ECLI:NL:RBLIM:2021:3610

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
03.210840.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen en overval op supermarkt met geweld

Op 28 april 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een supermarkt in Stein op 17 juli 2020. De verdachte, geboren in 2003 en werkzaam bij de Aldi, heeft samen met medeverdachten voorbereidingshandelingen verricht voor de overval. Tijdens de zitting op 14 april 2021 zijn de verdachte, zijn raadsvrouw, de officier van justitie, en getuigen gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere afpersing en medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de supermarkt, ter hoogte van € 2.025,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd, jeugdstrafrecht
Parketnummer : 03.210840.20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2003,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.M. Kurvers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Tevens zijn de ouders van de verdachte gehoord en is een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering telefonisch gehoord.
Het slachtoffer [naam benadeelde] , vergezeld van zijn partner, heeft de terechtzitting bijgewoond.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander op 17 juli 2020 in Stein de [supermarkt] heeft overvallen door de medewerker [naam benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, waarbij geweld is gebruikt en/of gedreigd is met geweld; dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest
Feit 2: samen met anderen in de periode 28 juni 2020 tot en met 4 juli 2020 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten afpersing in vereniging of diefstal met geweld in vereniging; dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft aangegeven dat het een grensgeval is of de rol van de verdachte als medepleger of medeplichtige moet worden beoordeeld. De verdachte heeft bij de overval geen uitvoeringshandelingen verricht. Ook staat niet vast wie de initiatiefnemer is van het plan om de [supermarkt] te overvallen. De uitleg van de verdachte dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de initiatiefnemer is, is logischer. Op grond daarvan kan dan ook niet worden gezegd dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De opsomming van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van aangever [naam benadeelde] [2] ;
- de verklaring van aangever [verdachte] (verdachte), mede namens [supermarkt] supermarkt [3] ;
- de bevindingen van de verbalisant [4] ;
- de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] [5]
- de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] [6] ;
- de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] [7] ;
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 april 2021 [8] ;
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake zou zijn van een bewuste en nauwe samenwerking (medeplegen) tussen de verdachte en de medeverdachte als volgt.
Uit de bewijsmiddelen en met name ook uit de eigen verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte samen met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] een plan heeft gemaakt om de [supermarkt] in Elsloo te overvallen. De verdachte is werkzaam bij de [supermarkt] en is bekend met de situatie ter plekke. Hij heeft voor een geslaagde overval relevante informatie betreffende de [supermarkt] gedeeld met [naam medeverdachte 1] . Deze zegt zelfs dat de verdachte het plan van A tot Z gemaakt heeft. Het plan is vanaf de eerste keer dat [naam medeverdachte 1] zich met medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar de [supermarkt] begeeft, ongewijzigd gebleven. De verdachte is ook telkens op de hoogte van wat er de betreffende dagen zou gaan gebeuren en telkens dan ook zelf in de [supermarkt] aanwezig. Uit de bewijsmiddelen blijkt, onder meer, dat de verdachte met [naam medeverdachte 1] bespreekt bij welke collega de overval het beste gepleegd kan worden. Bij medewerker [naam benadeelde] heeft het plan de meeste kans van slagen. De andere medewerkers van de [supermarkt] zijn namelijk breed gebouwd en groot, en dat is [naam benadeelde] niet. [naam benadeelde] volgt ook de reglementen goed op en zal naar verwachting rustig blijven bij een overval meewerken. Ook is verteld dat er in het kantoor van de [supermarkt] een kluis is. Tijdens de overval op 17 juli 2020 attendeert de verdachte [naam medeverdachte 1] er nog op dat er ook geld in de cashbox aanwezig is.
Afgesproken is verder dat de verdachte mee zou delen in de buit. De verdachte verklaart zelf ook dat hij [naam medeverdachte 1] geadviseerd heeft om een taser mee te nemen om [naam benadeelde] af te schrikken. De verdachte heeft ook aangegeven aan [naam medeverdachte 1] het een goed idee te vinden dat hij [naam benadeelde] en verdachte zou vastbinden en een zak over het hoofd zou doen om zo tijd te winnen bij de vlucht. Hij heeft [naam medeverdachte 1] ook geadviseerd zijn gezicht te bedekken zodat hij niet herkenbaar zou zijn.
De rechtbank kan gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen ze daarover heeft overwogen, niet anders concluderen dan dat er een bewuste en nauwe samenwerking is geweest tussen de verdachte en de medeverdachten. Niet alleen bij de geslaagde overval, maar ook bij voorbereidingshandelingen voor een overval op de [supermarkt] in de daaraan voorafgaande tenlastegelegde periode. Derhalve kan medeplegen bij zowel het onder feit 1 als onder feit 2 tenlastegelegde bewezen worden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. primair:
op 17 juli 2020 in de gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat aan [supermarkt] supermarkt toebehoorde, door
- een mes te tonen aan die [naam benadeelde] en
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij op de grond moet gaan liggen en/of geen verkeerde bewegingen mag maken en/of hij zal worden gesneden en gestoken als hij niet meewerkt en zijn telefoon moet afgeven en een of
meer kassa’s en een cashbox en een kluis moet openen, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, briefgeld wil hebben.
2 primair:
omstreeks de periode van 28 juni 2020 tot en met 4 juli 2020 in de gemeente Stein,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging (artikel 317 jo. 47 en/of artikel 312 jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, te weten messen en een taser en een rugzak en capuchons bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Primair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen.
Feit 2:
Primair: Medeplegen van voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal in vereniging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van
8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, alsmede een contactverbod met de medeverdachten.
Daarnaast vordert zij dat aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte begrijpt dat het om ernstige feiten gaat. De verdachte heeft zich door de medeverdachten laten meeslepen. Hij had het gevoel dat hij niet meer terug kon en hoopte dat de taser niet gebruikt zou gaan worden bij de overval. Uit de chatberichten blijkt dat hij een (poging tot een) volgende overval heeft proberen te voorkomen. Hij hoopte dat de overval niet zou plaatsvinden, omdat er nog een klant in de winkel aanwezig was.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is onder strenge voorwaarden geschorst.
De verdachte heeft zich goed aan deze voorwaarden gehouden.
De raadsvrouw is, gelet hierop van mening dat de voorwaardelijke jeugddetentie gematigd dient te worden tot 4 maanden. De verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde voorwaarden te houden. Ook aan een contactverbod met de medeverdachten. De raadsvrouw verzoekt gelet op de persoon van de verdachte de begeleiding door de jeugdreclassering te beperken tot één jaar. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de hoogte van de taakstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een overval op de [supermarkt] in Elsloo en aan medeplegen van een geslaagde overval op diezelfde [supermarkt] .
Er wordt een plan gesmeed waarbij de verdachte gedetailleerde informatie kan geven en geeft, omdat hijzelf bij de [supermarkt] werkzaam is. Zo wordt besproken bij welke medewerker de overval de meeste kans van slagen heeft en welke wapens gebruikt moeten worden. Ook wordt het een goed idee gevonden om de [supermarkt] medewerker vast te binden op een stoel en hem een zak over het hoofd te trekken om de medeverdachte (de overvaller) de tijd geven om na de overval te kunnen vluchten.
In de periode voorafgaand aan de overval, hebben de verdachten zich voorbereid omdat ze ook al eerder de overval wilden gaan plegen. In dat kader zijn de twee medeverdachten tot twee keer toe kort voor sluitingstijd de [supermarkt] binnengegaan, waarbij ze beiden een mes en/of taser bij zich hadden, evenals een rugzak voor de buit en capuchons over het hoofd. Het komt beide keren niet tot een overval, omdat ze door een winkelmedewerker worden gezien en voortijdig de winkel worden uitgeleid omdat het sluitingstijd is. Op 17 juli 2020 wordt dan de overval gepleegd. Eén medeverdachte betreedt de supermarkt met een mes en de medewerker van de [supermarkt] wordt, evenals de verdachte die op dat moment ook als slachtoffer wordt gezien, onder bedreiging van het mes gedwongen om op de grond te gaan liggen. Als verkeerde bewegingen worden gemaakt, zo wordt gedreigd, worden zij gesneden of gestoken. Onder bedreiging van het mes wordt de medewerker van de [supermarkt] gedwongen om geld af te geven uit de kassa’s en de kluis. De verdachte wijst er dan nog op dat er ook nog geld in de cash box bij de kassa zit. De medewerker van de [supermarkt] en verdachte worden vastgetapet op een stoel en een (plastic) zak wordt over hun hoofd getrokken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van delicten als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Het zorgt daarnaast voor gevoelens van angst en onveiligheid, voor in de winkel aanwezige klanten en voor de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft zich om deze (mogelijke) gevolgen in het geheel niet bekommerd
Bovendien heeft de verdachte door het plegen van deze strafbare feiten laten blijken geen respect te hebben voor andermans eigendommen en alleen maar te hebben gedacht aan eigen financieel gewin. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de verdachte, toen hij nog niet als verdachte in beeld was, als vermeend slachtoffer een verzoek tot immateriële schadevergoeding heeft ingediend bij de rechtbank waarbij een aanzienlijk bedrag werd gevraagd, om ook zo nog te profiteren van zijn eigen strafbaar gedrag.
