ECLI:NL:RBLIM:2021:3623

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
C/03/268796 / HA ZA 19-473
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake samenwerkingsovereenkomst en aandelenbelang in Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V.

In deze zaak vordert eiseres, een full service bureau voor productontwikkeling, dat de rechtbank gedaagden, waaronder Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V., hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding. De vordering is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst die in 2012 werd gesloten, waarin eiseres recht had op een aandelenbelang van 10% in beide vennootschappen. Eiseres stelt dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen door het aandelenbelang niet te leveren. Gedaagden betwisten deze vordering en stellen dat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om het aandelenbelang daadwerkelijk te verwerven. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van wanprestatie, omdat de verplichting tot levering van het aandelenbelang nog steeds nagekomen kan worden. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af, omdat niet is aangetoond dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/268796 / HA ZA 19-473
Vonnis van 21 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. P.P.A. Vroegrijk,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
COMFORTPAT B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2.
MEDCOMFORT B.V.,
gevestigd te Arnhem,
3.
[gedaagde sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
en
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. T.T.P. van Tilburg,
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
5.
FEMISCOPE B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard- Geleen,
6.
PANTHEON MANAGEMENT & ORGANISATIE-ADVIES B.V.,
gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
7.
SIDOKA B.V.,
gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
en
8.
[gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.W. Holterman en mr. L.H.K. Peereboom-Bogers,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUTURA FEMINA HOLDING B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard- Geleen,
10.
[gedaagde sub 10],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. V.H.A. Griffioen.
Eiseres zal hierna worden aangeduid als [eiseres] . Alle gedaagden tezamen worden hierna aangeduid als Comfortpat c.s., de gedaagden 1 tot en met 4 als [gedaagden sub 1 t/m 4] , de gedaagden 5 tot en met 8 als [gedaagden sub 5 t/m 8] en de gedaagden 9 en 10 als [gedaagden sub 9 en 10] . Wanneer op één van de gedaagden individueel gedoeld wordt, zullen zij met hun eigen naam worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, ten aanzien van [gedaagden sub 5 t/m 8] betekend op 17 juli 2019, ten aanzien van [gedaagden sub 1 t/m 4] betekend op 19 juli 2019 en ten aanzien van [gedaagden sub 9 en 10] betekend op 22 juli 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden sub 1 t/m 4] , met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden sub 9 en 10] , met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden sub 5 t/m 8] , met producties,
  • het tussenvonnis van 8 januari 2020, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
  • de producties van [eiseres] ter voorbereiding op de comparitie,
  • de producties van [gedaagden sub 1 t/m 4] ter voorbereiding op de comparitie,
  • het (hersteld) proces-verbaal van comparitie van 1 juli 2020,
  • de conclusie van repliek, met producties,
  • de conclusie van dupliek van [gedaagden sub 1 t/m 4] , met producties,
  • de conclusie van dupliek van [gedaagden sub 5 t/m 8] , met producties,
  • de conclusie van dupliek van [gedaagden sub 9 en 10] , met producties.
  • het verzoek van [eiseres] tot het nemen van een akte,
  • het verzoek van Comfortpat c.s. om vonnis te wijzen,
  • de rolbeslissing waarbij het verzoek van eiseres tot het nemen van een akte is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 4] is uitvinder van de “femiscope” en houdt zich vanaf 1996 bezig met die uitvinding. [gedaagde sub 4] heeft de ontwikkeling van de femiscope en de daarmee verband houdende octrooien ondergebracht in Comfortpat B.V., terwijl hij de productie en verkoop van de femiscope heeft ondergebracht in Medcomfort B.V. [gedaagde sub 4] houdt een meerderheid van de aandelen in beide vennootschappen.
2.2.
De femiscope is een innovatief speculum dat gynaecologisch onderzoek vergemakkelijkt en minder belastend is voor de patiënt. Kenmerkend voor de werking van de femiscope is een inwendig scharnierpunt, dat gepatenteerd is. Tevens is de modulaire oplossing van de femiscope gepatenteerd.
