3.2.1De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard:
Ik heb sinds 2012 een rijbewijs voor het besturen van landbouwvoertuigen. Ik werk 45 weken per jaar gemiddeld 40 uur per week voornamelijk op de tractor waar het ongeval mee heeft plaatsgevonden.
Vandaag (vrijdag 8 november 2019) heb ik gewerkt met de tractor die is voorzien van een maai inrichting. De arm zit op een draaikolom rechts onder de cabine, eigenlijk tussen het rechter voorwiel en het rechter achterwiel. Vanochtend functioneerde alles naar behoren.
In de loop van de middag kon ik de hydraulische arm niet meer naar beneden bedienen, er zat een storing in. Ik kon deze storing niet verhelpen. Ik heb de baas gebeld. De baas deelde mij mede dat hij een monteur zou sturen om het probleem te komen verhelpen. Omdat het einde van de dag naderde heb ik zelf besloten om naar Ysselsteyn te gaan rijden. In Ysselsteyn staat de tractor gestald in een loods. De reden dat ik dat zelf had besloten was omdat daar meer gereedschap aanwezig was en dat er elektrische verlichting is. Ik heb de arm met de maaier naar voren laten gaan in de richting van de transportsteun. Omdat de arm niet meer naar beneden ging, kreeg ik hem ook niet in de transportsteun. Ik heb toen met een steeksleutel het hydraulische systeem handmatig naar beneden laten gaan, in ieder geval zover als het ging. Ik ben vervolgens richting Ysselsteyn gereden. Ik kon door de voorruit van de tractor en de arm met de maaier die ervoor hing ongeveer vanaf 10 meter en verder vooruit kijken of de weg vrij was. Ik kon tussen de 0 en 10 meter aan de rechterzijde niets zien. Ik kon pas weer wat zien als iemand naast de tractor was. Ik ben vanaf Castenray in de richting van de Paardenkop en Veulen gereden en was voornemens om binnendoor naar Ysselsteyn te gaan rijden. Ik deed dit omdat ik met die defecte hydraulische arm reed. Bij de Paardenkop waren ze aan het snoeien en moest ik onverhoopt gaan draaien en weer een andere richting kiezen. Ik besloot toen om via de Lorbaan, Laagheideweg en de Midden-Peelweg naar Ysselsteyn te gaan rijden. Toen ik via de Lorbaan bij de T-kruising met de Laagheideweg kwam moest ik rechtsaf slaan. Ik had de fietser reeds waargenomen op de Lorbaan. Ik heb hem alleen op de Lorbaan gezien. Ik heb niet gezien dat hij was afgedraaid of waar hij naartoe ging want de T-kruising met de Laagheideweg was erg druk met ander landbouwverkeer en personenauto’s. Er kwamen landbouwvoertuigen uit de andere richting over de Lorbaan. Er reed er een voor mij en er kwam verkeer uit de Laagheideweg waar ik naartoe wilde en dit vergde al mijn aandacht. Er stonden personenauto’s op de Laagheideweg die klaar stonden om de Lorbaan op te draaien. Ik ben vervolgens rechtsaf geslagen de Laagheideweg in. Ik zag dat de Laagheideweg links en rechts rode stroken heeft met een stippenlijn. Ik heb normaal de gehele breedte tussen de stippenlijnen nodig. Toen ik rechtsaf was geslagen ben ik gewoon rechtdoor gereden en zover het mogelijk was heb ik vooruit gekeken. Ik heb geen fietser aan de rechterzijde van de weg gezien. Opeens zag ik naast de tractor iemand met een fiets vallen, het was op de toerit van de boerderij. Mij schoot in een keer die fietser te binnen.
3.2.2Uit het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyseblijkt het volgende:
Bij het ongeval waren betrokken:
Voertuig 1: landbouwtrekker, merk Massey Ferguson, type 6290 met aanhangwagen, merk Veenhuis, type JVSK 1000;
Voertuig 2: fiets, merk Sparta, type GRN.
Het ongeval heeft plaatsgevonden ter hoogte van perceel Lorbaan 17 te America, op een recht weggedeelte van de Laagheideweg.
