In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M.J.F. Sijben, en de besloten vennootschap Yarden Uitvaartfaciliteiten B.V., vertegenwoordigd door mr. S. van Creij. De eiser vorderde loondoorbetaling na ontslag op staande voet, dat op 28 januari 2021 was gegeven. De eiser was sinds 2012 in dienst bij Yarden en had in de loop der jaren verschillende functies bekleed, waaronder die van ovenist. De zaak kwam aan het licht na een incident op 27 januari 2021, waarbij de eiser een overledene in de oven had ingevoerd zonder de vereiste controle door een tweede medewerker, wat in strijd was met de protocollen van Yarden. Dit leidde tot het ontslag op staande voet, dat de eiser aanvecht.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat zijn vorderingen in een bodemprocedure kans van slagen zouden hebben. De kantonrechter stelde vast dat de eiser in strijd had gehandeld met de protocollen en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat het ontslag onterecht was. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Yarden, die op € 747,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van interne protocollen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze richtlijnen in een professionele omgeving.