ECLI:NL:RBLIM:2021:381

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/03/278351 / HA ZA 20-281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nietigverklaring van levenstestament op grond van wilsonbekwaamheid

In deze zaak vordert eiseres, de dochter van [betrokkene], de nietigverklaring van een levenstestament dat op 11 februari 2020 is opgesteld. Eiseres stelt dat haar vader, [betrokkene], ten tijde van het opstellen van het testament wilsonbekwaam was, aangezien hij leed aan een geestelijke stoornis, meer specifiek dementie. Eiseres onderbouwt haar vordering met medische verklaringen van verschillende artsen, waaronder neuroloog dr. A.G.G.C. Korten en geriater dr. T. Geerts, die bevestigen dat [betrokkene] ernstige cognitieve stoornissen vertoonde. Eiseres stelt dat deze stoornissen hem belemmerden in het maken van een weloverwogen wilsverklaring.

Gedaagde, de andere dochter van [betrokkene], betwist de claim van wilsonbekwaamheid en voert aan dat [betrokkene] op het moment van het opstellen van het testament in staat was zijn wil te bepalen. Gedaagde verwijst naar verklaringen van notaris J.L. Schroyen en notaris A.G.M.M. Moonen, die beiden hebben vastgesteld dat [betrokkene] wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament. De rechtbank oordeelt dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om de wilsbekwaamheid van [betrokkene] op het moment van het opstellen van het testament vast te stellen. De rechtbank zal een neuroloog benoemen om de situatie van [betrokkene] te onderzoeken en te rapporteren over zijn geestelijke toestand en wilsbekwaamheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/278351 / HA ZA 20-281
Vonnis van 13 januari 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. R.M.J.K.M. Teeuwen,
tegen
[gedaagde]
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van [betrokkene],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. I.K. Decupere.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding met daarbij de producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord met productie 1;
  • de brief van mr. Teeuwen van 14 september 2020 met daarbij de aanvullende producties 9 tot en met 11;
  • de brief van mr. Decupere van 17 september 2020 met daarbij de aanvullende producties 2 tot en met 5;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 september 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn dochters van de heer [betrokkene] (hierna: “ [betrokkene] ”).
2.2.
Op 14 februari 2018 is ten behoeve van [betrokkene] een notariële akte gepasseerd, getiteld “levenstestament”. Hierin heeft [betrokkene] zijn schoonzoon [schoonzoon] , de echtgenoot van [eiseres] , benoemd tot zijn algemeen gevolmachtigde (productie 1 bij dagvaarding). Deze akte is gepasseerd ten overstaan van notaris S.J.M. van de Ven te Echt.
2.3.
Neuroloog dr. A.G.G.C. Korten (hierna: “dr. Korten”) heeft de huisarts van [betrokkene] , voor zover hier van belang, bij brief van 4 september 2019 onder meer als volgt bericht (productie 4 bij dagvaarding):
“(..) patiënt zag ik op 4/9/2019 poliklinisch ter herbeoordeling (..)
Conclusie: progressie van cognitieve functiestoornissen ook geobjectiveerd bij oriënterend testonderzoek. Een en ander nu passend in het kader van dementieel syndroom, meest waarschijnlijk op basis van onderliggende ziekte Alzheimer in combinatie met vasculaire afwijkingen in cerebro.(..)”
De als productie 6 bij dagvaarding ingebrachte brief van 14 november 2019 van neuroloog Korten aan de huisarts van [betrokkene] is gelijkluidend aan voormelde brief van 4 september 2019 (productie 4 bij dagvaarding).
2.4.
Geriater dr. T. Geerts (hierna: “dr. Geerts”) heeft de huisarts van [betrokkene] , voor zover hier van belang, bij brief van 13 september 2019 onder meer als volgt bericht (productie 5 bij dagvaarding):
“ (..) Uw patiënt werd gezien op 13-09-2019 en op 03-10-2019. (..)
Besluit
Patiënt werd gezien voor cognitieve evaluatie.
MMSE bedraagt 10/30; er kan gesteld worden dat er sprake is van forse cognitieve deterioratie. De oriëntatie in tijd en ruimte zijn afwijkend. Het geheugen en de aandacht zijn gestoord. Taalvaardigheden zijn ingeperkt. Klachteninzicht ontbreekt, problemen worden niet gebagatelliseerd. Taalexpressie is eerder beperkt, patiënt antwoord kort. Er is een matige articulatie. Enkele keren zijn er begripsproblemen. De aandacht is goed te trekken doch patiënt kan de aandacht moeilijk vasthouden over langere perioden. De stemming imponeert normaal, affect moduleert iet wat vlak. Het werk- en denktempo is traag. Er worden diverse perseveraties geobjectiveerd.
(..)
Daarnaast echter ook obv verhaal en voorgaande cognitieve testing in Nederland waarschijnlijk dementiebeeld, mogelijks mengvorm Alzheimer dementie, vasculair. (..)”
2.5.