Het tijdstip van het ongeval was ongeveer 14.53 uur. Zonsondergang was op 8 november 2019 om 16.59 uur. Op het moment van de aanrijding was de weersgesteldheid zonnig, droog en helder.
Voertuig 1 (trekkercombinatie) verkeerde, voor zover kon worden vastgesteld, vóór het ongeval rijtechnisch niet in voldoende staat van onderhoud en vertoonde de volgende gebreken die eventueel de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval:
-
De giek van de maaiarm kon door een technisch gebrek niet in de punt van de werktuigdrager geplaatst worden.
De combinatie voldeed – op de voor dit ongeval relevante onderdelen – niet aan de in de Regeling voertuigen gestelde eisen.
Het uitzicht van de bestuurder van de landbouwtrekker werd belemmerd door de maaikooi van het werktuig, waardoor deze bestuurder van de fiets zeer waarschijnlijk niet kon zien.
Foto 9, met onderschrift: De maaikooi belemmerde het uitzicht naar voren. Op de plaats van het ongeval werd de storing aan de giek verholpen door [betrokkene] . De steun aan de giek kon weer in de werktuigdrager geplaatst worden. Hierdoor zou de bestuurder van de combinatie beduidend meer uitzicht naar voren hebben gehad.
Foto 11, met onderschrift: het uitzicht door de voorruit van de landbouwtrekker (opmerking rechtbank: na reparatie van de maaiarm).
De landbouwtrekker was voorzien van een gebruikershandleiding. In deze gebruikershandleiding was een hoofdstuk besteed aan de Veiligheidsvoorschriften waarbij een van de veiligheden werd benoemd ‘zorg dat tijdens de verplaatsing de steun van giek 2 goed over de punt van de werktuigdrager zit’. Dit was tijdens het voertuigonderzoek ter plaatse van de aanrijding niet het geval.
Aan de fiets werden diverse krassporen aangetroffen. Aan het einde van de linker remhendel en aan de zijkant van de linker trapper werden recente krassporen aangetroffen. De rechterzijde van de fiets had krasschade aan de bagagedrager, de beschermbeugel van de
derailleur en de rechter handvat.
De inbeslaggenomen jas van de bestuurder van de fiets werd gefotografeerd en onderzocht.
Op de achterzijde van de jas werden sporen van straatvuil aangetroffen. In de kraag zat een beschadiging. Die beschadiging was waarschijnlijk veroorzaakt door een hard scherp voorwerp.
Vermijdbaarheid
Het uitzicht naar voren van de bestuurder van de landbouwtrekker werd belemmerd door de maaikooi, de afzuigslang en de giek. De reden hiervan was dat de steun aan de giek niet over de punt van de werktuigdrager rustte. Indien de bestuurder van de landbouwtrekker niet had gereden met een defect aan de maaiarm (giek) en dit eerst had laten repareren, dan had hij beduidend meer uitzicht naar voren gehad. Hij had dan waarschijnlijk het verkeersongeval kunnen voorkomen. De bestuurder van de landbouwtrekker wist ook dat zijn uitzicht naar rechts belemmerd was. Hij had ook ervoor kunnen kiezen om verder naar links te gaan rijden en de suggestiestrook vrij te laten. In ieder geval tot duidelijk was waar de fietser gebleven was. De wegbreedte was namelijk circa 5 meter. De breedte van de landbouwtrekker was circa 2,50 meter. De fietser had met zijn vetergang een breedte van circa 1 meter nodig. Indien de bestuurder van de landbouwtrekker uiterst links had gereden bleef er circa 1,50 meter tussenruimte tussen de fietser en de landbouwtrekker. De bestuurder van de landbouwtrekker had de bestuurder van de fiets in kunnen halen zonder een ongeval te veroorzaken.
3.2.4Uit het schouwverslag, opgemaakt door forensisch arts [naam arts] , blijkt het volgende:
Betrokkene was aan het fietsen en is gevallen, geraakt door een passerende tractor?
VOA:
De tractor met grote maaiarm rijdt een fietser voorbij en tikt hem zeer waarschijnlijk met de maaiarm aan (maaiarm zit rechts, fietser wordt links geraakt).
