Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord met productie 1;
- de brief van mr. Teeuwen van 14 september 2020 met daarbij de aanvullende producties 9 tot en met 11;
- de brief van mr. Decupere van 17 september 2020 met daarbij de aanvullende producties 2 tot en met 5;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 september 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
- de verklaring van drs. Van den Heuvel betreft een momentopname. Drs. Van den Heuvel heeft geen definitieve of sluitende uitspraak over blijvende wilsonbekwaamheid bij [betrokkene] gedaan. Hij schrijft immers
- weliswaar spreekt dr. Geerts over een cognitieve achteruitgang van [betrokkene] , maar hij verklaart niet over blijvende wilsonbekwaamheid.
- notaris Schroyen heeft [betrokkene] voorafgaand aan het passeren van de akte van 7 oktober 2019 gesproken en hij heeft geconcludeerd dat [betrokkene] in staat was om zijn wil te bepalen.
- notaris Moonen heeft [betrokkene] voorafgaand aan het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 ook gesproken. Hij heeft conform de op hem rustende zorgplicht en het protocol “Beoordeling Wilsbekwaamheid” dat geldt voor het notariaat zich van de geestelijke toestand van [betrokkene] vergewist en ook hij was de mening toegedaan dat [betrokkene] wilsbekwaam was.
- vanaf juli 2019 heeft hij in de richting van [gedaagde] , maar ook naar derden, aangegeven dat hij wilde dat [gedaagde] als zijn belangenbehartiger zou optreden.
4.De beoordeling
a. kunt u op basis van het beschikbare medische dossier van [betrokkene] en de overige in deze procedure overgelegde documenten, waar nodig en mogelijk aangevuld met eigen nader onderzoek, aangeven of [betrokkene] ten tijde van het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis?
b. indien voormelde vraag bevestigend wordt beantwoord:
- welke stoornis betreft het?
5.De beslissing
10 februari 2021voor zijdens beide partijen gelijktijdig te nemen akte uitlating omtrent de vraag welke deskundige moet worden benoemd voor het hiervoor in r.o. 4.6. en verder genoemde onderzoek, hoeveel deskundigen moeten worden benoemd, de aan de deskundige te stellen vragen en de maximale hoogte van het door de deskundige(n) gevraagde voorschot op de onderzoekskosten;