De modulaire oplossing die bestaat uit het deels hergebruiken van onderdelen (de handgreep) en deels eenmalig gebruik (het speculum) werd door deskundigen in de praktijk niet werkbaar geacht. Om die reden moest doorontwikkeling van de femiscope plaatsvinden.
2.3.
[eiseres] is een full service bureau op het gebied van productontwikkeling en innovatie. Enig aandeelhouder en bestuurder van [eiseres] is [naam bestuurder] . [eiseres] , in de persoon van [naam bestuurder] , heeft in 2010 met [gedaagde sub 4] gesproken over de doorontwikkeling van de femiscope. [eiseres] was bereid knowhow in te brengen in ruil voor aandelen in Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. Tot een samenwerking is het toen niet gekomen.
2.4.
In 2012 informeert [gedaagde sub 4] of [eiseres] nog interesse heeft in het project en vinden opnieuw besprekingen plaats. Op 21 december 2012 wordt het “Femiscope contract, [gedaagde sub 4] – [eiseres] ” (hierna: de samenwerkingsovereenkomst, productie 22 dagvaarding) getekend. In de samenwerkingsovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“partijen:
1. [gedaagde sub 4] , directeur van ComfortPat BV en MedComfort BV
2. [eiseres] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [naam bestuurder]
(…)
De volgende afspraken worden nader genoemd:
(…)
- Partij 1lees: [gedaagde sub 4] ]
octrooieert eventuele vindingen indien dat in teamverband wijs wordt geacht voor ComfortPat bv.
Betreffende de honorering komen partijen overeen:
- Partij 2lees: [eiseres] ]
verwerft vanaf ondertekening van het contract tien procent van de aandelen van de bedrijven Comfortpat BV en Medcomfort BV.”
2.5.
[eiseres] heeft na ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst in de jaren 2013, 2014 en 2015 de doorontwikkeling van de femiscope ter hand genomen. In 2015 is een derde octrooi aangevraagd. Die aanvraag is afgewezen op grond van het ontbreken van nieuwheid en inventiviteit van het ontwerp.
2.6.
[gedaagde sub 10] is in 2015 door [gedaagde sub 4] aangetrokken als bestuurder van Comfortpat B.V.
2.7.
[gedaagde sub 4] is in de loop van 2015 in contact gekomen met [gedaagde sub 8] . Deze was geïnteresseerd om te investeren in de doorontwikkeling van de femiscope.
2.8.
[gedaagde sub 4] en [naam bestuurder] hebben gezamenlijk in het kader van de samenwerkingsovereenkomst getracht aanvullende financiering te vinden en hebben verschillende investeerders benaderd. Deze inspanningen hebben niet tot een samenwerking met nieuwe investeerders geleid.
2.9.
In februari 2016 hebben [eiseres] en [gedaagde sub 4] een afspraak bij de notaris met betrekking tot de levering van het overeengekomen aandelenbelang van 10% in Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. (hierna: “het aandelenbelang van 10%”) gemaakt. Het aandelenbelang van 10% is bij die gelegenheid niet geleverd, onder meer vanwege het ontbreken van een afstandsverklaring voorkeursrecht van de overige aandeelhouders.
2.10.
Op 2 maart 2016 is Femiscope B.V. opgericht door (de holdings van) [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 8] . [gedaagde sub 10] is bij die gelegenheid benoemd tot bestuurder. [gedaagde sub 8] is op een later moment bestuurder van die vennootschap geworden.
Femiscope B.V. heeft onder meer tot doel de ontwikkeling, productie en het verkopen van medische producten en het beheer van octrooien, licenties, vergunningen, merken en andere rechten van intellectuele eigendom.
Door Femiscope B.V. is een femiscope op de markt gebracht die verschilt van de door [eiseres] ontworpen versie, in die zin dat zij een ander bedieningsmechanisme heeft en voorzien is van een endoscoop (camera). Het bijbehorende octrooi komt toe aan Femiscope B.V.