Geconstateerd wordt onder meer dat de heer [slachtoffer] zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde van zijn lichaam diverse schaafwonden en blauwpaarse verkleuringen (bloeduitstortingen) heeft. Onder meer heeft hij schaafwonden aan de linkerkant van zijn hoofd en aan de linkerknie buitenzijde. Ook heeft hij blauwpaarse verkleuringen aan zijn linker oorschelp, links bekkenkam/rug en bovenop zijn linker schouder.
Evaluatie:
Volgens de VOA is betrokkene al fietsend zeer waarschijnlijk aangetikt door een maaiarm van een tractor en hierbij ten val gekomen. In het ziekenhuis blijkt er onder andere sprake van zeer uitgebreid schedel-hersenletsel met een infauste prognose en betrokkene komt te overlijden. De bevindingen bij de schouw zijn alle verklaarbaar met het beschreven traumamechanisme. Geen aanwijzingen voor een andere toedracht.
Conclusie:
Niet-natuurlijk overlijden door uitgebreid schedel- en hersenletsel door stomp inwerkend geweld. Alle letsels zijn verklaarbaar met de beschreven toedracht.
Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- de verdachte op 8 november 2019 als bestuurder van een landbouwvoertuig (trekkercombinatie) heeft gereden over de Lorweg en de Laagheideweg te America, in de gemeente Horst aan de Maas;
- het voertuig waarin de verdachte reed was voorzien van een werktuig (maaiarm) welke niet conform de veiligheidsvoorschriften was bevestigd;
- de verdachte ervan op de hoogte was dat de maaiarm niet op de juiste wijze was bevestigd;
- het zicht in ernstige mate werd belemmerd door de maaikooi van het werktuig;
- de verdachte zich dit ook gerealiseerd heeft;
- de verdachte heeft verklaard dat hij aan de rechtervoorzijde geen zicht had over een afstand van 10 meter;
- de verdachte, ondanks het defect en de wetenschap dat de monteur het defect zou komen oplossen, de keuze heeft gemaakt om te gaan rijden met de trekkercombinatie;
- de verdachte de heer [slachtoffer] eerder op de Lorbaan heeft zien fietsen, maar hem uit het oog is verloren;
- de verdachte op enig moment de heer [slachtoffer] op de Laagheideweg bij het passeren met zijn trekkercombinatie heeft geraakt;
- de heer [slachtoffer] hierdoor ten val is gekomen;
- de heer [slachtoffer] later die dag in het ziekenhuis aan zijn verwondingen (uitgebreid schedel- en hersenletsel door stomp inwerkend geweld) is overleden.
Het toetsingskader
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet er in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Daarnaast dient een oorzakelijk verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Daarbij geldt dat niet in zijn algemeenheid is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Er moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en naar omstandigheden waaronder die is begaan. Daarnaast kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Het gedrag van de verdachte wordt afgemeten aan dat wat van een bestuurder in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Zou de conclusie dan luiden dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, dan komt daar in geval van de verdachte – vanwege het feit dat hij beroepsmatig bestuurder is en ook in die hoedanigheid bij het ongeval betrokken was – bij, dat de Garantenstellung van toepassing is. Dat wil – in zijn algemeenheid – zeggen dat er een grotere verantwoordelijkheid rust op een persoon met een bijzondere kwaliteit. De Garantenstellung bepaalt dan (mede) de mate van schuld.
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Toepassing van het toetsingskader
Trekkers en zeker trekkercombinaties, waarbij aan een tractor nog een ander voertuig - zoals in dit geval een aanhangwagen - is gekoppeld en waarbij aan een tractor een werktuig - zoals in dit geval een maaiarm of giek - is bevestigd, zijn enorme voertuigen qua lengte en massa die vanuit dat oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van de bestuurders van deze voertuigen verwachten. Dit geldt al als de voertuigen naar behoren, dat wil zeggen, conform de veiligheidsvoorschriften, functioneren. Als vervolgens de maaiarm niet correct kan worden opgehangen, waardoor het zicht voor de bestuurder van het voertuig aan de rechtervoorzijde wegvalt over de eerste tien meter (conform de verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting), is deze bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid nog essentiëler.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ter plaatse goed bekend is. Wegen als de Lorbaan en de Laagheideweg zijn wegen, die vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers vragen. Er rijden fietsers, waaronder -naar zeggen van de verdachte- schoolgaande jeugd; veel langbouwverkeer maakt gebruik van de wegen; op het gedeelte waar het ongeval heeft plaatsgevonden mag 60 kilometer per uur worden gereden; er zijn uitritten, er zijn geen aparte, afgescheiden fietspaden, maar suggestiestroken; en er ligt -naar de rechtbank ambtshalve bekend is, een vakantiepark vlakbij deze wegen met op gezette tijden (vaak juist op vrijdagmiddagen als voor de bezoekers de weekenden van start gaan) extra verkeer tot gevolg.
