ECLI:NL:RBLIM:2021:3592

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
8989029 CV EXPL 21-346
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van overeenkomst van aanneming van werk met geschil over contractuele verplichtingen en betaling

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pevo-Van Montfort Elektro B.V. (hierna: Pevo) betaling van een bedrag van € 10.592,59 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C.V.C. Projecten BVBA (hierna: CVC Projecten). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van aanneming van werk die volgens Pevo tot stand is gekomen naar aanleiding van een geaccepteerde offerte. Pevo stelt dat er mondelinge opdracht is gegeven door de heer [naam 1] van CVC Projecten voor het uitvoeren van werkzaamheden op het resort Boschmolenplas in de periode van september 2018 tot maart 2019. CVC Projecten betwist echter dat er een mondelinge opdracht is gegeven en stelt dat Comec BV de werkelijke opdrachtgever is. De kantonrechter heeft op 21 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van Pevo werd afgewezen. De rechter oordeelde dat Pevo niet voldoende feitelijke en juridische gronden heeft aangevoerd om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter concludeerde dat er geen gewone overeenkomst van aanneming van werk bestond, maar dat er op regiebasis werd gewerkt, zonder dat er duidelijke afspraken waren gemaakt over tarieven en voorwaarden. Pevo werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van CVC Projecten zijn begroot op € 746,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 8989029 \ CV EXPL 21-346
Vonnis van de kantonrechter van 21 april 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PEVO-VAN MONTFORT ELEKTRO B.V.,
gevestigd te Herten, gemeente Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Deurwaarderskantoor Van de Pas & Partners B.V. Weert,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C.V.C. PROJECTEN BVBA,
gevestigd te Lubbeek, België,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. E. Bellis.
Partijen worden aangeduid als Pevo en CVC Projecten

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident d.d. 1 december 2020 van de rechtbank te Den Haag, zittingsplaats ‘s-Gravenhage
  • het exploot van betekening van voornoemd vonnis
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de akte van Pevo
  • de mondelinge behandeling op 8 maart 2021
  • de brief d.d. 23 maart 2021 van Pevo waarin wordt gevraagd vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Pevo heeft werkzaamheden verricht op het resort Boschmolenplas in de periode september 2018 tot maart 2019.
2.2.
Bij factuur van 19 december 2018 is aan CVC Projecten een bedrag van € 4.200,00 in rekening gebracht. CVC Projecten heeft op 12 februari 2019 betaald.
2.3.
Bij facturen van 20 februari 2019 en 26 maart 2019 is weer telkens een bedrag van € 4.200,00 in rekening gebracht. Deze facturen zijn niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Pevo vordert - samengevat - veroordeling van CVC Projecten tot betaling van € 10.592,59, vermeerderd met rente en kosten, een en ander te waarmerken als een Europese Executoriale Titel.
3.2.
CVC Projecten partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Pevo vordert betaling van het hiervoor genoemde bedrag. Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen naar aanleiding van een geaccepteerde offerte. De heer [naam 1] van CVC Projecten heeft mondeling opdracht gegeven tot het uitvoeren van de in de offerte genoemde werkzaamheden.
4.2.
CVC Projecten betwist uitdrukkelijk dat de heer [naam 1] mondeling opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. De offerte is ook nooit door haar goedgekeurd. Volgens CVC Projecten is Comec BV de opdrachtgever. CVC Projecten is daar enkel tussen gekomen om alles te coördineren. De heer [naam 1] heeft aangegeven dat de factuur naar zijn e-mailadres mocht worden gestuurd zodat [naam 1] deze factuur kon doorsturen naar Comec BV. Hiermee erkent CVC Projecten uitdrukkelijk geen schuld. Nadat Comec BV de gelden aan CVC Projecten had overgemaakt is de factuur van Pevo betaald. Na de ontvangst van de twee andere facturen heeft CVC Projecten aangegeven dat Pevo zich tot Comec BV moet wenden.
4.3.
De kantonrechter is allereerst van mening dat CVC Projecten als contractpartij van Pevo moet worden aangemerkt. Er is immers steeds enkel en alleen contact tussen hen beiden geweest, terwijl ook de offerte en facturen naar CVC Projecten zijn gestuurd. Pevo mocht er daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij met CVC Projecten contracteerden. Voorafgaand aan noch ook ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden heeft CVC Projecten aangegeven dat Comec BV de opdrachtgever was en dat zij enkel als tussenschakel fungeerde.
4.4.
Op 8 maart 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben daarbij hun stellingen toegelicht. Uit de ter zitting afgelegde verklaring van met name de heer [naam 2] (projectleider) van Pevo blijkt echter dat de grondslag voor de vordering niet de (goedgekeurde) offerte is, maar dat het een overeenkomst op regiebasis is. Dit houdt in dat er geen vaste aanneemsom wordt betaald, maar dat er een vergoeding wordt betaald voor het werk dat wordt verricht. Desgevraagd heeft Pevo ter zitting medegedeeld dat er geen uurtarief is afgesproken. Pevo verklaart dat uit de gehouden besprekingen steeds meer werkzaamheden zijn gevolgd, zoals aanleg van domotica en plaatsen van warmtepompen. Er is afgesproken dat de eerste woning werd afgewerkt en dat de kosten bijgehouden zouden worden. Dan zou besproken worden hoe het verder zou gaan met de overige woningen, aldus Pevo.
CVC Projecten heeft de verklaringen van Pevo uitdrukkelijk betwist. De gemachtigde van CVC Projecten wijst op een e-mail waarin om opheldering van de facturen is gevraagd maar er is nooit een antwoord gekomen. Verder geeft CVC Projecten aan dat er lumpsum van
€ 5.000,00 per woning is afgesproken.
4.5.
Uit het voorgaande volgt, en met name uit de eigen stellingen van Pevo, dat er geen gewone overeenkomst van aanneming van werk bestond op basis van acceptie van de offerte, maar dat er op regiebasis gewerkt werd. Op basis van welk tarief de facturen zijn opgesteld, kon ter zitting echter geen antwoord worden gegeven. Ook ontbreken verdere details en voorwaarden over de overeenkomst en de vraag of partijen hierover nu wel of geen overeenstemming hebben bereikt.
De kantonrechter komt daarom tot het oordeel dat Pevo onvoldoende feitelijk en juridisch heeft gesteld om tot toewijzing van de vordering te komen. Deze wordt daarom afgewezen.
4.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding Pevo toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Pevo wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van CVC Projecten worden begroot op € 746,00 (2 x tarief € 373,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Pevo in de proceskosten aan de zijde van CVC Projecten gevallen en tot op heden begroot op € 746,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: