In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de alimentatieplicht van een vader ten behoeve van zijn jongmeerderjarige kind. De vader, werkzaam in de evenementenbranche, verzocht de rechtbank om de door hem te betalen onderhoudsbijdrage op nihil te stellen, omdat hij door de coronamaatregelen geen inkomen meer genereerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die de onderhoudsbijdrage beïnvloeden. De vader heeft zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij door de coronacrisis zijn werk niet kon uitvoeren en dat zijn inkomen onder het bijstandsniveau ligt. De rechtbank heeft de draagkracht van de vader beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet in staat is om de onderhoudsbijdrage te voldoen. De jongmeerderjarige heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de bijdrage te verhogen, maar dit verzoek is ingetrokken. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de onderhoudsbijdrage met ingang van 1 mei 2020 op nihil wordt gesteld, gezien de uitzonderlijke situatie van de vader en de gevolgen van de coronamaatregelen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.