Deze combinatie vraagt om een oplettendheid en voorzichtigheid die amper tot uitdrukking te brengen is. Dit had de verdachte, juist als beroepsmatig bestuurder van een dermate groot voertuig, tot de keuze moeten brengen om niet te gaan rijden, maar om stil te blijven staan op de plek waar hij het defect constateerde en zo nodig het lokale verkeer te waarschuwen.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij, ondanks dat de monteur naar hem op weg was, is gaan rijden omdat het einde van de dag naderde en omdat in de loods in Ysselsteyn elektriciteit aanwezig was en alle gereedschap voor het repareren van het defect voorhanden zou zijn. Over overig verkeer heeft de verdachte destijds verklaard dat er veel personenauto’s en landbouwvoertuigen op de weg reden en dat het druk was rondom het tijdstip van het ongeval.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij is gaan rijden juist om de verkeersveiligheid van de fietsers te waarborgen. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het druk was rondom het tijdstip van het ongeval, maar dan met name vanwege de hoeveelheid fietsers. Hij heeft verklaard dat hij de plaats waar hij het defect constateerde geen verantwoorde stopplaats vond en dat hij daarom is gaan rijden, met het doel de trekkercombinatie op een veilige plek te parkeren in afwachting van de monteur en dat hij vervolgens, omdat hij toch al halverwege was, besloot door te rijden.
De rechtbank kent aan de verklaring die de verdachte ten overstaan van de politie heeft afgelegd groter gewicht toe. Deze verklaring heeft hij vlak na het ongeval toen zijn herinnering nog vers was en niet kan zijn ingekleurd door het verstrijken van tijd, afgelegd. De reden die de verdachte destijds ten overstaan van de politie heeft gegeven voor het feit dat hij met het voertuig is gaan rijden, verantwoordt -gelet op het gevaar dat hij hiermee heeft veroorzaakt, het risico dat hij hiermee heeft genomen en dat zich uiteindelijk ook heeft verwezenlijkt- geenszins deze keuze. Dit geldt (ten overvloede) ook voor de reden die de verdachte ter terechtzitting heeft genoemd. Wellicht had hij het voertuig nog verder in de berm kunnen parkeren om op een meer verantwoorde wijze te wachten op de monteur, en de noodzakelijke maatregelen moeten treffen het voorbij komende verkeer tijdig te waarschuwen.
Vervolgens heeft de verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, verklaard dat hij de fietser (het latere slachtoffer) op de Lorbaan had gezien, maar daarna uit het oog verloren was. Juist binnen eerdergenoemde verkeerde en zo gevaarlijke keuze om te gaan rijden met het defect, kon en mocht de verdachte zich dit ‘over het hoofd zien’ niet permitteren. Het was immers juist aan de rechtervoorzijde, de kant waar fietsers zich op deze weg zouden bevinden, waar de verdachte (wist dat hij) geen zicht had.
De rechtbank oordeelt dan ook dat onder deze omstandigheden, met een dusdanig defect voertuig, met een dermate beperkt zicht (geen zicht aan de rechtervoorkant over een afstand van 10 meter) op een dusdanig gevaarlijke weg te gaan rijden, geen andere conclusie rechtvaardigt dan de conclusie dat verdachtes verkeersgedrag dient te worden aangemerkt als een gedraging die aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert. Als gevolg van deze gedraging is de heer [slachtoffer] komen te overlijden.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit bewezen, zoals hierna omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.