ECLI:NL:RBLIM:2021:380

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
03/702773-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en invoer van harddrugs

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en wonende te [adres]. De verdachte werd bijgestaan door mr. L.I.M. Entjes, advocaat te Maastricht. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 en 9 december 2020. De tenlastelegging omvatte deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van overtredingen van de Opiumwet, alsook het invoeren en verhandelen van harddrugs. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor het onder 3 primair ten laste gelegde feit, maar heeft wel bewezenverklaring van de subsidiaire feiten gevraagd. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en dat hij niet wist dat hij betrokken was bij de invoer van harddrugs.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de wetenschap van de verdachte over de invoer van en betrokkenheid bij de handel in cocaïne en heroïne. De verdachte heeft weliswaar regelmatig gereden tussen verschillende adressen, maar er is geen bewijs dat hij wist wat hij vervoerde. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, inclusief deelname aan de criminele organisatie.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702773-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
wonende te [adres] ,
Verdachte wordt bijgestaan door mr. L.I.M. Entjes, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 en 9 december 2020. Verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 18 januari 2021 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van overtredingen van artikel 2 jo 10 van de Opiumwet;
feit 2:samen met anderen harddrugs heeft ingevoerd.
feit 3:samen met anderen harddrugs heeft verhandeld en/of vervoerd dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft – zoals opgenomen in het overgelegde schriftelijke requisitoir – gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde feit alsmede tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe verwezen naar de tapgesprekken, de observaties en de bevindingen omtrent de pseudokoop in samenhang met de getuigenverklaringen die het beeld dat daaruit naar voren is gekomen, bevestigen. Uit genoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat er sprake is van een duidelijke structuur, waarbij de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bovenaan de criminele organisatie staan. [medeverdachte 2] heeft daarbij de hoogste positie. Niet alleen wordt het geld naar [medeverdachte 2] gebracht, maar ook heeft hij grote hoeveelheden drugs op voorraad die door de loopjongens, [verdachte] en [medeverdachte 3] , worden opgehaald. [medeverdachte 2] bespreekt het transport alleen met [medeverdachte 1] . Onder [medeverdachte 1] staan de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , die het dealwerk op straat voor hun rekening nemen. [medeverdachte 1] bepaalt daarbij het schema, wie drugs krijgt en wie als vervanger optreedt als een van de dealers is verhinderd. Voorts blijkt uit het dossier dat de organisatie al lange tijd actief is en de rollen van verschillende deelnemers inwisselbaar zijn. De rol van verdachte in dit geheel is het brengen van geld naar [medeverdachte 2] in Overpelt, in België, en het meenemen van de harddrugs naar Nederland. Met betrekking tot de wetenschap van verdachte over het feit dat hij drugs over de grens vervoerde, heeft de officier van justitie verwezen naar het tapgesprek op 12 december 2016, waarin verdachte aan een vriend bevestigt dat hij voor die ‘ouwe’, zijnde [medeverdachte 2] , iets rijdt en nooit aangehouden wordt omdat hij ‘bismillah’ zegt en dat hij weet dat het slecht is wat hij doet. Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte zelf niet heeft gedeald, heeft hij wel drugs en geld getransporteerd en is hij in die zin medeplichtig aan straathandel.
De raadsvrouw heeft – zoals opgenomen in haar overgelegde pleitnota – bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Uit het dossier blijkt niet wanneer, hoe vaak, wat en hoeveel er precies zou zijn vervoerd. Uit de tapgesprekken blijkt niet van verdachtes wetenschap of betrokkenheid bij de invoer van harddrugs. In de Suzuki Swift waar hij in reed zijn geen verdovende middelen aangetroffen, evenmin is er bij verdachte zelf iets aangetroffen. Er worden aannames gedaan in het dossier, maar dat is geen wettig en overtuigend bewijs. Daarmee is niet aangetoond dat verdachte zelf heen en weer heeft gereden van België naar Nederland met cocaïne en heroïne en dat in nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Het voor medeplegen vereiste opzet ontbreekt. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken voor het onder 2 ten laste gelegde. Verder bevat het dossier ook geen aanwijzingen dat verdachte harddrugs bezat of verkocht dan wel dat hij daaraan een substantiële bijdrage heeft geleverd, zodat hij van het onder 3 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Voorts bevat het dossier geen enkel hard bewijsmiddel waaruit het vervoer van de verdovende middelen door verdachte tussen Overpelt en Weert blijkt of blijkt dat hij wetenschap had van de drugshandel van de medeverdachten. Opzet op (het behulpzaam zijn bij) straatdealen ontbreekt. Door een keer geld tussen familieleden langs te brengen, is ook niet bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat verdachte daarmee aan de verkoop van verdovende middelen in Nederland zou bijdragen, zodat verdachte ook van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Dit leidt er eveneens toe dat verdachte niet heeft deelgenomen aan de criminele organisatie gericht op handel in harddrugs. Immers, het enkel verrichten van ‘hand- en spandiensten’ zonder wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, levert geen deelneming op. Bovendien blijkt uit het dossier niets van een duurzaam of gestructureerd karakter van het samenwerkingsverband. Evenmin is er bewijs dat verdachte wist dat de medeverdachten samenwerkten en het plegen van drugsgerelateerde feiten tot oogmerk hadden.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet in voldoende mate het bewijs volgt voor de betrokkenheid van verdachte bij de invoer van verdovende middelen zoals door de officier van justitie ter terechtzitting is geschetst. Duidelijk is dat verdachte in de onderzoeksperiode regelmatig in de zwarte Suzuki Swift op en neer reed tussen zijn woning, de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] in Overpelt en de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] in Weert. Ook bevinden zich in het dossier tapgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waaruit kan worden afgeleid dat verdachte werd ingezet als koerier om geld naar [medeverdachte 2] te brengen en verdovende middelen vanuit Overpelt naar Weer te vervoeren. Echter, niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist wat hij tijdens deze ritten vervoerde. Het dossier bevat immers geen tapgesprekken waarin verdachte over drug-gerelateerde zaken spreekt en de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waarbij verdachte aanwezig was, vonden plaats in de Macedonische taal en die is verdachte niet machtig. Ook het tapgesprek van 12 december 2016, waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, draagt daaraan niet bij nu er geen concrete verwijzing naar het vervoer van verdovende middelen in voorkomt. Daarnaast bevat het dossier geen bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de verkoop van de ingevoerde verdovende middelen door de medeverdachten, noch dat hij daar wetenschap van had.
Nu het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor verdachtes wetenschap van de invoer van en betrokkenheid bij de handel in cocaïne en heroïne, is de rechtbank van oordeel dat ook niet bewezen kan worden dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die het plegen van genoemde feiten als oogmerk had. Ook daarvan zal verdachte worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. L. Feuth en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 4 januari 2017 in de gemeente Weert, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrij(f)(ven) als bedoeld in artikel 2 jo. artikel 10 van de Opiumwet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 4 januari 2017 in de gemeente Weert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 4 januari 2017 in de gemeente Weert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 4 januari 2017 in de gemeente Weert, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging althans ieder voor zich en alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door met een auto met daarin geld en/of verdovende middelen heen en weer te rijden tussen de adressen van voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om voornoemd geld en/of voornoemde verdovende middelen af te leveren;