Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De beoordeling
- dagvaarding € 106,01
- griffierecht
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Heemwonen, eisende partij, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij had een huurachterstand van € 4.697,81 en werd verondersteld een consument te zijn, wat de toepassing van beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht met zich meebracht.
De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde partij onvoldoende verweer had gevoerd tegen de vorderingen van de eisende partij. De rechter oordeelde dat de huurachterstand een tekortkoming vormde die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De vordering tot betaling van huur en gebruiksvergoeding werd toegewezen, evenals de kosten van de procedure.
Echter, de kantonrechter wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de veertiendagenbrief niet voldeed aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De rechter verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad die deze vereisten bevestigde. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op € 613,01 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.