2.11.
Op 27 juli 2016 heeft [gedaagde sub 10] een aandelenbelang in Comfortpat B.V. verworven. Op 4 augustus 2016 heeft [gedaagde sub 8] een aandelenbelang in Comfortpat B.V. verworven.
2.12.
In het kader van een door [eiseres] verzocht voorlopig deskundigenbericht heeft De Valck Business Valuation (hierna: “De Valck”) op 10 juli 2018 de waarde van de aandelen Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. beoordeeld. De waarde van 100% van de aandelen van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. is per 31 december 2012 vastgesteld op
€ 1.518.000,00 (productie 38 dagvaarding).
2.13.
[eiseres] heeft tot op heden geen aandelenbelang verworven in Comfortpat B.V. en evenmin in Medcomfort B.V.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. gedaagden hoofdelijk, in die zin dat indien de een betaalt de ander voor dat bedrag zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- primair € 255.500,00, te vermeerderen met primair wettelijke handelsrente en subsidiair wettelijke rente over dit bedrag, een en ander vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- subsidiair € 191.673,00, te vermeerderen met primair wettelijke handelsrente en subsidiair wettelijke rente over dit bedrag, ten aanzien van een bedrag van € 151.800,00 primair vanaf
1 september 2018 en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en ten aanzien van € 39.873,00 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- meer subsidiair € 151.800,00, te vermeerderen met primair wettelijke handelsrente en subsidiair wettelijke rente over dit bedrag, primair vanaf 1 september 2018 en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten primair ad € 3.050,00, subsidiair ad € 2.691,73, meer subsidiair ad € 2.293,00 en uiterst subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf twee weken na het te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten zoals omschreven in artikel 237 lid 3 Rv.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[eiseres] stelt dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens [eiseres] op grond van de samenwerkingsovereenkomst, omdat zij de overeengekomen prestatie – de levering van het aandelenbelang van 10% – niet meer in de overeengekomen vorm aan [eiseres] kunnen dan wel willen leveren. [eiseres] stelt dat zij niet meer zal kunnen meeprofiteren van de opbrengsten van de exploitatie van het femiscope-project, noch van een eventuele verkoop daarvan en dat zij daardoor schade lijdt, terwijl de uitdrukkelijke bedoeling van partijen bij het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst was dat [eiseres] beloond zou worden door middel van een aandelenbelang en niet, zoals gebruikelijk door middel van facturatie van haar werkzaamheden.
[eiseres] voert in dit verband aan dat:
- [eiseres] de doorontwikkeling zou verrichten van de femiscope,
- [eiseres] in ruil voor die werkzaamheden aandelen zou verkrijgen in de vennootschap waarin de octrooien zijn ondergebracht (Comfortpat B.V.), alsmede in de vennootschap waarin de inkomsten uit het vermarkten van de femiscope of de inkomsten uit de algehele verkoop van het femisciope-project zijn ondergebracht (Medcomfort B.V.),
- de exploitatie is overgeheveld van Medcomfort B.V. naar Femiscope B.V., waardoor er geen inkomsten meer (zullen) zijn in Medcomfort B.V.,
- het de bedoeling is (nieuwe) octrooien onder te brengen in Femiscope B.V. waarbij Comfortpat B.V. enkel licenties verkrijgt tegen een marginale vergoeding,
- [gedaagde sub 4] als bestuurder van beide vennootschappen de verhanging heeft bewerkstelligd, zodat die tekortkoming aan Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. kan worden toegerekend.
3.2.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde sub 4] in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] , dat [gedaagde sub 4] daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat [eiseres] daardoor schade lijdt.