Voor de verdachte geldt verder nog dat hij het vertrouwen van zijn werkgever en directe collega’s ernstig heeft beschaamd. De verdachte werkte, naar eigen zeggen, zo’n twee jaar met plezier in de supermarkt, maar dat heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De persoon van de verdachte
Bij de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het strafblad van 5 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de zitting zijn besproken en zoals die ook blijken uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 april 2021.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de verdachte zich aanvankelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht, maar gaandeweg mondjesmaat meer informatie loslaat, waarbij de indruk bij jeugdreclassering is dat hij nog steeds niet volledige openheid van zaken geeft. Schaamte speelt hier een rol in, maar wellicht ook andere factoren, die (nog) niet inzichtelijk zijn geworden. Dit zou een aandachtspunt kunnen zijn voor voortzetting van begeleiding door jeugdreclassering. De verdachte beseft achteraf dat hij een grote fout heeft gemaakt door informatie aan de overvaller te geven, waardoor de overval heeft kunnen plaatsvinden. Hij neemt er verantwoordelijkheid voor en is bereid de gevolgen ervan te accepteren. Hij toont spijt en wil zijn excuses maken aan de slachtoffers. De Raad is van mening dat hij hierin begeleid dient te worden, ondanks dat de verdachte dat liever op eigen houtje wil doen.
Ook dit vormt een aandachtspunt bij continuering van de begeleiding door jeugdreclassering.
Daarnaast is de Raad van mening dat het zoeken en vinden van een nieuw baantje nog wel een aandachtspunt vormt en dat de verdachte hier ook nog ondersteuning bij kan gebruiken.
Uit het onderzoek komen, behalve de betrokkenheid bij het strafbare feit, vrijwel geen zorgen naar voren over het functioneren van de verdachte. Normaliter is begeleiding door jeugdreclassering dan niet geïndiceerd. De Raad wil daar echter in deze zaak van afwijken, niet zozeer omdat de kans op recidive hoger wordt ingeschat dan uit het instrument naar voren komt, maar wel om de verdachte nog begeleiding te bieden op de hierboven genoemde punten. Normaliter wordt begeleiding geboden gedurende de proeftijd. In dit geval is de Raad van mening dat begeleiding voor de duur van een jaar volstaat.
De Raad adviseert de rechtbank om de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich gedurende op door de hieronder genoemde gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- het de verdachte verboden wordt om in de betreffende [supermarkt] te komen;
- de verdachte meewerkt aan herstelbemiddeling;
- de verdachte meewerkt aan het vinden van een passende bijbaan;
- de verdachte meewerkt aan verdere delict analyse.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden, waaronder huisarrest, heeft gehouden. Hij deed niets zonder dit eerst met zijn ouders of de jeugdreclassering te overleggen. Er bestaan wel nog zorgen over het feit dat hij niet geheel open kaart lijkt te spelen. Ter zitting heeft de jeugdreclassering nog zaken gehoord, die de verdachte niet met haar heeft gedeeld. Voor een deel geeft de verdachte sociaal wenselijke antwoorden. De verdachte heeft een nieuw bijbaantje gevonden. Hij heeft nog begeleiding nodig om deze zaak met zijn werkgever te bespreken. Ook heeft de verdachte nog begeleiding nodig in zijn contacten op school en op voetbal. Uit schaamte houdt hij die contacten af. Verder is de delictanalyse voor de verdachte heel belangrijk. Het is moeilijk aan te geven of de begeleiding door de jeugdreclassering een of twee jaar moet duren.
