ECLI:NL:RBLIM:2021:3789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
C/03/289362 / KG ZA 21-91
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop en levering van woning in kort geding met betrekking tot vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die op 30 april 2021 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser in kort geding dat gedaagde zou meewerken aan de verkoop en levering van een woning. Eiser en gedaagde waren in 1994 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben op 2 september 2010 hun echtscheiding uitgesproken. Ter afwikkeling van hun gemeenschap hebben zij op 24 november 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Eiser stelde dat gedaagde onvoldoende medewerking verleende aan de uitvoering van deze overeenkomst, wat leidde tot de vordering in kort geding. Gedaagde betwistte het spoedeisend belang van eiser en voerde aan dat zij haar verplichtingen uit de overeenkomst was nagekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de vertraging in het verkooptraject niet aan gedaagde, maar aan de makelaar te wijten was. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.101,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/289362 / KG ZA 21-91
Vonnis in kort geding van 30 april 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. W.G.M.M. van Montfort te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.B.E. Noijen te Heerlen (aanvraag toevoeging).
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 maart 2021 met zes producties
  • de producties 1 tot en met 9 van [gedaagde] (productie 1 aanvraag toevoeging)
  • de akte inbrengen producties van [eiser] , houdende productie 7
  • de akte wijziging van eis
  • de conclusie van antwoord
  • het proces-verbaal van de zitting van 23 maart 2021
  • de pleitnota van [eiser]
  • de brief uitlaten proces-verbaal van [eiser] van 20 april 2021, met als bijlage de correspondentie tussen de advocaten van 7, 9, 12 en 16 april 2021
  • de brieven van partijen van 20 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 8 april 1994 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben samengewoond aan [adres] te [woonplaats 3] . De echtscheiding tussen partijen is uitgesproken op 2 september 2010. Partijen hebben, ter verdere afwikkeling van die gemeenschap, op 24 november 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten, zoals te lezen in het proces-verbaal van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van die datum met zaak/rolnummer C/03/284420 / KG ZA 20-447. Een grosse van dat proces-verbaal is op 25 november 2020 aan partijen, via hun advocaat, verstrekt en heeft executoriale werking (art. 430 Rv). Partijen zijn - voor zover relevant - het volgende overeengekomen:
2.2.
Partijen hebben op de zitting van 23 maart 2021 afgesproken dat zij onverkort vasthouden aan de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020, met dien verstande dat zij ter aanvulling van punt 5 van die overeenkomst zijn overeengekomen dat de levering van de woning uiterlijk zes weken na datum verkoop zal plaatsvinden. Partijen hebben de voorzieningenrechter tot slot verzocht niet (meteen) vonnis te wijzen, maar de zaak aan te houden teneinde nadere afspraken te kunnen maken over de wijze waarop [gedaagde] de helft van de restschuld gaat voldoen, welke verplichting voortvloeit uit punt 9 van de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat partijen na ommekomst van drie weken moeten aangeven of zij vonnis willen, dan wel een nieuwe datumbepaling voor een mondelinge behandeling willen, teneinde de hiervoor bedoelde nadere afspraak met betrekking tot de restschuld (punt 9) vast te leggen in een proces-verbaal.
Een grosse van het proces-verbaal van 23 maart 2021 is aan partijen verstrekt en heeft executoriale werking.
2.3.
Partijen hebben de voorzieningenrechter - voor zover relevant - op 20 april 2021 bericht dat zij niet tot nadere afspraken (inzake punt 9) zijn gekomen, waarna de voorzieningenrechter (definitief) vonnis heeft bepaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert in kort geding na wijziging van eis - samengevat:
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening vonnis, althans binnen twee dagen na betekening van het vonnis, haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan [adres] te [woonplaats 3] door makelaar [naam makelaar] te [vestigingsplaats] voor een bedrag ad € 179.000,-, althans een bedrag dat de makelaar als redelijk acht;
2. [gedaagde] te verplichten het advies van makelaar [naam makelaar] over de laat en biedprijs op te volgen in de breedste zin van het woord; hieronder vallen onder meer de biedingen die op de woning worden gedaan en het ondertekenen van de koopovereenkomst;
3. [gedaagde] te verplichten ermee in te stemmen dat de leveringsakte wordt opgesteld conform hetgeen in de koopovereenkomst is opgenomen, alsmede [gedaagde] te bevelen medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de leveringsakte door deze in persoon te ondertekenen en in te stemmen met de benoeming van een notaris door [eiser] , althans een notaris naar keuze van de voorzieningenrechter;
4. te bepalen dat indien [gedaagde] niet op het eerste verzoek van [eiser] haar medewerking verleent, dit vonnis op grond van art. 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden voor een door de notaris op te stellen akte van verdeling en levering met betrekking tot de woning [adres]
te [woonplaats 3] voor zover het betreft het verlenen van toestemming door [gedaagde] ;
