3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan naar aanleiding van een geweldsincident dat op
29 december 2020 plaatsvond ter hoogte van het centrale busstation in Heerlen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door een voor hem onbekende man is gestoken. Aan het steekincident ging een woordenwisseling vooraf. [slachtoffer] besloot de eerste klap aan de man uit te delen, waarna de man hem meerdere keren hard sloeg op zijn lichaam, schouder en de linkerzijde van zijn hoofd, ter hoogte van zijn oor. [slachtoffer] voelde pijn en realiseerde zich pas later dat hij gestoken was met een voorwerp.
[slachtoffer] heeft het ziekenhuis bezocht. Aldaar werden 11 zichtbare oppervlakkige laesies (prikpunten / huidbeschadigingen) van 1-2 mm groot vastgesteld, verspreid over de borst, buik, linkerzij, schouder, rug en het linkeroor van [slachtoffer] . Inwendig letsel werd uitgesloten.Ook had [slachtoffer] een bloedende wond aan zijn linkeroor.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die de verwondingen aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] en de onbekende man (de verdachte) met elkaar in gevecht raakten. De verdachte maakte meerdere steekbewegingen in de richting van [slachtoffer] en [slachtoffer] werd hierbij ook meerdere keren geraakt. De verdachte stak hard en haalde iedere keer van achteren uit, aldus [getuige 1] .
Tussenconclusie rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer] meerdere keren met kracht in zijn bovenlichaam heeft gestoken. [slachtoffer] heeft hierbij 11 oppervlakkige prikpunten op zijn bovenlichaam opgelopen. De rechtbank kan niet vaststellen met wat voor voorwerp er is gestoken. Het voorwerp is namelijk niet aangetroffen. De verdachte spreekt over een ring met een punt van ongeveer
1 cm, terwijl getuigen verklaren dat er een mes gebruikt zou zijn. De getuigen verklaren verschillend over hoe dit mes eruit gezien zou hebben. De rechtbank stelt daarom vast dat de verdachte in ieder geval met een scherp/puntig voorwerp heeft gestoken. Dit sluit ook aan bij de aard en ernst van het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen.
Hoe moet dit handelen van de verdachte gekwalificeerd worden?
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden als een poging tot doodslag (primair) of een poging tot zware mishandeling (subsidiair). Hierbij stelt de rechtbank voorop dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven of om hem zwaar te verwonden. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer] of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij hem. Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat door een bepaald handelen een bepaald gevolg intreedt.
Allereerst moet dan vastgesteld worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] gedood kon worden of zwaar lichamelijk letsel kon oplopen door de handelingen van de verdachte. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om een feitelijk aanmerkelijke kans dat het kwalijke gevolg zal intreden. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Poging doodslag: vrijspraak
De rechtbank stelt voorop dat steken in het bovenlichaam met een scherp/puntig voorwerp onder omstandigheden dodelijk kan zijn, omdat zich in het bovenlichaam vitale organen bevinden. Niet elke steekbeweging in het bovenlichaam veroorzaakt echter een aanmerkelijke kans op de dood. Van belang is onder meer met welk voorwerp er is gestoken en met welke kracht er is gestoken. In deze zaak staat niet vast waarmee is gestoken. Het was in ieder geval een scherp/puntig voorwerp dat met krachtig steken tot niet meer heeft geleid dan oppervlakkige letsels van 1-2 mm groot. De rechtbank kan alleen daarom al niet vaststellen dat het steken zoals de verdachte dit heeft gedaan, had kunnen doordringen tot de vitale organen en tot de dood van [slachtoffer] had kunnen leiden. Om die reden moet vrijspraak volgen voor het primair ten laste gelegde.
Poging zware mishandeling bewezen
Met betrekking tot de vraag naar het risico op zwaar lichamelijk letsel komt de rechtbank tot een andere conclusie, namelijk dat er wel een aanmerkelijke kans was dat het handelen van de verdachte tot zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] had kunnen leiden. Door met een scherp en puntig voorwerp in iemands bovenlichaam te steken, had wel forser, permanent letsel veroorzaakt kunnen worden dan er nu is ontstaan (zoals bijvoorbeeld schade aan pezen en zenuwen) waarbij medisch ingrijpen nodig zou zijn geweest en er blijvende littekens waren ontstaan. Ook al kan in deze zaak niet vastgesteld worden waarmee is gestoken, dan geldt nog dat zulke ‘zware’, letsels ook kunnen worden toegebracht met een voorwerp met een kleine punt van bijvoorbeeld 1 cm. Het gevaar van het handelen van de verdachte moet voor de verdachte, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Door [slachtoffer] meerdere keren te steken heeft hij de kans op dit letsel dan ook aanvaard, zodat de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen acht.