[eiseres] betoogt dat [gedaagde sub 4] als bestuurder van beide vennootschappen zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, omdat hij heeft bewerkstelligd, dan wel heeft toegelaten, dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst niet meer kunnen of willen nakomen, terwijl hij wist of in iedergeval redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de handelwijze van de vennootschappen tot gevolg zou hebben dat zij hun verplichtingen niet zouden nakomen en zij geen verhaal zouden bieden voor de als gevolg hiervan optredende schade. Er bestaat, zo stelt [eiseres] , bovendien geen enkele rechtvaardiging voor de overheveling van de activiteiten van de twee vennootschappen naar Femiscope B.V. [gedaagde sub 4] heeft [eiseres] bewust buiten spel gezet.
3.2.3.
[eiseres] stelt dat de overige partijen die bij Comfortpat B.V. (en Medcomfort B.V.) betrokken zijn, te weten (de holdings van) [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 10] en [gedaagde sub 8] , op de hoogte waren van de afspraken met [eiseres] uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst en desondanks Femiscope B.V. hebben opgericht. Zij hebben onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld door uitvoering te geven aan de overheveling van activiteiten naar en het onderbrengen van intellectuele eigendomsrechten in Femiscope B.V. Zij hebben daarmee bewerkstelligd dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. hun verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst jegens [eiseres] niet meer kunnen of willen nakomen.
[eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde sub 4] als oprichter van de twee vennootschappen van de hoed en de rand wist. [eiseres] stelt voorts dat [gedaagde sub 10] sinds 2015 in hoedanigheid van directeur bij Comfortpat B.V. betrokken was. Zij heeft op 22 februari 2016 haar holding opgericht, waarmee zij op 27 juli 2016 een aandelenbelang in Comfortpat B.V. heeft verworven en zij participeert in Femiscope B.V. [eiseres] stelt dat [gedaagde sub 8] wetenschap moet hebben gehad, omdat hij het door [eiseres] aan Comfortpat B.V. geleende bedrag in februari 2016 heeft terugbetaald en zich met het verder ontwerpen van de femiscope heeft beziggehouden. [gedaagde sub 8] heeft op 1 maart 2016 zijn holding opgericht teneinde te participeren in Comfortpat B.V. en Femiscope B.V.
Daarnaast stelt [eiseres] dat deze partijen onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door te profiteren van de wanprestatie dan wel de onrechtmatige daad van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. jegens [eiseres] . Daarbij geldt, zo stelt [eiseres] , dat sprake is van de bijkomende omstandigheid dat deze partijen, naast het feit dat zij wetenschap hadden, zichzelf willens en wetens hebben bevoordeeld ten nadele van [eiseres] en de rechten van [eiseres] in het kader van de samenwerkingsovereenkomst bewust frustreren.
Tot slot stelt [eiseres] dat deze partijen zich schuldig hebben gemaakt aan verhaalsfrustratie door de oprichting van de hiervoor beschreven parallelle structuur. Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. zijn verworden tot lege hulzen.
3.2.4.
[eiseres] vordert vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. zijn inverzuim, omdat zij de overeengekomen prestatie niet meer kunnen of willen leveren in de overeengekomen vorm, althans omdat nakoming blijvend onmogelijk is.
[eiseres] stelt dat de omvang van de vervangende schadevergeding overeenkomt met de waarde van de samenwerkingsovereenkomst, die, zo stelt [eiseres] , in wezen een overeenkomst van opdracht is. [eiseres] vordert daarom primair het gebruikelijk loon (zonder btw), gebaseerd op een uurtarief van € 100,00 en vermenigvuldigd met 2.555 uren werk. Subsidiair vordert [eiseres] schadevergoeding ter hoogte van de waarde van de aandelen, zoals vastgesteld door De Valck, vermeerderd met kosten en handelsrente en kosten van de procedure. Ten aanzien van de overige gedaagden is de grondslag voor de vorderingen van [eiseres] onrechtmatige daad, waarbij [eiseres] voor wat betreft de omvang aansluiting heeft gezocht bij de door haar van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. gevorderde vervangende schadevergoeding.
3.3.
Comfortpat c.s betwisten de vorderingen en voeren gemotiveerd verweer.
3.3.1.