5. [eiser] primair te machtigen tot het te gelde maken van de woning [adres] te [woonplaats 3] welke machtiging expliciet dient in te houden dat makelaar [naam makelaar] de vraag- en laatprijs bepaalt, dat [eiser] de koopovereenkomst kan en mag sluiten ter zake de verkoop van de
woning [adres] te [woonplaats 3] , dat [eiser] de woning [adres] te [woonplaats 3] aan koper(s) kan en mag leveren ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris;
6. [gedaagde] te verplichten haar aandeel van de verwachtte restschuld op de rekening van de notaris te voldoen voor de aflossing van de hypotheek bij Hypotrust te Rotterdam op de woning [adres] te [woonplaats 3] ;
7. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor iedere dag of een dagdeel dat [gedaagde] in gebreke blijft aan de veroordeling van het in deze te wijzen vonnis te voldoen, tot een maximum van € 30.000,-;
8. [gedaagde] te veroordelen in kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van het gevorderde - samengevat - dat [gedaagde] onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020. Zij heeft de makelaar niet meteen goedkeuring gegeven om de verkoop van de woning te starten, terwijl dat wel door partijen was overeengekomen (zie punt 1 van die vaststellingsovereenkomst). [gedaagde] heeft eerst na ingebrekestelling de overeenkomst met de makelaar op 3 maart 2021 getekend en ingestemd met de richtprijs van € 179.000,- k.k. (productie 5 dagvaarding). [eiser] stelt dat [gedaagde] , daar waar het kan, een spaak in het wiel zal steken. [eiser] heeft er dan ook geen enkel vertrouwen in dat de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning op korte termijn zal kunnen plaatsvinden. Door de handelwijze van [gedaagde] is [eiser] bovendien onzeker dat [gedaagde] , nadat de woning is verkocht, de verplichtingen ter zake van de restschuld (zie punt 9 vaststellingsovereenkomst 24 november 2020) zal nakomen. [eiser] heeft dan ook een spoedeisend belang bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen. Zij voert - samengevat - aan dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020 telkens is nagekomen. De makelaar, en niet [gedaagde] , was debet aan de vertraging van het verkooptraject, doordat de makelaar per abuis de opdracht daartoe van [gedaagde] van 9 december 2020 over het hoofd had gezien. [gedaagde] voert voorts aan dat ook zij wil dat de woning op de kortst mogelijke termijn wordt verkocht, opdat de schulden van partijen in het kader van de lopende eigenaarslasten worden beperkt. Het gevorderde moet dan ook, bij gebreke van een voldoende (spoedeisend) belang, worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voldoende spoedeisend belang?

4.1.
Een voorziening in kort geding kan slechts worden gegeven indien de partij die de voorziening vordert, daarbij een spoedeisend belang heeft (art. 254 lid 1 Rv). [eiser] zal gelet hierop feiten en omstandigheden aannemelijk moeten maken, die meebrengen dat de gevorderde voorzieningen uit hoofde van onverwijlde spoed noodzakelijk zijn en dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Daarbij zal moeten worden beoordeeld of het belang van [gedaagde] bij afwijzing van de gevorderde voorzieningen niet opweegt tegen het belang van [eiser] bij toewijzing ervan. De te treffen voorzieningen moeten bovendien in verhouding staan met de mate waarin de gestelde situatie die voorzieningen vergt.
4.2.
Een dergelijke onverwijlde spoed is in dit kort geding niet aannemelijk gemaakt. [eiser] heeft de gevorderde voorzieningen in hoofdzaak gegrond op de vaststellings-overeenkomst van 24 november 2020 en heeft gesteld dat [gedaagde] in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst tekort schiet, zonder dat hij aantoont dat [gedaagde] in verzuim is met de nakoming van die overeenkomst. Niet [gedaagde] , maar de makelaar was debet aan de vertraging van het verkooptraject van de woning, zo heeft [gedaagde] gemotiveerd gesteld en met stukken onderbouwd, hetgeen [eiser] niet heeft betwist, en ook overigens is niet gebleken dat [gedaagde] de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020 (na ingebrekestelling) onvoldoende is nagekomen. Ook niet wat betreft punt 9 van de vaststellingsovereenkomst. Hiertoe wordt (ten overvloede) overwogen dat de afspraak van partijen over de restschuld niet tussen partijen ter discussie staat en dat het verkooptraject van de woning - in ieder geval op de zitting van 23 maart 2021 - nog niet is afgerond. De (omvang van de) restschuld staat vooralsnog niet vast. Nog afgezien van het feit dat punt 9 van de vaststellingsovereenkomst niet aan de het gevorderde ten grondslag is gelegd.
4.3.
De gevorderde voorzieningen worden derhalve vanwege het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang afgewezen.
Proceskosten
4.4.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De proceskosten worden, anders dan veelal bij gewezen echtlieden gebruikelijk is, niet gecompenseerd, ten eerste gelet op het onder 4.2. overwogene, ten tweede gelet op het feit dat, indien [gedaagde] de vaststellingsovereenkomst van 24 november 2020 al onvoldoende zou zijn nagekomen, [eiser] op grond van het proces-verbaal van 24 november 2020 voor de nakoming ervan al een executoriale titel had. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op totaal € 1.101,00 (€ 85,00 aan griffierecht - in geval van toevoeging - en € 1.016,00 aan salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op €1.101,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CM