ECLI:NL:RBLIM:2021:3341

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/2444
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunning voor watergangverlegging en demping

Op 10 augustus 2020 verleende het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg aan de Vereniging Natuurmonumenten een omgevingsvergunning voor het verleggen van de watergang Raam en het gedeeltelijk dempen van de watergang Vetpeel. Dit project is bedoeld om verdroging in het gebied tegen te gaan, een Ecologische Hoofdstructuur te realiseren en een klimaatbuffer in de vorm van een natuur- en moerasgebied te creëren. Een omwonende, eiser, heeft samen met eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank oordeelt dat de werkgroep niet als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid kan worden aangemerkt, waardoor hun beroep niet-ontvankelijk is. Ook de eiser is niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij te ver van het project woont om als belanghebbende te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand van de woning van eiser tot het project ongeveer zeshonderd meter bedraagt. Dit is te ver om een rechtstreeks belang bij het besluit aan te nemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de negatieve effecten van het project op de omliggende natuur niet voldoende zijn om eiser als belanghebbende te beschouwen. Eiseres, die niet als rechtspersoon is opgericht en niet voldoet aan de vereisten voor een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, is eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van hun argumenten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

[eiseres], eiseres, hierna tezamen te noemen: eisers,
en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg, verweerder,

(gemachtigden: G.G.P.M. Muijres en P.J.M. Geurts).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging Natuurmonumentente Weert.