Bij notariële akte van 7 oktober 2019 getiteld “algehele volmacht” heeft [betrokkene] alle eerder gemaakte notariële volmachten herroepen (hierna: “de akte van 7 oktober 2019”). Hij heeft in die akte tot algemeen gevolmachtigde benoemd zijn twee dochters, te weten: [eiseres] en [gedaagde] . Deze akte is gepasseerd ten overstaan van notaris J.L. Schroyen te Sint-Odiliënberg.
2.6.
De door [eiseres] ingeschakelde VIA-arts drs. H.A.J.M. van den Heuvel (hierna: “drs. Van den Heuvel”) heeft op 16 december 2019 een medische verklaring opgesteld, waarin hij onder meer het volgende heeft geschreven (productie 7 bij dagvaarding):
“(..) Ondergetekende verklaart (..) als onafhankelijk arts, op basis van eigen onderzoek en bevindingen d.d. 16-12-2019, tijdens een huisbezoek van oordeel te zijn dat (..) [betrokkene] (..) gelet op zijn lichamelijke en geestelijke toestand thans en naar verwachting blijvend niet in staat wordt geacht zijn wil geheel zelfstandig naar behoren kenbaar te kunnen maken. (..)
Zoals tijdens het bezoek blijkt is er sprake matige tot ernstige cognitieve stoornissen over de gehele lijn. De oriëntatie in persoon is ongestoord, de oriëntatie in tijd en in plaats is ernstig gestoord. Er is met name een ernstige stoornis voor het kortetermijngeheugen. Het bleek tijdens het bezoek niet mogelijk een coherent gesprek met de heer te voeren.
Het is niet mogelijk met betrokkene een gesprek te voeren over hetgeen bij de notaris staat te gebeuren. (..) Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht (..)
Uit bij de aanvraag meegestuurde medische informatie blijkt dat er sinds januari 2018 sprake is van toenemende vergeetachtigheid. Vanaf september 2019 wordt gesproken over een psychogeriatrische aandoening.
De bevindingen van mijn onderzoek passen bij een zich vorderende psychogeriatrische aandoening.
Gelet op genoemde stoornissen en beperkingen die naar verwachting progressief van aard zijn, en zijn niet consistente en niet persistente uitlatingen, is betrokkene naar verwachting blijvend niet wilsbekwaam. (..)”
2.7.
[eiseres] heeft de kantonrechter op 18 november 2019 verzocht tot het instellen van bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] , alsmede tot instelling van een mentorschap ten behoeve van hem. De kantonrechter heeft dit verzoek bij beschikking van 13 februari 2020 afgewezen (productie 1 bij conclusie van antwoord).
2.8.
Bij notariële akte van 11 februari 2020 getiteld “levenstestament (met volmacht)” heeft [betrokkene] tot zijn algemeen gevolmachtigde aangewezen [gedaagde] (hierna: “het levenstestament van 11 februari 2020”). Alle eerdere aan anderen verleende volmachten zijn in deze akte herroepen. Deze akte is gepasseerd ten overstaan van notaris A.G.M.M. Moonen te Sittard.
2.9.
[betrokkene] woont sinds begin 2020 in verzorgingstehuis Nobama Care. Dat biedt de mogelijkheid om hem 24 uur per zorg te verlenen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
I. een verklaring voor recht dat het levenstestament d.d. 11 februari 2020 nietig is,
II. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag. [eiseres] stelt dat het levenstestament van 11 februari 2020 ex artikel 3:34 lid 2 BW nietig is, omdat [betrokkene] op dat moment wilsonbekwaam was. Bij [betrokkene] is de diagnose dementie gesteld. Uit de door [eiseres] in het geding gebrachte medische stukken blijkt volgens haar voldoende dat de cognitieve functies van [betrokkene] zodanig achteruit zijn gegaan dat hij op 11 februari 2020 niet meer in staat was om zijn wil te bepalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat [betrokkene] ten tijde van het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 wilsonbekwaam was en daarmee dat dit testament nietig is. In dat verband voert [gedaagde] onder meer het volgende aan:
  • de verklaring van drs. Van den Heuvel betreft een momentopname. Drs. Van den Heuvel heeft geen definitieve of sluitende uitspraak over blijvende wilsonbekwaamheid bij [betrokkene] gedaan. Hij schrijft immers
  • weliswaar spreekt dr. Geerts over een cognitieve achteruitgang van [betrokkene] , maar hij verklaart niet over blijvende wilsonbekwaamheid.
  • notaris Schroyen heeft [betrokkene] voorafgaand aan het passeren van de akte van 7 oktober 2019 gesproken en hij heeft geconcludeerd dat [betrokkene] in staat was om zijn wil te bepalen.
  • notaris Moonen heeft [betrokkene] voorafgaand aan het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 ook gesproken. Hij heeft conform de op hem rustende zorgplicht en het protocol “Beoordeling Wilsbekwaamheid” dat geldt voor het notariaat zich van de geestelijke toestand van [betrokkene] vergewist en ook hij was de mening toegedaan dat [betrokkene] wilsbekwaam was.