De straf
De rechtbank houdt eveneens rekening met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, aan de verdachte moet worden opgelegd een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt en dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan de delictanalyse.
De rechtbank is van oordeel dat de begeleiding door de jeugdreclassering voor de gebruikelijk duur van de proeftijd moet worden opgelegd. Daarbij speelt met name een rol dat onduidelijk blijft waarom deze verdachte, die een goede opvoeding heeft gehad, een goede opleiding volgt en waarover weinig zorgen bestaan, meewerkt aan een overval die op een bijna professionele wijze is voorbereid en uitgevoerd. Dit moet in de begeleiding duidelijk worden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte, ongeveer 9 maanden na de overval, nog een locatieverbod op te leggen voor de [supermarkt] supermarkt of (als door de officier van justitie gevraag) een contactverbod met de medeverdachten. De rechtbank ziet voorts geen reden om de bijzondere voorwaarden van herstelbemiddeling aan de verdachte op te leggen, noch het meewerken aan het zoeken naar een bijbaantje. De verdachte ziet het onjuiste van zijn handelen in en heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij, indien het slachtoffer daarvoor open staat, met het slachtoffer in gesprek gaat onder begeleiding van de jeugdreclassering. De verdachte heeft inmiddels een bijbaantje gevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht moet worden opgelegd.
Tot slot zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis, met ingang van de dag van het onherroepelijk worden van dit vonnis, worden opgeheven.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [supermarkt] vordert een hoofdelijke schadevergoeding van € 2.375,89 ter zake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich het op standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag va € 2.025,89, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat een gedeelte van de buit, groot € 350,00 door de politie inbeslaggenomen is bij de medeverdachte. Dit bedrag zal aan de benadeelde partij worden teruggegeven, zodat dit op de vordering in mindering gebracht moet worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen muntgeld is buitgemaakt zodat dit gedeelte van het gevorderde bedrag moet worden afgewezen. De raadsvrouw verzoekt voorts de schadevergoeding niet hoofdelijk toe te wijzen, maar voor de helft. De verdachte heeft zelf niets van het buitgemaakte geld ontvangen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [supermarkt] door het hiervoor onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit materiële schade is toegebracht. Er is een voldoende rechtstreekse relatie met het bewezen verklaarde feit. De verdachte is als mededader schuldig aan dit strafbare feit en de gevolgen daarvan kunnen ook aan hem worden toegerekend.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er geen muntgeld is buitgemaakt. Voorts is gebleken dat een deel van de buit, groot € 350,00, door de politie in beslag is genomen. De officier van justitie heeft aangegeven dat dit bedrag aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van dit bedrag afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat aan materiële schade een bedrag € 2.025,00 kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020. Daarnaast zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De rechtbank zal de verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling van de schadevergoeding, alsmede de verdachte hoofdelijk veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in het kader van deze procedure, alsmede in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek van de raadsvrouw de toe te wijzen schade niet hoofdelijk op te leggen, dat artikel 6:166 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat iedere deelnemer van een groep hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige vergoeding van de schade die het slachtoffer heeft geleden. Dit artikel beoogt te regelen dat het niet het slachtoffer moet zijn die op ieder van de verdachten hun deel van de schade moet verhalen. Het tweede lid van voornoemd artikel bepaalt dat de verdachten onderling moeten regelen hoe zij de schade verdelen.
De rechtbank ziet niet in waarom dat in deze zaak anders zou moeten zijn. Het feit dat de verdachte niets van het buitgemaakte geld heeft ontvangen, maakt dat niet anders. Voor de verdachte bestaan er andere mogelijkheden om tot een andere verdeling van de schade te komen door bijvoorbeeld inschakeling van zijn ouders of zijn raadsvrouw.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
  • stelt de volgende
  • geeft de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg Regio Zuid, jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
  • heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van de datum dat dit vonnis onherroepelijk wordt;
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, van een bedrag van
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de veroordeelde niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • wijst af het meer of anders verzochte;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [supermarkt] , van € 2.025,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de veroordeelde of diens mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde of diens mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. E.J.M. Boogaard-Derix, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2021.