[gedaagden sub 1 t/m 4] voeren, samengevat, aan dat niet met [eiseres] een bepaalde waarde van het aandelenbelang is overeengekomen, maar dat [eiseres] enkel recht heeft op de aandelen zelf. [gedaagden sub 1 t/m 4] voeren aan dat zij niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen, omdat zij [eiseres] bij herhaling hebben verzocht het aandelenbelang af te nemen, maar dat [eiseres] om haar moverende redenen daaraan geen medewerking heeft verleend. Er is sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiseres] .
[gedaagden sub 1 t/m 4] stellen voorts dat [eiseres] als toekomstig aandeelhouder verschillende vergaderingen van aandeelhouders van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. heeft bijgewoond en aldus zo volledig en adequaat mogelijk is geïnformeerd. [eiseres] was, zo stellen [gedaagden sub 1 t/m 4] , bovendien op de hoogte van de wens om een schuldenvrije B.V. op te richten, waarin de octrooien uit Comfortpat B.V. zouden worden ingebracht. [eiseres] heeft echter nagelaten het aandelenbelang te verwerven om zo daadwerkelijk in hoedanigheid van aandeelhouder te kunnen acteren en invloed te kunnen uitoefenen. Dat het aandelenbelang verwaterd is dan wel in waarde is gedaald, komt voor rekening en risico van [eiseres] , omdat zij haar aandelenbelang in Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V niet heeft verworven.
Van bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde sub 4] vanwege een ernstig persoonlijk verwijt is geen sprake, omdat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. niet tekort zijn geschoten in hun verplichtingen jegens [eiseres] . Ook [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 3] hebben niet onrechtmatig gehandeld, omdat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. tot op heden nog steeds aan hun contractuele verplichtingen jegens [eiseres] kunnen voldoen.
3.3.2.
[gedaagden sub 5 t/m 8] betwisten elke aansprakelijkheid jegens [eiseres] . [gedaagden sub 5 t/m 8] voeren daartoe, samengevat, het volgende aan. [gedaagden sub 5 t/m 8] betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld door Femiscope B.V. actief op te richten en actief activiteiten uit te oefenen die voorheen door Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. werden verricht, in de wetenschap van de afspraken die tussen Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. enerzijds en [eiseres] anderzijds tot stand zijn gekomen. Ook betwisten [gedaagden sub 5 t/m 8] dat zij hebben geprofiteerd van de wanprestatie of onrechtmatige daad van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. De achtergrond van de oprichting van Femiscope B.V. is een totaal andere. [gedaagden sub 5 t/m 8] hebben € 300.000,00 geïnvesteerd in het ontwikkelen van een femiscope met een camera en appfunctionaliteit. [gedaagden sub 5 t/m 8] stellen dat zij aan die investering de voorwaarde hebben verbonden dat een nieuwe entiteit, Femiscope B.V., zou worden opgericht, zodat die investering ook daadwerkelijk gebruikt zou worden voor de verdere ontwikkeling van de femiscope en mogelijke bestaande schuldeisers zich er niet op zouden kunnen verhalen. Daarnaast was een nieuwe entiteit, zo stellen [gedaagden sub 5 t/m 8] , noodzakelijk om overheidssubsidies te verkrijgen voor de ontwikkeling van de femiscope. Er is geen sprake van een verhanging van ondernemingsactiviteiten in die zin dat activiteiten bij de ene entiteit worden beëindigd om te worden voortgezet bij een andere entiteit om zodoende crediteuren onbetaald te laten. [gedaagden sub 5 t/m 8] betwisten voorts dat zij wetenschap hadden van de met [eiseres] gemaakte afspraken in de samenwerkingsovereenkomst en voorts stellen zij dat er bijkomende omstandigheden ontbreken, die voor het vaststellen van een onrechtmatige daad in dit geval vereist zijn. Van verhaalsfrustratie door [gedaagden sub 5 t/m 8] is evenmin sprake. [gedaagden sub 5 t/m 8] betwisten dat door Comfortpat B.V. geregistreerde intellectuele eigendomsrechten zijn overgedragen aan Femiscope B.V. Wel hebben Femiscope B.V. en Comfortpat B.V. een licentieovereenkomst gesloten die ervoor zorgde dat Femiscope B.V. de door Comfortpat B.V. geregistreerde intellectuele eigendomsrechten mocht gebruiken tegen betaling van een royalty-vergoeding over de toekomstige verkopen van de femiscope.
