2.4.[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de zitting op hun verzoek gezamenlijk door de kinderrechter gehoord.
2.5.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist
Het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag
2.5.1.Op grond van artikel 1:253n, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank bepaalt dan aan wie van de ouders voortaan het gezag over de kinderen toekomt.
Op grond van het in artikel 1:253n, lid 2, BW van overeenkomstige toepassing verklaarde eerste lid van artikel 1:251a BW kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.5.2.De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden. Gebleken is dat in september 2019 een ernstig incident heeft voorgedaan, waarbij de vader een suïcidepoging heeft ondernomen. Voorafgaand aan dit incident was over een langere periode sprake van diverse escalaties tussen de vader en de moeder, ook in het bijzijn van de kinderen. Gelet op deze gebeurtenissen is de verhouding tussen de ouders ernstig verstoord. Zij zijn op dit moment niet (zelfstandig) in staat tot overleg. Hieruit volgt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden, zodat de weg voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek open ligt.
2.5.3.De rechtbank stelt voorop dat een gezamenlijke gezagsuitoefening het uitgangspunt is van de wetgever. Hiervan kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening. Zij moeten beslissingen van enig belang over de kinderen in onderling overleg en binnen een redelijke termijn kunnen nemen.
Zoals hiervoor overwogen, heeft zich in september 2019 een ernstig incident voorgedaan, waardoor de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord zijn. De vader heeft een suïcide poging ondernomen en verblijft sindsdien in een kliniek in Italië. Hij is inmiddels gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, blijvend van aard. Als gevolg van de gebeurtenissen in Italië, is de moeder met de kinderen terug naar Nederland verhuisd en is op verzoek van de moeder het huwelijk tussen de ouders ontbonden. De vader staat in Italië onder bewind en mag niet zelfstandig beslissing nemen. Uit de door de raad overgelegde stukken blijkt wel dat de vader op dit moment stabiel is. Hij is goed aanspreekbaar, neemt zijn medicatie en zorgt goed voor zichzelf. Dat is ook de rechtbank op de zitting gebleken.
De ouders zijn op dit moment nog niet in staat tot een behoorlijke vorm van communicatie. Hoewel de vader goed aanspreekbaar is, staat hij nog onder bewind en worden beslissingen dus door zijn bewindvoerder genomen. Omdat deze bewindvoerder Italiaans is (en geen Nederlands en slechts beperkt Engels spreekt), is het begrijpelijk dat het voor de moeder soms moeilijk is de benodigde toestemming van de vader te krijgen. Feit is echter wel dat de vader steeds meewerkt aan belangrijke zaken betreffende de kinderen. Niet gebleken of gesteld is dat de vader (of zijn bewindvoerder) beslissingen tegenwerkt of de moeder op enige andere manier frustreert in de uitoefening van het ouderlijk gezag. Dat heeft de moeder op de zitting ook bevestigd. Het enkele feit dat het voor de moeder, zeker met drie kinderen, zoals zij zelf stelt, omslachtig is om steeds de toestemming van de vader te vragen, is onvoldoende grondslag het gezamenlijk gezag te beëindigen. Daaruit volgt immers niet dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken tussen de ouders of dat een gezagswijziging anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Dat de moeder gezien de gebeurtenissen in het verleden moeite heeft met de uitoefening van het gezamenlijk gezag is goed te begrijpen. Ook dat maakt echter niet dat een beëindiging van het gezamenlijk gezag noodzakelijk is. Gebleken is dat de moeder getraumatiseerd is door haar ervaringen met de vader. Zij is jarenlang slachtoffer geweest van huiselijk geweld als gevolg van de ernstige psychische problematiek van de vader. Zij heeft de gebeurtenissen in het verleden nog niet verwerkt. Hierdoor is de moeder erg bang voor de vader en kan het contact met hem bij haar voor forse spanningen zorgen. Deze spanningen maken echter niet dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] het risico lopen klem of verloren te raken tussen de ouders. Gebleken is immers dat de vader steeds bereid is zijn toestemming te geven voor belangrijke zaken aangaande de kinderen. Bovendien hoeft de moeder voorlopig ook geen direct contact met de vader te onderhouden, omdat de vader nog in Italië verblijft en onder bewind staat. De moeder heeft slechts (via haar Italiaanse advocaat) contact met de bewindvoerder, die er vervolgens steeds voor zorgt dat de vader zijn toestemming verleent. Zoals overwogen is deze manier van werken wellicht omslachtig, maar die enkele constatering is onvoldoende om tot een gezagswijziging over te gaan.
Het is, zeker gezien het feit dat de vader geen enkel contact met de kinderen heeft, van belang dat de vader als ouder betrokken blijft bij de kinderen. Niet gebleken of gesteld is dat de vader op dit moment (zeker met de hulp van zijn bewindvoerder) niet in staat zou zijn adequate beslissingen te nemen over de kinderen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen bij voortduring van het gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Evenmin is gebleken dat een gezagswijziging anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag daarom afwijzen. Het is aan de ouders om, in samenwerking met de bewindvoerder van de vader, op adequate wijze invulling te geven aan het gezamenlijk gezag. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met het feit dat de vader op dit moment op afstand is en niet volledig op de hoogte is van de actuele ontwikkeling van de kinderen. De moeder is op dit moment belast met de volledige verzorging en opvoeding van de kinderen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vader er bij het geven van toestemming voor beslissingen aangaande de kinderen op vertrouwt dat de moeder een weloverwogen keuze heeft gemaakt en de beslissingen van de moeder dus niet in de weg zal staan. Op die wijze ervaart de moeder ook zo weinig mogelijk last van het gezamenlijk gezag, hetgeen in het belang van de kinderen is.
Het verzoek tot vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
2.5.4.Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, zoals de vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Lid 4 van artikel 1: 253a BW verklaart artikel 1: 377a BW van overeenkomstige toepassing. Ingevolge dit artikel kan de rechtbank een ouder het recht op omgang ontzeggen. De rechtbank ontzegt het recht op omgang slechts indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of;
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of;
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of;
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
2.5.5.Bij de beantwoording van de vraag of aanleiding bestaat het verzoek van de vader tot vaststelling van een contactregeling af te wijzen, neemt de rechter alle omstandigheden van het geval in acht. De belangen van de kinderen zijn op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind (hierna te nemen: IVRK) zwaarwegend en staan voorop. Daar staat tegenover dat het in het algemeen in het belang van een kind is dat het enige vorm van contact heeft met de ouder bij wie het niet zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat uitgangspunt is vastgelegd in artikel 9, lid 3 van het IVRK. Gelet op die uitgangspunten heeft de rechter een zware inspanningsverplichting om het wederzijds recht op omgang tussen een ouder en kind mogelijk te maken en daadwerkelijk tot stand te laten komen. Die inspanningsverplichting heeft haar grenzen bereikt waar zwaarwegende belangen aan de zijde van het kind zich tegen omgang verzetten.
2.5.6.Gebleken is dat contact met de vader op dit moment in strijd is met de zwaar-wegende belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Als gevolg van de ingrijpende gebeurtenissen in de afgelopen jaren staan de kinderen op dit moment niet open voor contact met de vader. De kinderen hebben in het verleden veel onveiligheid ervaren in de contacten met de vader. Zij zijn getuige en slachtoffer geweest van huiselijk geweld en hebben geen vertrouwen in de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn onlangs gestart met traumatherapie om de negatieve ervaringen met de vader te verwerken. Hoewel [minderjarige 3] nog erg jong is en weinig (negatieve) herinneringen heeft aan de vader, heeft hij als gevolg van de gebeurtenissen een separatiestoornis ontwikkeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat contact met de vader op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen. Bovendien is de moeder op dit moment niet in staat de kinderen te stimuleren tot contact met de vader. Ook zij is getraumatiseerd en bang voor de vader, waardoor zij het contact op dit moment niet kan ondersteunen. Onder deze omstandigheden is uitvoering van een contactregeling niet mogelijk. Voordat contact met de vader in de toekomst wellicht weer mogelijk is, is eerst een uitgebreid hulpverleningstraject noodzakelijk. De vader heeft op de zitting verklaard dat hij dat begrijpt. De vader legt zich neer bij het advies van de raad.
Nu contact met de vader ernstig nadeel zal opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen en daarnaast in strijd zal zijn met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , zal de rechtbank dit verzoek van de vader afwijzen.
Het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling
2.5.7.Op grond van voornoemd artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders een beslissing nemen over de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
2.5.8.De rechtbank stelt voorop dat de vader als gezaghebbend ouder bij wie de kinderen niet het hoofdverblijf hebben het recht heeft geïnformeerd te worden over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. Op dit zitting is gebleken dat de ouders op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan. De vader sluit zich aan bij de door de raad geadviseerde regeling (en wenst daarnaast nog een keer per maand een recente foto van de kinderen te ontvangen) terwijl de moeder daar grote bezwaren tegen heeft.
De moeder stelt zich op het standpunt dat het voor haar te ingrijpend is om de vader steeds te informeren over de kinderen. Dat zou voor teveel spanningen zorgen, waardoor de moeder wordt belast en onder druk komt te staan, terwijl zij op dit moment als enige ouder de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich neemt. Daarnaast stelt de moeder dat de kinderen (met name [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) dermate veel bezwaar tegen het verstrekken van een foto aan de vader hebben dat het belang van de kinderen zwaarder dient te wegen dan dat van de vader. De rechtbank gaat hier echter niet in mee. Tegenover de stelling van de moeder en de mening van kinderen staat het belang van de vader, als gezaghebbend ouder, die het recht heeft te weten hoe de kinderen zich ontwikkelen. Hoewel er tussen de ouders vreselijke gebeurtenissen hebben afgespeeld, blijft de vader de vader van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en heeft hij in die hoedanigheid recht op informatie over de kinderen, zeker nu hij in een ander land verblijft en al sinds september 2019 geen contact meer heeft met de kinderen. Bovendien is de vader vanwege zijn persoonlijke problematiek niet in staat informatie bij instanties en scholen op te vragen. Vaders belang om informatie te ontvangen, weegt zwaarder dan de bezwaren van de moeder en de kinderen, hoe begrijpelijk die ook zijn. De moeder geeft aan dat van haar, gezien de gebeurtenissen, niet kan worden gevraagd dat zij de vader informeert, maar verklaart ook dat zij dit niet van haar familie kan vragen. Dat leidt tot de conclusie dat de moeder de vader zal moeten informeren over de ontwikkeling van de kinderen. Hierbij hoort ook - van tijd tot tijd - een recente foto. Juist nu de vader al geruime tijd geen contact heeft met de kinderen (en dit op korte termijn ook niet voorzienbaar is), wordt aan vaders belang om een foto van de kinderen te ontvangen doorslaggevende betekenis toegekend. Gesteld noch gebleken is op welke wijze de kinderen daar schade door ondervinden.
2.5.9.Rekening houdend met de spanningen die een dergelijke informatieregeling bij de moeder (en daarmee ook de kinderen) zullen oproepen, ziet de rechtbank aanleiding de informatieregeling te beperken tot tweemaal per jaar. De informatie die de moeder aan de vader verstrekt, dient betrekking te hebben op schoolprestaties, medische aangelegenheden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De regeling gaat in per 15 mei 2021, zodat van de moeder wordt verwacht dat zij de vader uiterlijk op die datum informeert over de kinderen. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de moeder de vader twee keer per jaar een recente foto van de kinderen toestuurt. De door de vader verzochte maandelijkse verplichting legt naar het oordeel van de rechtbank teveel druk op de moeder, zodat de rechtbank ook dat deel van het verzoek zal afwijzen.