3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 12 juli 2020 omstreeks 03.23 uur kregen verbalisanten het verzoek om te gaan naar de stadsbrug te Weert. Hier was een man aangetroffen met een steekwond in zijn nek.
Omstreeks 03.25 uur troffen de verbalisanten bij de Stadsbrug op het Bassin een jonge man aan. Deze man legitimeerde zich later als [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De verbalisanten zagen dat hij hevig bloedde aan zijn nek en dat hij een wond in zijn nek had. De verbalisanten zagen dat deze wond ongeveer twee centimeter breed was. Ze hoorden vervolgens van [slachtoffer] dat hij ruzie had gehad met een jongen bij café [naam cafe 1] .
Toen [slachtoffer] naar huis liep voelde hij plotseling een harde klap in zijn nek. In een ooghoek zag hij dat er een persoon wegfietste in de richting van Boshoven. Omstreeks 04.10 uur zagen de verbalisanten dat er een tweede jongen naar hen toe rende. De verbalisanten hoorden dat deze jongen zei:
“Er ligt hier een mes met bloed en een kapotte bril”. De verbalisanten zagen dat er een zwarte bril op de grond van het fietspad lag. Zij zagen dat ongeveer tien meter verder een zilverkleurig mes lag. De verbalisanten zagen dat dit mes ongeveer twintig centimeter lang was en dat er vermoedelijk bloed aan het mes zat. Verbalisant Verspeek nam het mes vervolgens in beslag en verpakte dit mes in een
DNA-kit.
De verklaringen van [slachtoffer]
De verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] vergezelden [slachtoffer] vervolgens naar het ziekenhuis te Weert. Op de afdeling Spoedeisende Hulp spraken zij nader met [slachtoffer] . Hij vertelde dat hij in café [naam cafe 1] een opstootje had gehad met twee broers en dat toen hij naar huis liep hij een klap in zijn rug dan wel nek voelde.
[slachtoffer] heeft op 12 juli 2020 aangifte gedaan van een poging doodslag.Hij heeft, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard:
"Ik voel me slecht. Ik heb een steekwond van drie centimeter breed en vijf centimeter diep in mijn nek, dat vertelde de chirurg. Verder heb ik pijn in mijn nek.
Twee weken geleden is er geld van mij gestolen in café [naam cafe 2] te Weert. Ik weet wie het is, ik ken hem niet bij naam. Zijn vader heeft een sportkantine in [plaats] . Ik heb daar gevoetbald. Verder ken ik hem niet. Tot gisteren heb ik die persoon niet meer gezien of gesproken. Op 11 juli 2020 omstreeks 21:30 uur ging ik met vrienden naar de café [naam cafe 3] . We bleven daar tot 01:00 uur. Daarna gingen we naar café [naam cafe 1] . Ik zag hem, die persoon die vermoedelijk bij café [naam cafe 2] mijn geld gestolen had. Ik was boos en wilde verhaal halen. Ik weet niet wat er allemaal tussen ons is gezegd. Naar mijn weten hebben we alleen over het geld gesproken. Mijn probleem was dat ik het alleen niet kon hard maken. Er werd daarna over en weer geduwd. Ik begon met duwen. Dat duwen dat begon binnen. Aangezien het café toen moest sluiten, ik denk rond 02:30 uur, waren we op een gegeven moment buiten. Buiten werd er door meerdere mensen geslagen, meerdere mensen die daar binnen waren ken ik. Ik weet niet door wie, ik heb in ieder geval niet geslagen. Ik denk dat het door mijn confrontatie buiten verder is gaan escaleren. Het vechten stopte doordat die vader en twee zonen weggingen. Ze gingen lopend weg. Een van de twee broers pakte een fiets uit een fietsrek aan de Singel. Ik kan niets zeggen over hoe die fiets eruit zag. Nadat zij weggingen heb ik nog zo'n 20-30 minuten gesproken met aanwezigen. Ik liep vervolgens rechtsaf de Singel op.
Ik liep rechts van de weg. Ik liep gewoon verder richting de stadsbrug aan het Bassin. Bij hotellerie Munten stak ik de weg over en liep verder langs café [naam cafe 4] .
Ik stak de brug over en liep meteen linksaf het fietspad op van de Suffolkweg, direct langs het kanaal. Na 20-30 meter voelde ik een klap in mijn nek. Ik voelde aan mijn nek en trok er iets uit. Ik gooide dit op de grond. Ik dacht dat het glas was. Die jongen fietste gewoon verder. Ik voelde aan mijn nek en zag bloed aan mijn handen. Ik belde zelf 112. Bij die stenen ben ik, door wat er is gebeurd denk ik, in elkaar gezakt.”
Het letsel van [slachtoffer]
Uit de letselrapportage blijkt dat bij [slachtoffer] sprake was van een steekverwonding in de nek/rug. Er heeft geen perforatie van de borstholte plaatsgevonden. Er was wel sprake van de beschadiging van de onderliggende spierstructuren. Waarschijnlijk is het mes gestuit door de benige structuren van een of meerdere halswervels. Was het mes meer van opzij in de zijkant van de hals gestoken dan was beschadiging van de belangrijke vaatstructuren in de hals een reële mogelijkheid geweest, met dan mogelijk ook een verbloeding en dus overlijden tot gevolg. De duur van de genezing wordt geschat op 3 weken.
Op het spoor van de verdachte
De verdachte is vervolgens door de politie aangehouden en verhoord. Op 18 augustus 2020 heeft de verdachte tegenover verbalisanten van de politie, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard:
“Ik zal jullie zeggen, ik heb het gedaan. We waren in het café, ik met mijn broer en vader en daar was een jongen en die zei dat er geld was gestolen door een van ons, maar dat kon helemaal niet. Op dat moment werd ik bij mijn keel gepakt en
mijn vader en mijn broer ook. We werden door de eigenaar buiten gezet. Die jongen was daar ook en die zei: ik pak jullie alle drie. Ze hebben mijn broer in een hoekje gedreven. Ze wilden mijn vader ook pakken, maar dat liet ik niet toe. Ik heb gezorgd dat hij weg kon en ik heb mijn broer gehaald. Toen zijn we weggegaan en is het gebeurd. Ik had een beetje gedronken en ik was boos. Toen kwam ik die jongen ergens tegen. Ik was aan het fietsen en toen was het gebeurd. Ik zag hem naar links gaan. Toen ben ik hem achterna gegaan en heb hem gewoon één keer geprikt. Toen ben ik naar huis gegaan en toen ben ik daar ook weggegaan.
Waarmee heb je hem geprikt?Met een mes.
Wat gebeurde er met het mes?Dat weet ik niet. Die is gevallen ofzo. Ik ben weggefietst. Ik wist niet wat ik wilde doen. Ik wilde hem
aanspreken. Ik wist niet wat er zou gebeuren. Of je geeft klappen of krijgt klappen.”
Op 19 augustus 2020 is de verdachte nogmaals door de politie gehoord. De verdachte heeft toen, zakelijk weergegeven, onder andere het volgende verklaard:
“Het is lastig man, wat ik gisteren heb verteld is waar. Ik ben eerst naar de stadsbrug gefietst. Toen ben ik terug gefietst. Toen hebben we hem gevonden. Ben ik een hele tijd achter hem aangegaan. Mijn broer zei al de hele tijd tegen mij, niet doen niet doen.
Dan zie je die jongen, hoe gaat het dan verder?Ik ben voorbij gefietst en tijdens het fietsen heb ik gestoken.
Waar is het mes gebleven?Achter gelaten.
Met achter gelaten bedoel je?Gewoon laten vallen. Daar waar het gebeurd is.”
Het DNA op het mes
Het op de Oude Suffolkweg aangetroffen mes is onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen en dactyloscopische sporen op zowel het heft als lemmet. Er werd bloed aangetroffen op het lemmet van het mes en humaan biologisch materiaal op het heft. Het mes werd voorzien van SIN nummer [nummer 1] .Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft het bloedspoor op het lemmet aan de rechterkant van het mes ( [nummer 2] ) en het gehele heft van het mes ( [nummer 3] ) apart bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Deze sporen zijn veiliggesteld, gewaarmerkt en verzegeld.Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is vervolgens een onderzoek verricht naar de aanwezigheid van DNA-sporen in een bemonstering van het spoor [nummer 3] , welke bemonstering werd voorzien van SIN nummer [nummer 3] #01. Voor deze bemonstering is door het NFI berekend dat het aantreffen van dit DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurig niet-verwant persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] met een mes in zijn nek heeft gestoken. De rechtbank verwijst in dit verband naar de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie in combinatie met het DNA-spoor van de verdachte dat op het gebruikte mes is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is de bekennende verklaring van de verdachte als betrouwbaar aan te merken, nu deze gedetailleerd is, duidelijkheid geeft over het motief en op punten wordt ondersteund door andere feiten en omstandigheden in deze zaak, bijvoorbeeld dat de verdachte [slachtoffer] in het voorbij fietsen eenmaal met een mes heeft “geprikt” en dat dit mes vervolgens in de buurt van de plaats delict is achtergebleven.
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat het zijn broer is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Dat [slachtoffer] in eerste instantie de broer van de verdachte heeft aangewezen als de dader van de steekpartij maakt dit niet anders. [slachtoffer] heeft namelijk ook verklaard dat hij (de namen van) de broers niet kende en achteraf, op basis van informatie van derden, de naam van de broer van de verdachte heeft achterhaald. Daar komt bij dat het steekincident ’s nachts heeft plaatsgevonden en uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte en zijn broer qua uiterlijke kenmerken en kleding moeilijk van elkaar te onderscheiden waren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte gehandeld met voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dit gevolg zal intreden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte al fietsend [slachtoffer] met een mes in zijn nek heeft gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank is de kans dat een slachtoffer als gevolg van het steken met een dergelijk mes als de verdachte heeft gebruikt, gelet op de kwetsbare en vitale lichaamsdelen die zich in de hals bevinden (waaronder onder meer de halsslagaders, luchtpijp en zenuwstructuren), zou komen te overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. Dit wordt bevestigd door de inhoud van de letselrapportage, waaruit blijkt dat wanneer het mes meer van opzij in de zijkant van de hals gestoken was, beschadiging van de belangrijke vaatstructuren een reële mogelijkheid was geweest, met dan mogelijk een verbloeding en overlijden tot gevolg. De gevaarzetting is in deze zaak nog vergroot doordat ten tijde van het steken sprake was van zowel een bewegend slachtoffer als van een bewegende dader. Dat zich in de hals de luchtpijp en belangrijke vaatstructuren bevinden en het steken met een mes op die plek kan lijden tot verbloeding en overlijden van het slachtoffer is een feit van algemene bekendheid, zodat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het mogelijke gevolg van zijn handelen. Het handelen van de verdachte was naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm bovendien zozeer gericht op de reële mogelijkheid dat de verdachte [slachtoffer] met het mes dodelijk zou verwonden, dat behoudens contra-indicaties – die de rechtbank in het onderhavige geval niet ziet – daaruit moet worden afgeleid dat de verdachte dit gevolg ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.