3.3.3.
Ook [gedaagden sub 9 en 10] betwisten aansprakelijkheid en voeren daartoe, samengevat, het volgende aan. [gedaagden sub 9 en 10] stellen dat zij geen wetenschap hadden van de afspraken met [eiseres] in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Die afspraken zijn gemaakt ruim voordat [gedaagde sub 10] in beeld kwam als bestuurder van Comfortpat B.V. [gedaagde sub 10] heeft in juli 2016 bij wijze van beloning voor haar werkzaamheden als bestuurder een aandelenpakket in Comfortpat B.V. verkregen. De holding van [gedaagde sub 10] is later opgezet om te investeren in Femiscope B.V. Femiscope B.V. heeft een licentieovereenkomst gesloten met Comfortpat B.V. [gedaagden sub 9 en 10] zien niet in hoe en betwisten dat zij afspraken tussen [gedaagden sub 1 t/m 4] en [eiseres] op enigerlei wijze zouden hebben gefrustreerd. [gedaagden sub 9 en 10] benadrukken voorts dat, voor zover sprake zou zijn van een afdwingbare verplichting tot het leveren van een aandelenbelang, het [eiseres] zelf is geweest, die het aandelenbelang niet heeft afgenomen. Alle gevolgen voor de waardedaling van de aandelen door de tijd heen kunnen dan door [eiseres] in redelijkheid ook niet op anderen worden afgewenteld. [gedaagden sub 9 en 10] betwisten dat sprake is van een wanprestatie van Comfortpat B.V. of Medcomfort B.V., zodat er ook geen onrechtmatig handelen of aansprakelijkheid kan worden doorgelegd naar anderen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank dient in deze procedure in de eerste plaats de vraag te beantwoorden of Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. met betrekking tot de niet-levering van het aandelenbelang van 10% tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst, omdat dit aandelenbelang aan [eiseres] niet meer in de overeengekomen vorm kan worden geleverd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat van een tekortkoming geen sprake is. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.3.
Het uitgangspunt voor de beantwoording van deze vraag is hetgeen tussen [gedaagde sub 4] , als bestuurder van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V., en [eiseres] omtrent de levering van het aandelenbelang van 10% is afgesproken. Uit de samenwerkingsovereenkomst volgt slechts het bestaan van de verplichting aan de zijde van [gedaagde sub 4] , als bestuurder van die vennootschappen, om het aandelenbelang van 10% aan [eiseres] over te dragen. Deze overdracht zal kunnen plaatsvinden vanaf de dag van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst, dus vanaf 21 december 2012. Tussen partijen is niet in geschil dat
dieverplichting nog steeds door Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. kan worden nagekomen.
4.4.
De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of de verplichting tot het leveren van het aandelenbelang van 10% nog steeds in de oorspronkelijke - waarmee [eiseres] bedoelt: profijtelijke - vorm door Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. kan worden nagekomen. Volgens [eiseres] is dat niet meer het geval. Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. zijn verworden tot lege hulzen, omdat de activiteiten met betrekking tot de femiscope in Femiscope B.V. zouden zijn geconcentreerd. [eiseres] stelt daarom dat met het verkrijgen van het aandelenbelang van 10% niet langer geprofiteerd wordt of kan worden van de (al dan niet toekomstige) opbrengsten van de femiscope.
4.5.