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de Vereniging Natuurmonumenten (vergunninghoudster) een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) verleend voor het verleggen van de primaire watergang Raam en het gedeeltelijk dempen van de primaire watergang Vetpeel.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Vergunninghoudster heeft van de gelegenheid om als partij aan het geding deel te nemen, gebruik gemaakt.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben op verzoek van de rechtbank hun standpunt kenbaar gemaakt over de vraag of eisers als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn aan te merken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2021. Eiser is verschenen en eiseres heeft zich door hem laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam beheerder] , beheerder Kempen/Midden-Limburg.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Op 4 december 2017 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor de herinrichting van de primaire watergangen Raam en Vetpeel in en rondom het natuurgebied Wijffelterbroek in de gemeente Weert. Zij is voornemens de Raam te verleggen (naar de west- en noordzijde van het Wijffelterbroek) en de Vetpeel gedeeltelijk te dempen (vanaf de grens tot aan de Vetpeel) om verdroging in dit gebied tegen te gaan, een Ecologische Hoofdstructuur te realiseren en (als hoofddoelstelling) te komen tot een klimaatbuffer in de vorm van een natuur- en moerasgebied. Dat gebied moet er voor zorgen dat schoon kwel- en regenwater wordt afgekoppeld en opgeslagen en de afvoerpieken op (het stroomgebied van) de Tungelroyse Beek worden verminderd. In het natuurgebied komen diverse wandel- en fietspaden en daarom is recreatie een belangrijk nevendoel. Van de aanvraag maken de rapporten ‘Herinrichtingsplan Raam Klimaatbuffer Wijffelterbroek en Vetpeel’ en ‘Resultaten hydrologisch modelonderzoek Wijffelterbroek en Vetpeel’ onderdeel uit. Daarin is de onderstaande overzichtstekening opgenomen. De rechtbank heeft op de overzichtstekening de plek waar de woning van eiser is gelegen voorzien van een sterretje en op de dichtst bij de woning gelegen wijziging van de watergangen die door het bestreden besluit mogelijk worden gemaakt een kruis gezet (de verlegde Raam ).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wtw in samenhang met artikel 3.3 van de Keur Waterschap Limburg 2019 en paragraaf 12 en 17 van de Uitvoeringsregel realisering projecten met projectgebied overstijgende waterstaatkundige gevolgen verleend. Verweerder heeft uit de door hem gemaakte belangenafweging geconcludeerd dat bij honorering van de aanvraag, met inachtneming van de aan het besluit verbonden voorschriften, de zorg voor de waterhuishouding en het oppervlaktewaterlichaam voldoende wordt gewaarborgd en de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Van het besluit maakt onder meer de memo ‘Ontwerp lozing klimaatbuffer Wijffelterbroek en omlegging Raam’ en het ‘Monitoringsplan grond- en oppervlaktewater Wijffelterbroek en omgeving’ deel uit.
3. Bij besluit van eveneens 10 augustus 2020 heeft verweerder naar aanleiding van het verleggen van de Raam en het gedeeltelijk dempen van de Vetpeel een leggerbesluit genomen.
4. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de standpunten ingenomen dat tekeningen bij het bestreden besluit onjuistheden bevatten, ten onrechte geen bestek, uitvoeringsplan, inrichtingsplan en archeologisch onderzoek is bijgevoegd en geen ecologisch profiel van de (nieuwe) Raam is opgemaakt. Verder volgen eisers niet dat, zoals wordt gesteld in het Monitoringsplan
,de bever in het gebied thuishoort en er daarom zeer terughoudend wordt omgegaan met het verwijderen van een beverdam. De beverdammen veroorzaken juist een opstuwing van vervuild water dat uitstroomt over meer dan tien hectaren. Eisers vragen zich ook af of het voorliggende plan het maximale en meest optimale plan is. Daarvoor hadden het Kettingdijkgebied tussen Lossing en Kettingdijk en het gebied Smeetshof (België) in het plan betrokken moeten worden.
5. Verweerder heeft bij verweerschrift te kennen gegeven dat hij gehouden is een beslissing te nemen op basis van de ingediende aanvraag. Een bestek, uitvoeringsplan, inrichtingsplan en ecologisch profiel behoren daar niet toe. Het Kettingdijkgebied en het gebied Smeetshof maken ook geen deel van de aanvraag uit. Het bestreden besluit heeft verder geen betrekking op bevers, de regelgeving van het Waterschap Limburg strekt niet tot bescherming van archeologische belangen en de vraag of het meest optimale plan is aangevraagd, staat niet ter discussie.
Belanghebbende
6. Ambtshalve ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hierover hun standpunten kenbaar te maken. Van die gelegenheid hebben eisers bij brief van 14 januari 2021, vergunninghoudster bij brief van 15 januari 2021 en verweerder bij brief van 28 januari 2021 gebruik gemaakt.
Is eiser belanghebbende?
7. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) wordt belanghebbendheid in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb allereerst aangenomen bij bewoners en eigenaars van percelen die grenzen aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet (zie onder meer de uitspraak van 14 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3088).
8.1.
Daarnaast is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4081).
9. Eiser is woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . Op de overzichtstekening is op de plek van eisers woning een sterretje gezet. De kortste afstand tot het project (de verlegde Raam ) bedraagt vanaf de woning circa zeshonderd meter. Daargelaten of eiser (beperkt) zicht heeft op die gewijzigde watergangen (het verlegde deel van de Raam en het gedempte deel van de Vetpeel), een afstand van zeshonderd meter is, mede gelet op de aard en omvang van het project, te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Dat het project negatieve effecten kan hebben op de omliggende natuur is evenmin aanleiding voor het oordeel dat eiser rechtstreeks in een objectief en persoonlijk belang wordt geraakt. Eiser onderscheidt zich daarmee niet in voldoende mate van andere inwoners en bezoekers van het gebied waar de watergangen worden gewijzigd.
10. De conclusie is dat eiser geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb geen beroep kan instellen.
Is eiseres belanghebbende?
11. Eiser heeft mede namens eiseres beroep ingesteld. In het derde lid van artikel 1:2 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Uit dit artikellid volgt dat moet worden vastgesteld of eiseres een rechtspersoon is.
12. Eiseres is niet bij notariële akte opgericht en beschikt niet over statuten. De vraag doet zich voor of eiseres kan worden aangemerkt als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, ook wel informele vereniging genoemd, in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Vaststaat dat eiseres geen andere rechtspersoon is als genoemd in het BW.
12.1.
Voor het aannemen van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid dient, zoals de Afdeling bij uitspraak van 26 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2053) heeft bevestigd, te worden voldaan aan de in de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2008, ECLI:NL: RVS:2008:BC6406, opgenomen cumulatieve vereisten:
1) er moet een ledenbestand zijn, en
2) het moet gaan om een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel, zodat sprake moet zijn van regelmatige ledenvergaderingen, een bestuur en een samenwerking die op enige continuïteit is gericht, en
3) de organisatie dient als eenheid deel te nemen aan het rechtsverkeer.
12.2.
Een ledenbestand zal volgens de jurisprudentie van de Afdeling moeten blijken uit een administratie van leden en het heffen van contributie. Hoewel de overgelegde deelnemerslijst, voorzien van een verklaring van de deelnemers dat zij er mee instemmen dat hun gegevens in de lijst worden opgenomen en eiser namens hen rechtsmiddelen aanwendt, duidt op een administratie van leden, staat vast dat geen contributie wordt geheven. Aan het eerste vereiste wordt dus niet voldaan.
12.3.
Verder is niet gebleken dat eiseres regelmatig ledenvergaderingen houdt. Het overleg dat buiten plaatsvindt, voorafgaand aan of tijdens activiteiten in het veld tussen de dan aanwezige deelnemers, kan niet worden aangemerkt als een ledenvergadering. Bovendien heeft eiseres geen bestuur. Het ontbreken van een regelmatige ledenvergadering en een bestuur leidt de rechtbank tot de conclusie dat er geen organisatorisch verband is.
13. Gelet op het vorenstaande is ook eiseres geen belanghebbende en kan zij geen beroep instellen tegen het bestreden besluit.
Conclusie
14. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is. Aan een beoordeling van hetgeen eisers inhoudelijk tegen het bestreden besluit naar voren hebben gebracht, wordt niet toegekomen.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 april 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.