Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
KTS Transportservice International GmbH,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 5
- de voorafgaand aan de behandeling ter zitting overgelegde producties 6 tot en met 10 (waarvan productie 7 abusievelijk is genummerd als productie 1) aan de zijde van [eiseres]
- de voorafgaand aan de zitting overgelegde conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 1] en de daarbij overgelegde producties 1 en 2
- de mondelinge behandeling op 15 april 2021.
2.De feiten
aan rekwirant tot op heden verschuldigd is een bedrag van € 213.475,71 + p.m., onverminderd de kosten dezes en de verdere gerechts- en executiekosten, welke executoriale titel bij deurwaardersexploot de dato 4 augustus 2020 aan geëxecuteerde is betekend met gelijktijdig bevel om binnen twee dagen aan de inhoud daarvan te voldoen, waaraan niet (volledig) is voldaan;
in gemeenschap van goederen gehuwd met” [gedaagde sub 2] in executoriaal beslag is genomen “
het onverdeeld aandeel van de beslagene voornoemd in de onroerende zaak.” Daarbij is medegedeeld dat bij verdere weigering van [gedaagde sub 2] om aan het bevel tot betaling te voldoen, tot verkoop van het beslagene zal worden overgegaan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Chelouche/Van Leer(voor niet-verdragshuwelijken, eventueel met excepties voor bijzondere gevallen)? Of geldt de Europese Huwelijksvermogensrechtverordening (Verordening (EU) 2016/1103)?
Chelouche/Van Leerheeft de Hoge Raad naar aanleiding daarvan een nieuwe verwijzingsregel geformuleerd. Indien de echtgenoten vóór het huwelijk een rechtskeuze hebben gemaakt, is het gekozen recht toepasselijk; bij gebreke van een rechtskeuze het gemeenschappelijke nationale recht van de echtgenoten; bij gebreke daarvan het recht van het eerste huwelijksdomicilie; en bij gebreke daarvan het recht waarmee de echtgenoten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, het nauwst zijn verbonden. De Hoge Raad heeft aan deze nieuwe verwijzingsregel terugwerkende kracht toegekend.
NJ1981/335) is hier een nuance op aangebracht. Omdat de wet tot opzegging van het Haags huwelijksgevolgenverdrag 1905 geen overgangsbepalingen bevat, dient het overgangsrecht afgestemd te worden op de aard van de betrokken belangen. Om moeilijkheden te vermijden acht de Hoge Raad het wenselijk dat de ten tijde van de huwelijksvoltrekking geldende collisieregel blijft gelden voor huwelijken die onder het verdrag zijn gesloten.
Sabah-arrest (HR 7 april 1989,
NJ1990/347) is beslist dat in beginsel de verwijzingsregel van het
Chelouche/Van Leer-arrest dient te worden toegepast, ook voor gevallen die niet onder het verdrag vallen, en dat die dus ook van toepassing is op echtparen die zijn gehuwd vóór 10 december 1976 (de datum waarop het
Chelouche/Van Leer-arrest is gewezen). Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven van dit beginsel af te wijken. Dat zal met name het geval zijn indien blijkt dat de echtgenoten op goede gronden, bijvoorbeeld ingewonnen advies, van andere collisieregels en een andere wet zijn uitgegaan en daarop hun vermogensrechtelijke voorzieningen hebben afgestemd. In dat geval gelden de regels van die andere wet.
- door rechtskeuze respectievelijk de conflictenregel - aangewezen buitenlands huwelijksvermogensregime in beginsel zonder meer tegen derden inroepen. Heersende leer in de jurisprudentie, voordat het Huwelijksvermogensverdrag van 1978 in werking trad, was dat het publicatievereiste van huwelijksvoorwaarden van artikel 1:116 BW gezien moest worden als een kwestie van (intern) materieel huwelijksvermogensrecht, dat beheerst werd door de lex causae. De bepaling van artikel 1:116 (respectievelijk 120 lid 2) BW was alleen van toepassing op huwelijksvoorwaarden waarop Nederlands recht toepasselijk was. De bepaling van artikel 1:116 (respectievelijk 120 lid 2) BW gold niet - en derden stonden dus aan onverwachte verrassingen bloot - ten eerste indien de echtgenoten door een rechtskeuze een buitenlandse huwelijksvermogenswet hadden gekozen, ten tweede indien de echtgenoten, krachtens de conflictenregel, in een buitenlands wettelijk regime of huwelijksvoorwaardenregime waren gehuwd.
1 september 1992 is artikel 12 WCHr in gelijke zin bepaald. De wetgever heeft bij de invoering van de regeling van art. 4-5 WCHv geen aparte overgangsregel gegeven.
- “Burgerlijke staat Zie akte(n)” -kenbaar kunnen zijn dat sprake was van een afwijkende situatie. Uit de notariële akte blijkt dat deze uitsluitend op naam is gesteld van [eiseres] en hierin is melding gemaakt van het feit dat zij met uitsluiting van iedere gemeenschap met [gedaagde sub 2] is gehuwd. Voor zover dit [gedaagde sub 1] al niet op het juiste spoor heeft gezet, is dat in ieder geval na de beslaglegging aangetoond door middel van de overgelegde stukken.
1.016,00