De rechtbank volgt de redenering van [eiseres] niet. Die redenering gaat ten onrechte uit van de premisse dat de verkrijging van het aandelenbelang van 10% te allen tijde voor haar profijtelijk zou zijn. Een dergelijke vooronderstelling verhoudt zich niet met de aard van de door [eiseres] in de samenwerkingsovereenkomst bedongen prestatie, het verkrijgen van een aandelenbelang in twee vennootschappen, een belang dat naar zijn aard sterk in waarde kan variëren. Daarnaast is in de samenwerkingsovereenkomst niet overeengekomen dat het aandelenbelang van 10% op het moment van het sluiten van die overeenkomst een bepaalde waarde heeft noch dat een bepaalde waarde daarvan op enig moment in de toekomst aan [eiseres] is gegarandeerd. Ook is niet gebleken dat er anderszins een alternatieve afspraak is gemaakt over de honorering van de werkzaamheden van [eiseres] , indien het aandelenbelang van 10% niet zou worden geleverd of indien de waarde van dat aandelenbelang op enig moment niet meer zou overeenkomen met de prognoses en schattingen, die blijken uit de voorafgaand aan het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst aan [eiseres] verstrekte documenten, te weten het onderzoeksrapport “femiscope product opportunity analysis” van Interventional Medical Device Solutions uit 2009, de verkooppresentatie uit 2012 en het waarderingsrapport van het Nederlands Octrooibureau uit 2012. Dat betekent dat het bestaan van een verplichting voor Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V., zoals door [eiseres] gesteld, namelijk tot het leveren van het aandelenbelang van 10% in voor [eiseres] profijtelijke vorm, niet vast is komen te staan.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen jegens Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. moeten worden afgewezen, omdat zij niet tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun contractuele verplichtingen jegens [eiseres] . Nakoming - het leveren van het aandelenbelang van 10% - is nog steeds mogelijk. Voorts is niet gesteld noch gebleken dat Comfortpat B.V. of Medcomfort B.V., althans één van de bij die vennootschappen betrokken partijen heeft geweigerd het aandelenbelang van 10% aan [eiseres] te leveren. Ook is niet gesteld en evenmin gebleken dat [eiseres] er op enig moment op heeft gestaan dat het aandelenbelang van 10% aan haar zou worden geleverd.
4.7.
De vordering van [eiseres] op grond van bestuurdersaansprakelijkheid jegens [gedaagde sub 4] moet eveneens worden afgewezen. Die vordering is immers ook gebaseerd op de stelling dat [gedaagde sub 4] heeft bewerkstelligd dan wel heeft toegelaten dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. hun contractuele verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst niet meer kunnen of willen nakomen en daarvan is niet gebleken.
4.8.
Tot slot resteren de vorderingen jegens [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagden sub 5 t/m 8] en [gedaagden sub 9 en 10] (hierna samen: [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 10] en hun vennootschappen) op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst deze vorderingen af voor zover zij gestoeld zijn op de door [eiseres] gestelde onrechtmatige handeling (a) dat [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 10] en hun vennootschappen bewerkstelligd hebben dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. hun verplichtingen jegens [eiseres] niet meer kunnen of willen nakomen, althans (b) dat zij van die wanprestatie of onrechtmatige daad van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. geprofiteerd hebben. Ook die vorderingen zijn in de kern immers gegrond op de onjuiste stelling van [eiseres] dat Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. hun verplichtingen uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst niet meer kunnen of willen nakomen.
4.9.
[eiseres] heeft haar vorderingen jegens [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 10] en hun vennootschappen ten slotte gegrond op verhaalsfrustratie en/of het ontnemen van een ‘corporate opportunity’. [eiseres] stelt dat door het oprichten van een parallelle structuur, in die zin dat de ondernemingsactiviteiten van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. naar Femiscope B.V. verhangen zijn, Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. zijn verworden tot lege hulzen.
4.10.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. In de samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd dat [eiseres] betrokken zou worden bij de doorontwikkeling van de femiscope op basis van de bestaande octrooien. Nergens is vastgelegd dat [eiseres] ook betrokken moest worden in de zoektocht naar het vinden van nieuwe investeerders. Als [eiseres] het aandelenbelang van 10% daadwerkelijk had verworven, dan had zij vanuit haar positie als aandeelhouder ook mee kunnen beslissen over de financiële voortgang van het femiscopeproject. [eiseres] heeft dit nagelaten en daardoor was en bleef zij “enkel” de productontwikkelaar.
4.11.
Het staat vast dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 10] er op enig moment rond 2015 in geslaagd zijn om [gedaagden sub 5 t/m 8] te interesseren om te investeren in het femiscope-project. Niet valt in te zien hoe dit in strijd zou zijn met of afbreuk zou doen aan de in de samenwerkingsovereenkomst met [eiseres] gemaakte afspraken.
Zowel [gedaagde sub 10] als [gedaagden sub 5 t/m 8] hebben – in tegenstelling tot [eiseres] – in de loop der tijd wel een aandelenbelang verworven in Comfortpat B.V. en zij hebben zo, samen met [gedaagden sub 1 t/m 4] , mede het beleid kunnen bepalen rondom de doorontwikkeling van de femiscope, waaronder het aangaan van een samenwerking met de nieuw opgerichte vennootschap Femiscope B.V., onder meer met het oog op het kunnen delen in de eventuele opbrengsten bij een succesvolle marktintroductie. Ook hier valt niet in te zien hoe dit in strijd zou zijn met of afbreuk zou doen aan de met [eiseres] in de samenwerkingsovereenkomst gemaakte afspraken.
4.12.
Dat [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 8] en [gedaagde sub 10] en hun vennootschappen onrechtmatig zouden handelen door het oprichten van de door [eiseres] gestelde parallelle structuur is naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Comfortpat c.s., onvoldoende concreet onderbouwd. Niet verfeitelijkt is immers op welk recht van [eiseres] een inbreuk is gemaakt, of in strijd met welke wettelijke plicht is gehandeld dan wel volgens welke ongeschreven rechtsregel in strijd is gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. [eiseres] heeft bovendien niet voldoende onderbouwd dat zij als gevolg van dit handelen al schade heeft geleden, op dit moment lijdt of in de toekomst zal leiden. Van verhaalsfrustratie en/of het ontnemen van een ‘corporate opportunity’ is aldus niet gebleken. Bovendien miskent [eiseres] dat een geslaagd beroep op deze grondslag eerst aan de orde kan zijn, wanneer zij de positie van, in dit geval, aandeelhouder van Comfortpat B.V. en Medcomfort B.V. inneemt. Die positie bekleedt zij niet. Dat betekent dat haar huidige positie niet anders kan worden gekwalificeerd als een die gelijk is aan een willekeurige derde, aan wie in deze context ook geen vorderingsrecht toekomt.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
De proceskosten
4.14.
[eiseres] moet als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Comfortpat c.s.. De kosten worden aan de zijde van [gedaagden sub 1 t/m 4] , [gedaagden sub 5 t/m 8] en
[gedaagden sub 9 en 10] elk begoot op
  • griffierecht € 4.030,00
  • salaris advocaat
totaal € 11.503,00.
De rente en nakosten worden toegewezen als onder de beslissing is verwoord. De rechtbank merkt daarbij op dat [gedaagden sub 1 t/m 4] anders dan de overige gedaagden, een bedrag in vordering hebben genoemd dat overeenkomt met het tarief dat ten tijde van het instellen van die vordering gold. De rechtbank wijst de nakosten toe op basis van de huidige (hogere) tarieven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding aan de zijde van:
- gedaagden 1 tot en met 4 ( [gedaagden sub 1 t/m 4] ) begroot op € 11.503,00, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de (na)kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
- gedaagden 5 tot en met 8 ( [gedaagden sub 5 t/m 8] ) begroot op € 11.503,00, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de (na)kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
- gedaagden 9 en 10 ( [gedaagden sub 9 en 10] ) begroot op € 11.503,00, vermeerderd met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de (na)kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, rechter, voorzitter, mr. J.R. Sijmonsma en mr. V.E.J. Noelmans, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021.