Mr. C.M.J. van den Acker en mr. E.J.M. Boogaard-Derix zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 17 juli 2020 in de gemeente Stein,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam benadeelde] heeft gedwongen tot de
afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 2375,89 euro), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een derde, te weten aan [supermarkt] toebehoorde, door
- een mes te tonen aan die [naam benadeelde] en/of
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij op de grond moet gaan
liggen en/of geen verkeerde bewegingen mag maken en/of hij zal worden gesneden
en/of gestoken als hij niet meewerkt en/of zijn telefoon moet afgeven en/of een of
meer kassa’s en/of een cashbox en/of een kluis moet openen, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte en/of zijn
mededader, briefgeld wil(len) hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] op of omstreeks 17 juli 2020 in de gemeente Stein,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam benadeelde] heeft gedwongen tot de
afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 2375,89 euro), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een derde, te weten aan [supermarkt] toebehoorde, door
- een mes te tonen aan die [naam benadeelde] en/of
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij op de grond moet gaan
liggen en/of geen verkeerde bewegingen mag maken en/of hij zal worden gesneden
en/of gestoken als hij niet meewerkt en/of zijn telefoon moet afgeven en/of een of
meer kassa’s en/of een cashbox en/of een kluis moet openen, althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [naam benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, [naam medeverdachte 1] , briefgeld wil
hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
juni 2020 tot en met 17 juli 2020 in de gemeente Stein, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door
- een plan te bedenken om de [supermarkt] te overvallen en/of
- inlichtingen te geven over zijn werkdagen bij de [supermarkt] en/of de medewerkers
waarmee hij samenwerkt en/of de beveiliging en/of camera's bij de [supermarkt] en/of
- advies te geven over het moment waarop [naam medeverdachte 1] de overval kan plegen
en/of
- het advies te geven dat [naam medeverdachte 1] onherkenbaar moet blijven en/of
- het advies te geven om een taser mee te nemen om goed af te schrikken en/of
- het advies te geven om de medewerkers van de [supermarkt] vast te binden en een zak over
hun hoofd te trekken en/of
- ( vervolgens) tijdens de overval het geld uit de kassalade te geven aan [naam medeverdachte 1]
en/of tegen [naam medeverdachte 1] te zeggen dat er nog geld in de cashbox van de
kassa zit, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) dat
geld uit de cashbox te geven aan [naam medeverdachte 1] ;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
2
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2020 tot en met 4 juli 2020 in de gemeente
Stein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter voorbereiding van het misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging
(artikel 317 jo. 47 en/of artikel 312 jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten messen en/of een taser en/of een
rugzak en/of een of meer capuchons bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
voorhanden heeft gehad;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 28 juni 2020 tot en
met 4 juli 2020 in de gemeente Stein, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter voorbereiding van het misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten afpersing in vereniging en/of diefstal met geweld in vereniging
(artikel 317 jo. 47 en/of artikel 312 jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk een of meer voorwerpen, te weten messen en/of een taser en/of een
rugzak en/of een of meer capuchons bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
voorhanden hebben gehad,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
juni 2020 tot en met 17 juli 2020 in de gemeente Stein, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door
- een plan te bedenken om de [supermarkt] te overvallen en/of
- inlichtingen te geven over zijn werkdagen bij de [supermarkt] en/of de medewerkers
waarmee hij samenwerkt en/of de beveiliging en/of camera's bij de [supermarkt] en/of
- advies te geven over het moment waarop [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] de
overval kunnen plegen en/of
- het advies te geven dat [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] onherkenbaar moeten
blijven en/of
- het advies te geven om een taser mee te nemen om goed af te schrikken en/of
- het advies te geven om de medewerkers van de [supermarkt] vast te binden en een zak over
hun hoofd te trekken en/of
- het advies te geven om op de wc te verstoppen;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB3R020128, gesloten d.d. 13 november 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 371.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 23-27.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 28-32.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 225.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 233-242.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte pagina’s 253-277.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 14 april 2021.