In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, en gedaagde, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die optreedt als vereffenaar van een ontbonden vennootschap. Eiser vorderde betaling van achterstallig loon, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat de vennootschap is geliquideerd en dat er geen bewijs is dat de vereffenaar onrechtmatig heeft gehandeld of aansprakelijk is voor eventuele schulden van de dochteronderneming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar alle lopende zaken heeft afgehandeld en dat er geen gronden zijn voor aansprakelijkheid. Eiser wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 747,00. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. H.W.M.A. Staal.