  • vanaf juli 2019 heeft hij in de richting van [gedaagde] , maar ook naar derden, aangegeven dat hij wilde dat [gedaagde] als zijn belangenbehartiger zou optreden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of [betrokkene] ten tijde van het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 al dan niet in staat was om zijn wil te bepalen ten aanzien van de persoon die hij wilde aanwijzen als zijn belangenbehartiger.
4.2.
Voor een succesvol beroep op het bepaalde in artikel 3:34 BW is vereist dat [eiseres] stelt, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , bewijst dat [betrokkene] op 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis toen een redelijke waardering van de bij het levenstestament betrokken belangen belette ofwel dat de wilsverklaring onder invloed van die stoornis is gedaan.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat aan de vrijheid van [betrokkene] om een levenstestament op te (laten) maken grote waarde moet worden toegekend. Dat betekent dat niet te snel achteraf mag worden aangenomen dat voldaan is aan de vereisten van artikel 3:34 BW. Daarbij komt dat de enkele aanwezigheid van een geestelijke stoornis nog niet betekent dat de wilsverklaring ook onder invloed van die stoornis is gedaan, omdat een geestelijke stoornis de waardering van de bij een uiterste wilsbeschikking betrokken belangen niet hoeft te beletten. Dit zal mede afhangen van de ernst van die stoornis en de eenvoud dan wel ingewikkeldheid van de desbetreffende wilsbeschikking.
4.4.
Volgens [eiseres] was [betrokkene] ten tijde van het opmaken van het levenstestament van 11 februari 2020 niet (meer) in staat om zijn wil te bepalen. Zij heeft die stelling onderbouwd met documenten van dr. Korten, dr. Geerts en drs. Van den Heuvel. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] daarmee heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht.
4.5.
[gedaagde] op haar beurt heeft voldoende gemotiveerd betwist dat [betrokkene] ten tijde van het opmaken van het levenstestament van 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet meer in staat was om zijn wil te bepalen. [gedaagde] heeft immers gemotiveerd kanttekeningen geplaatst bij de conclusies die door [eiseres] worden getrokken uit de door haar overgelegde documenten van dr. Korten, dr. Geerts en drs. Van den Heuvel. Zij heeft bovendien erop gewezen dat notaris Moonen kennelijk van mening was, nadat hij [betrokkene] alleen gesproken had, dat deze in staat was om zijn wil met betrekking tot de inhoud van het levenstestament van 11 februari 2020 te bepalen.
4.6.
Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank daarom behoefte aan voorlichting door één of meer onafhankelijke, door de rechtbank benoemde deskundigen. De rechtbank zal derhalve een deskundigenbericht gelasten.
4.7.
De rechtbank stelt zich daarbij voor dat onderzoek te laten uitvoeren door een neuroloog. De rechtbank stelt verder voor om aan die deskundige de volgende vragen voor te leggen:
a. kunt u op basis van het beschikbare medische dossier van [betrokkene] en de overige in deze procedure overgelegde documenten, waar nodig en mogelijk aangevuld met eigen nader onderzoek, aangeven of [betrokkene] ten tijde van het passeren van het levenstestament van 11 februari 2020 leed aan een geestelijke stoornis?
b. indien voormelde vraag bevestigend wordt beantwoord:
- welke stoornis betreft het?
- wat zijn de gevolgen van die geestelijke stoornis geweest voor de wilsbekwaamheid van [betrokkene] , in het bijzonder met het oog op het maken van het levenstestament van 11 februari 2020?
c. welke opmerkingen kunt u verder nog maken die voor een beoordeling van deze zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.8.
Beide partijen worden in de gelegenheid gesteld om bij gelijktijdig te nemen akte zich uit te laten over de door de rechtbank voorgestelde vragen en eventueel aanvullende vragen voor te stellen, het aantal en de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n), hun hoedanigheden en relevante kwaliteiten, zijn/haar/hun bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen het honorarium mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundigen zou moeten worden verstrekt.
De rechtbank verzoekt aan partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de perso(o)n(en) en het aantal van de te benoemen deskundige(n) en zo mogelijk gezamenlijk de deskundige(n) voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt de rechtbank aan partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen perso(o)n(en) en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen en/of hun aantal, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiseres] moeten worden betaald. Indien de beoogde deskundige(n) een (voorschot op een) honorarium mocht(en) verlangen dat buiten de door partijen aangegeven kaders treedt, zullen partijen nog in de gelegenheid worden gesteld zich daarover nader uit te laten.
4.10.
De zaak zal daartoe worden verwezen naar na te noemen rol voor akten van partijen.
4.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
10 februari 2021voor zijdens beide partijen gelijktijdig te nemen akte uitlating omtrent de vraag welke deskundige moet worden benoemd voor het hiervoor in r.o. 4.6. en verder genoemde onderzoek, hoeveel deskundigen moeten worden benoemd, de aan de deskundige te stellen vragen en de maximale hoogte van het door de deskundige(n) gevraagde voorschot op de onderzoekskosten;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: CB