ECLI:NL:RBLIM:2021:3466

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
8592891 CV EXPL 20-2861
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een zorgovereenkomst

In deze zaak vordert de vennootschap CURATA SENIORENEINRICHTUNGEN GMBH, gevestigd in Berlijn, Duitsland, betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde, die als erfgenaam van de overleden mevrouw [erflaatster] wordt beschouwd. De procedure is gestart na een zorgovereenkomst tussen Curata en de erflaatster, die is beëindigd door haar overlijden. Curata vordert een bedrag van € 11.637,36 aan hoofdsom, vermeerderd met rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten willen veroordelen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij de gevorderde bedragen heeft voldaan, maar kan dit niet voldoende onderbouwen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft betwist dat hij als erfgenaam gebonden is aan de zorgovereenkomst en de daaruit voortvloeiende schulden. De gedaagde heeft echter bewijsstukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat hij betalingen heeft gedaan, maar deze corresponderen niet met de openstaande facturen van Curata. De kantonrechter heeft de gedaagde opgedragen om bewijs te leveren van de contante betalingen die hij stelt te hebben gedaan voor bepaalde facturen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de gedaagde moet zich uitlaten over de wijze van bewijsvoering.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde moet bewijzen dat hij de facturen 131700256, 131700257, 131700493 en 131700494 contant heeft voldaan. De zaak is voor verdere behandeling naar de rol verwezen, waarbij de gedaagde moet aangeven of hij gebruik wil maken van de gelegenheid tot bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8592891 CV EXPL 20-2861
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
CURATA SENIORENEINRICHTUNGEN GMBH,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
eisende partij,
gemachtigde mr. H.A.J. Stollenwerck,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Curata en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de rechtbank Den Haag van 29 april 2020 met aangehecht Europees betalingsbevel van 26 februari 2020
- de rolbeslissing van 8 juli 2020 van deze rechtbank
- de conclusie van eis
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Curata en mevrouw [erflaatster] heeft een zorgovereenkomst bestaan die door het overlijden van mevrouw [erflaatster] op [overlijdensdatum] is beëindigd.
2.2.
[gedaagde] is enig erfgenaam van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] .

3.Het geschil

3.1.
Curata vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 11.637,36 aan hoofdsom vermeerderd met € 1.331,53 aan rente en subsidiair tot betaling van de hoofdsom van € 11.637,36 vermeerderd met de wettelijke rente naar Nederlands recht met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] als erfgenaam van zijn overleden moeder (mevrouw [erflaatster] ) niet heeft betwist dat hij als enig rechtsopvolger onder algemene titel gebonden is aan de door de erflater aangegane (zorg)overeenkomsten en de eventueel daaruit voortvloeiende schulden van rechtswege op [gedaagde] overgaan.
4.2.
Ten aanzien van het door Curata gestelde uit de zorgovereenkomst voortvloeiende nog openstaande bedrag van € 11.637,36 stelt [gedaagde] dat dit bedrag volledig is voldaan. Ter onderbouwing brengt [gedaagde] bij antwoord een aantal bankafschriften in het geding. [gedaagde] stelt dat hij op 18 mei 2017, 3 januari 2017 en 17 oktober 2016 via de Postbank bedragen heeft overgemaakt aan Curata en op 4 augustus 2017 en 12 december 2016 bedragen zijn overgemaakt via de Spardabank ter voldoening van het gevorderde. Curata betwist dat de betalingen zijn ontvangen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte betalingsbewijzen blijkt dat op 4 augustus 2017, 18 mei 2017, 3 januari 2017, 12 december 2016 en 17 oktober 2016 via de Postbank en Spardabank bedragen zijn overgemaakt aan Curata. De factuurnummers waar deze betalingen volgens het bankafschrift betrekking op hebben corresponderen echter niet met de volgens Curata nog openstaande en door haar gevorderde factuurnummers.
Curata vordert betaling van de facturen 131700256, 131700257, 131700301, 131700493, 131700494, 131700996, 131700997, 10285, 131701936, 131701937 en 131702696, terwijl de overboekingen zien op facturen 10015, 10016, 131700121, 131700122, 131700605, 131700606, 131700841, 131700842, 131701182, 131701183, 131701376 en 131701377.
Op grond hiervan is niet komen vast te staan dat [gedaagde] de gevorderde hoofdsom heeft voldaan.
4.4.
Voorts stelt [gedaagde] dat hij de facturen 131700256, 131700257, 131700493 en 131700494 in maart of april (2017?) contant heeft betaald, maar dat hij hiervan geen kwitanties kan overleggen. De kantonrechter constateert dat deze facturen wel onderdeel uitmaken van de vorderingen van Curata, dus indien de gestelde betaling heeft plaatsgevonden, moet een deel van de vordering worden afgewezen. [gedaagde] stelt dat er drie getuigen zijn van de contante betaling. Bij dupliek heeft [gedaagde] een schriftelijke getuigenverklaring ingebracht waarin is vermeld dat [gedaagde] een bedrag van meer dan € 5.000,- contant aan Curata heeft betaald, maar uit deze verklaring kan de kantonrechter niet opmaken op welke door Curata gevorderde factuurnummers het betaalde betrekking zou hebben, en ook voor het overige bevat de verklaring geen details (bijvoorbeeld waar, door wie en wanneer is de betaling in ontvangst genomen?), waardoor vooralsnog niet vaststaat dat deze betaling is verricht en of die in mindering is gedaan op de facturen waarvan Curata in deze procedure betaling vordert. [gedaagde] zal echter worden toegelaten om bewijs te leveren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat hij de facturen 131700256, 131700257, 131700493 en 131700494 contant heeft voldaan,
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van
14 april 2021voor akte aan de zijde van [gedaagde] waarin hij zich dient uit te laten over de vraag of hij van de gelegenheid tot bewijslevering gebruik zal maken door middel van overlegging van bewijsstukken en/of het horen van getuigen,
5.3.
draagt [gedaagde] op, indien hij (mede) kiest voor het horen van getuigen, om in de akte het aantal en (voor zover bekend) de personalia van die getuigen op te nemen met een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen in de eerstvolgende vier maanden, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald, en, indien in Duitsland woonachtige getuigen worden voortgebracht, om zich uit te laten over de vraag of deze getuigen in Nederland kunnen worden gehoord,
5.4.
draagt [gedaagde] op, indien hij (mede) kiest voor overlegging van bewijsstukken, om die gelijktijdig met de akte in het geding te brengen,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: LS