ECLI:NL:RBLIM:2021:3389

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
C/03/288779 / HA ZA 21-97
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds hoger beroep in deelgeschilprocedure inzake schadevergoeding na ongeval

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.C. Schirmeister, dat de rechtbank de besloten vennootschap MVGM Vastgoedmanagement B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. C. Banis, veroordeelt tot schadevergoeding als gevolg van een ongeval dat plaatsvond op 20 december 2018. Eiser stelt dat MVGM aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door uitglijden op een gladde rolbaan. De rechtbank heeft eerder in een deelgeschilprocedure op 9 december 2020 al enkele verzoeken van eiser afgewezen, maar heeft nu besloten dat eiser tussentijds hoger beroep kan instellen tegen de beschikking in de deelgeschilprocedure. Dit besluit is genomen omdat het oordeel in de deelgeschilbeschikking cruciaal is voor de afloop van de zaak en MVGM zich niet heeft verzet tegen het verzoek van eiser. De rechtbank schorst de huidige procedure totdat het gerechtshof heeft geoordeeld over het hoger beroep. De zaak is vervolgens verwezen naar de parkeerrol van 6 oktober 2021. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma op 14 april 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/288779 / HA ZA 21-97
Vonnis van 14 april 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. F.C. Schirmeister,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MVGM VASTGOEDMANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. C. Banis.
Partijen zullen hierna [eiser] en MVGM genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding voor de rolzitting van 24 februari 2021,
  • de akte houdende inbreng producties, eveneens voor de rolzitting van 24 februari 2021,
  • de brief van mr. Schirmeister van 24 februari 2021,
  • de akte uitlating verzoek tussentijds beroep zijdens MVGM.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad als volgens de wet, MVGM veroordeelt:
- tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het ongeval van 20 december 2018 geleden en te lijden schade, de schade nader op te maken bij staat, (artikel 612 Rv.);
  • tot betaling aan [eiser] van de voorafgaand aan het deelgeschil door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke kosten;
  • tot betaling aan [eiser] van de kosten van het deelgeschil;
  • in de proceskosten, het (na-)salaris van de advocaat van [eiser] daaronder begrepen, met de bepaling dat wettelijke rente zal zijn verschuldigde vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis.
Hij legt hieraan ten grondslag dat MVGM is uitgegleden over een gladde rolbaan en dat MVGM voor de door [eiser] door dat ongeval geleden schade aansprakelijk is.

3.De overwegingen

3.1
Bij beschikking van 9 december 2020 in de deelgeschilprocedure met zaaknummer C/03/276576 / HA RK 20-85 heeft deze rechtbank verstaan dat op verzoek 1 van [eiser] reeds afwijzend was beslist en zijn zijn verzoeken 2 t/m 4 afgewezen onder begroting van de kosten van het deelgeschil op € 5.747,50 (inclusief btw) aan advocaatkosten en € 304,- aan griffierecht.
3.2
[eiser] heeft bij brief van 24 februari 2021 op grond van artikel 1019cc, derde lid, onder a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) verzocht dat de rechtbank hem zal toestaan om hoger beroep in te stellen van de hiervoor genoemde beschikking. Bij de door haar genomen akte heeft MVGM zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Bij de beoordeling van het verzoek tussentijds hoger beroep toe te staan stelt de rechtbank het volgende voorop. Tegen de beslissing op een verzoek in de deelgeschilprocedure staat op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open. In artikel 1019cc lid 1 Rv wordt de beschikking in deelgeschil voor de bindende kracht van daarin opgenomen beslissingen over geschilpunten die de materiële rechtsverhouding betreffen, gelijkgesteld met (eind)beslissingen in een tussenvonnis. Op grond van het derde lid van artikel 1019cc Rv kan in de bodemprocedure bij het gerechtshof hoger beroep worden ingesteld tegen de beschikking in het deelgeschil, althans tegen de daarin opgenomen bindende eindbeslissingen over de materiële rechtsverhouding van partijen, als van een tussenvonnis. Voor het instellen van hoger beroep voorafgaand aan het eindvonnis van de rechtbank in de bodemprocedure loopt een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de eerstdienende dag in de bodemprocedure. De bodemrechter dient voor dit tussentijds appèl verlof te verlenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019cc lid 3 en onder a Rv alsmede de jurisprudentie over artikel 337 Rv (Hoge Raad 23 januari 2004, NJ 2005/510).
3.4
Voorop staat dat het oordeel in de deelgeschilbeschikking een cruciale kwestie betreft, die bepalend is voor de afloop van de zaak, zodat de rechtbank om proceseconomische redenen termen aanwezig acht om [eiser] toe te staan tussentijds in hoger beroep te gaan, dit mede omdat MVGM zich niet heeft verzet tegen toewijzing van het verzoek.
3.5
Nu de beoordeling van het geschil, zoals dat thans op basis van onderhavige dagvaardingsprocedure voorligt, geheel en al afhankelijk is van het oordeel van het gerechtshof in het in te stellen hoger beroep, zal de rechtbank onderhavige procedure ambtshalve schorsen.
De procedure zal worden hervat nadat de meest gerede partij een afschrift van het eindarrest zal hebben overgelegd.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1
bepaalt dat van de tussen partijen gegeven beschikking van 9 december 2020 in de deelgeschilprocedure met zaaknummer C/03/276576 / HA RK 20-85 tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld,
4.2
schorst de procedure totdat is gehandeld overeenkomstig het onder 3.5. bepaalde,
4.3
verwijst de zaak naar de parkeerrol van 6 oktober 2021,
4.4
houdt iedere verdere beslissing aan.N.B. 1: het vonnis moet worden gewezen door de rechter die het oorspronkelijke vonnis heeft gewezen;
N.B. 2: het vonnis is geen herstelvonnis. Er is evenmin reden om art. 31 Rv ambtshalve toch toe te passen. Er hoeft dus op de laatste pagina van de minuut van het vonnis waarvan alsnog hoger beroep wordt gevraagd, NIET vermeld te worden : “Dit vonnis is bij herstelvonnis van … hersteld.”).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JvdH