind zich tegen omgang verzetten.
In de onderhavige zaak is in de afgelopen jaren op meerdere manieren geprobeerd het contact tussen de moeder en de kinderen te herstellen. Zo heeft de raad in 2020 onderzoek gedaan naar de contactregeling tussen de moeder en de kinderen. Terwijl de ouders na het beëindigen van hun huwelijk in 2019 een uitgebreide zorgregeling (namelijk een co-ouderschapsregeling) waren overeengekomen, bleek tijdens het raadsonderzoek dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen contact meer met de moeder (willen) hebben. De moeder heeft al sinds mei 2019 geen contact meer met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij heeft hen voor het laatst gezien in november 2019. Tijdens het raadsonderzoek bleek dat de kinderen niet open stonden voor contact-herstel. Onduidelijk was waar de weerstand van de kinderen vandaan komt. De kinderen lijken klem te zitten tussen de ouders, die verwikkeld zijn in een forse ex-partnerstrijd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erg loyaal naar de vader en geven aan geen enkel vertrouwen in de moeder te hebben. In de beschikking van 14 mei 2020 uitte de rechtbank haar zorgen over de mogelijke beïnvloeding van de kinderen door de vader. De vader leek veel moeite te hebben met de echtscheiding en leek zich daarbij niet te kunnen neerleggen. Hierdoor zouden ook de kinderen zeer waarschijnlijk worden beïnvloed. De rechtbank verwachtte van de vader dat hij de kinderen actief zou stimuleren tot contact met de moeder, onder andere door het geven van emotionele toestemming. Gelet op de hardnekkige weigering van de kinderen om contact te hebben met de moeder en de mogelijke beïnvloeding door de vader, heeft de rechtbank uiteindelijk een BOR-traject bij Xonar/aXnaga gelast. Het was de bedoeling dat de kinderen, vanuit hun hoofdverblijf bij de vader, langzaam het contact met de moeder zouden herstellen. Het is immers in het belang van de (identiteits)ontwikkeling van de kinderen dat zij onbezorgd en onbelast contact kunnen hebben met de moeder, net als met de vader.
Uit het eindverslag van Xonar blijkt dat het BOR-traject inmiddels is afgerond, maar niet heeft geleid tot contactherstel tussen de moeder en de kinderen. Daarbij benadrukt Xonar, net als de raad, dat zowel de ouders als de kinderen zich gedurende het traject goed hebben ingezet. De vader heeft tijdens het BOR-traject duidelijk laten zien dat hij achter contactherstel staat, zoals hij ook op de zitting weer heeft benadrukt. Volgens Xonar heeft de vader de kinderen geprobeerd te motiveren tot contact met de moeder, maar hiervoor stonden de kinderen niet open. Er hebben daarom geen herstelcontacten plaatsgevonden. De kinderen hebben op verzoek van Xonar wel brieven aan de moeder geschreven, waarop de moeder op haar beurt op heeft gereageerd. Ook die brieven hebben echter niet tot contactherstel geleid. [minderjarige 1] heeft bij Xonar verklaard dat hij erg boos is en niet met de moeder wil praten. [minderjarige 2] is erg gekwetst en vindt dat de moeder hem niet serieus neemt. Hij heeft moeite met de nieuwe partner van de moeder. Beide kinderen geven aan dat zij met rust gelaten willen worden, zodat zij zich kunnen concentreren op school en sport. Xonar en de raad adviseren de kinderen op dit moment die rust te bieden.
De rechtbank constateert dat in de afgelopen jaren intensief is geprobeerd het contact tussen de moeder en de kinderen te herstellen, maar dat dit, ondanks de inspanningen van de ouders, kinderen en hulpverlening, niet is gelukt. Dat komt doordat de kinderen weerstand (blijven) tonen tegen het contact met de moeder en zeer standvastig zijn in hun mening. De rechtbank zal daarom een belangenafweging maken, waarbij de wens van de moeder om contact met de kinderen te hebben, zal worden afgezet tegen de wens van de kinderen om rust te hebben en voorlopig geen contact met de moeder te hebben. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de leeftijd van de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn immers al vijftien en veertien jaar en zijn behoorlijk in staat hun eigen mening te formuleren. Zij geven al geruime tijd aan dat zij door de gebeurtenissen in het verleden nu geen contact willen met de moeder. Hoewel ook de rechtbank de uitspraken van de kinderen op dit punt zorgelijk acht, staat voor de rechtbank tegelijkertijd vast dat het de wens van de kinderen is dat zij voorlopig met rust worden gelaten. De moeder lijkt zich daar echter niet bij neer te kunnen leggen. Volgens de vader blijft de moeder de kinderen (ongevraagd) opzoeken, zoals bij de voetbaltraining. Dat heeft de moeder niet betwist. Ook op de zitting heeft de moeder weer meermalen aangegeven dat zij wil praten met de kinderen, terwijl uit het eindverslag van het BOR-traject duidelijk is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar op dit moment geen ruimte voor voelen. Zij willen rust. Nu de moeder zich daarbij niet kan neerleggen en daarbij onvoldoende oog lijkt te hebben voor het belang en de wens van de kinderen, komt de rechtbank dat de conclusie dat het belang van de kinderen om rust en duidelijkheid te krijgen zwaarder dient te wegen dan het belang van de moeder om het contact met de kinderen (nu) te herstellen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat contact met de moeder op dit moment in strijd moet worden geacht met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij zal de verzoeken tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken daarom afwijzen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben tijd nodig om de gebeurtenissen in de afgelopen jaren te verwerken en zich te richten op hun toekomst. Daar past een (nieuw) hulptraject met als uiteindelijk doel contactherstel niet bij, omdat dat weer voor onrust en onduidelijkheid zal zorgen. Ook het door de raad geadviseerde hulptraject Nieuw Ouderschap is op dit moment niet haalbaar, omdat de vader daarvoor onvoldoende open lijkt te staan. De rechtbank benadrukt wel dat het de taak van de vader blijft om zo positief mogelijk over de moeder te blijven praten en het contact tussen de vader en de kinderen alsnog te stimuleren, bijvoorbeeld door het (op termijn) sturen van een kaartje of appbericht. Zoals ook de vader op de zitting heeft benadrukt, is het in het belang van de kinderen en hun identiteitsontwikkeling dat zij op termijn weer het contact met de moeder aangaan.
In de tussenliggende periode wordt van de vader verwacht dat hij, als gezaghebbend ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijf hebben, de moeder actief informeert over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. Dat geldt zeker nu de moeder voorlopig geen contact met de kinderen zal hebben. Het is in het belang van de kinderen dat de moeder goed wordt geïnformeerd over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (zelfs wanneer de kinderen dat zelf liever niet willen), zodat de moeder bij een eventueel herstelcontact in de toekomst goed op de hoogte is van de kinderen en adequaat bij hen kan aansluiten. Van de moeder wordt verwacht dat zij niet langer verwijten richting de vader zal maken en de kinderen in de komende periode niet meer zal opzoeken. Hoe moeilijk ook, de moeder zal zich moeten neerleggen bij de wens van de kinderen, omdat er op dit moment geen ruimte is voor contactherstel. Beide ouders zullen moeten proberen de ex-partnerstrijd zoveel mogelijk achterwege te laten, zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar niet langer de dupe van zijn, onbezorgd kunnen opgroeien bij de vader en op termijn weer het contact met de moeder kunnen aangaan.