In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonstichting Zaam Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde partij]. Zaam Wonen vorderde ontruiming van de woning van de huurder op basis van overlastklachten. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat Zaam Wonen onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de overlast van een zodanige ernst was dat deze de belangen van de verhuurder zwaarder woog dan de woonbelangen van de huurder. De rechtbank overwoog dat Zaam Wonen op de hoogte was van de beperkingen van de huurder en dat er een zorgtraject was opgezet. De overlastklachten die in 2019 waren ingediend, konden niet meer worden gebruikt om de vordering te onderbouwen, vooral omdat er sinds januari 2021 geen nieuwe klachten waren ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de huurder zich in overwegende mate aan de afspraken had gehouden en dat de belangenafweging in het voordeel van de huurder uitviel. Zaam Wonen werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder.