6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van voorbereidingshandelingen voor een overval op de [supermarkt] in Elsloo en aan medeplegen van een geslaagde overval op diezelfde [supermarkt] .
Er wordt een plan gesmeed waarbij de verdachte gedetailleerde informatie kan geven en geeft, omdat hijzelf bij de [supermarkt] werkzaam is. Zo wordt besproken bij welke medewerker de overval de meeste kans van slagen heeft en welke wapens gebruikt moeten worden. Ook wordt het een goed idee gevonden om de [supermarkt] medewerker vast te binden op een stoel en hem een zak over het hoofd te trekken om de medeverdachte (de overvaller) de tijd geven om na de overval te kunnen vluchten.
In de periode voorafgaand aan de overval, hebben de verdachten zich voorbereid omdat ze ook al eerder de overval wilden gaan plegen. In dat kader zijn de twee medeverdachten tot twee keer toe kort voor sluitingstijd de [supermarkt] binnengegaan, waarbij ze beiden een mes en/of taser bij zich hadden, evenals een rugzak voor de buit en capuchons over het hoofd. Het komt beide keren niet tot een overval, omdat ze door een winkelmedewerker worden gezien en voortijdig de winkel worden uitgeleid omdat het sluitingstijd is. Op 17 juli 2020 wordt dan de overval gepleegd. Eén medeverdachte betreedt de supermarkt met een mes en de medewerker van de [supermarkt] wordt, evenals de verdachte die op dat moment ook als slachtoffer wordt gezien, onder bedreiging van het mes gedwongen om op de grond te gaan liggen. Als verkeerde bewegingen worden gemaakt, zo wordt gedreigd, worden zij gesneden of gestoken. Onder bedreiging van het mes wordt de medewerker van de [supermarkt] gedwongen om geld af te geven uit de kassa’s en de kluis. De verdachte wijst er dan nog op dat er ook nog geld in de cash box bij de kassa zit. De medewerker van de [supermarkt] en verdachte worden vastgetapet op een stoel en een (plastic) zak wordt over hun hoofd getrokken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van delicten als het bewezenverklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Het zorgt daarnaast voor gevoelens van angst en onveiligheid, voor in de winkel aanwezige klanten en voor de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft zich om deze (mogelijke) gevolgen in het geheel niet bekommerd
Bovendien heeft de verdachte door het plegen van deze strafbare feiten laten blijken geen respect te hebben voor andermans eigendommen en alleen maar te hebben gedacht aan eigen financieel gewin. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de verdachte, toen hij nog niet als verdachte in beeld was, als vermeend slachtoffer een verzoek tot immateriële schadevergoeding heeft ingediend bij de rechtbank waarbij een aanzienlijk bedrag werd gevraagd, om ook zo nog te profiteren van zijn eigen strafbaar gedrag.
Voor de verdachte geldt verder nog dat hij het vertrouwen van zijn werkgever en directe collega’s ernstig heeft beschaamd. De verdachte werkte, naar eigen zeggen, zo’n twee jaar met plezier in de supermarkt, maar dat heeft hem er blijkbaar niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De persoon van de verdachte
Bij de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het strafblad van 5 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de zitting zijn besproken en zoals die ook blijken uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 april 2021.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de verdachte zich aanvankelijk heeft beroepen op zijn zwijgrecht, maar gaandeweg mondjesmaat meer informatie loslaat, waarbij de indruk bij jeugdreclassering is dat hij nog steeds niet volledige openheid van zaken geeft. Schaamte speelt hier een rol in, maar wellicht ook andere factoren, die (nog) niet inzichtelijk zijn geworden. Dit zou een aandachtspunt kunnen zijn voor voortzetting van begeleiding door jeugdreclassering. De verdachte beseft achteraf dat hij een grote fout heeft gemaakt door informatie aan de overvaller te geven, waardoor de overval heeft kunnen plaatsvinden. Hij neemt er verantwoordelijkheid voor en is bereid de gevolgen ervan te accepteren. Hij toont spijt en wil zijn excuses maken aan de slachtoffers. De Raad is van mening dat hij hierin begeleid dient te worden, ondanks dat de verdachte dat liever op eigen houtje wil doen.
Ook dit vormt een aandachtspunt bij continuering van de begeleiding door jeugdreclassering.
Daarnaast is de Raad van mening dat het zoeken en vinden van een nieuw baantje nog wel een aandachtspunt vormt en dat de verdachte hier ook nog ondersteuning bij kan gebruiken.
Uit het onderzoek komen, behalve de betrokkenheid bij het strafbare feit, vrijwel geen zorgen naar voren over het functioneren van de verdachte. Normaliter is begeleiding door jeugdreclassering dan niet geïndiceerd. De Raad wil daar echter in deze zaak van afwijken, niet zozeer omdat de kans op recidive hoger wordt ingeschat dan uit het instrument naar voren komt, maar wel om de verdachte nog begeleiding te bieden op de hierboven genoemde punten. Normaliter wordt begeleiding geboden gedurende de proeftijd. In dit geval is de Raad van mening dat begeleiding voor de duur van een jaar volstaat.
De Raad adviseert de rechtbank om de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich gedurende op door de hieronder genoemde gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- het de verdachte verboden wordt om in de betreffende [supermarkt] te komen;
- de verdachte meewerkt aan herstelbemiddeling;
- de verdachte meewerkt aan het vinden van een passende bijbaan;
- de verdachte meewerkt aan verdere delict analyse.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden, waaronder huisarrest, heeft gehouden. Hij deed niets zonder dit eerst met zijn ouders of de jeugdreclassering te overleggen. Er bestaan wel nog zorgen over het feit dat hij niet geheel open kaart lijkt te spelen. Ter zitting heeft de jeugdreclassering nog zaken gehoord, die de verdachte niet met haar heeft gedeeld. Voor een deel geeft de verdachte sociaal wenselijke antwoorden. De verdachte heeft een nieuw bijbaantje gevonden. Hij heeft nog begeleiding nodig om deze zaak met zijn werkgever te bespreken. Ook heeft de verdachte nog begeleiding nodig in zijn contacten op school en op voetbal. Uit schaamte houdt hij die contacten af. Verder is de delictanalyse voor de verdachte heel belangrijk. Het is moeilijk aan te geven of de begeleiding door de jeugdreclassering een of twee jaar moet duren.
De straf
De rechtbank houdt eveneens rekening met de landelijke rechterlijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting die gelden voor dit soort feiten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, aan de verdachte moet worden opgelegd een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden opleggen dat de verdachte zich moet melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt en dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan de delictanalyse.
De rechtbank is van oordeel dat de begeleiding door de jeugdreclassering voor de gebruikelijk duur van de proeftijd moet worden opgelegd. Daarbij speelt met name een rol dat onduidelijk blijft waarom deze verdachte, die een goede opvoeding heeft gehad, een goede opleiding volgt en waarover weinig zorgen bestaan, meewerkt aan een overval die op een bijna professionele wijze is voorbereid en uitgevoerd. Dit moet in de begeleiding duidelijk worden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte, ongeveer 9 maanden na de overval, nog een locatieverbod op te leggen voor de [supermarkt] supermarkt of (als door de officier van justitie gevraag) een contactverbod met de medeverdachten. De rechtbank ziet voorts geen reden om de bijzondere voorwaarden van herstelbemiddeling aan de verdachte op te leggen, noch het meewerken aan het zoeken naar een bijbaantje. De verdachte ziet het onjuiste van zijn handelen in en heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij, indien het slachtoffer daarvoor open staat, met het slachtoffer in gesprek gaat onder begeleiding van de jeugdreclassering. De verdachte heeft inmiddels een bijbaantje gevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht moet worden opgelegd.
Tot slot zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis, met ingang van de dag van het onherroepelijk worden van dit vonnis, worden opgeheven.