Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de mondelinge behandeling op 14 april 2021 en de pleitaantekeningen van mr. Sterk.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 19 april 2021, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CALL COGENS B.V. (hierna: Cogens) een verzoekschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2021 heeft Cogens echter besloten het verzoekschrift in te trekken. Dit heeft geleid tot de noodzaak om te beoordelen of er aanleiding was voor een kostenveroordeling ten laste van Cogens, nu de verweerster, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, een verzoek tot kostenveroordeling had ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat, omdat Cogens het verzoekschrift heeft ingetrokken, de door Cogens aangevoerde gronden niet meer door de rechter konden worden getoetst. Hierdoor werd Cogens als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt. Op basis van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) werd Cogens veroordeeld in de proceskosten van de verweerster. De rechter heeft daarbij opgemerkt dat vergoeding van alle daadwerkelijk gemaakte proceskosten alleen aan de orde kan zijn bij buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. In dit geval was er geen bewijs dat dergelijke omstandigheden zich voordeden.
De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde van de verweerster. De rechter heeft het meer of anders verzochte afgewezen, waarmee de beslissing van de rechtbank definitief was. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P.H.M. Kuster.