Op 15 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die het pand aan de [adres] te [woonplaats] heeft gekocht, vroeg om een voorlopige voorziening na de weigering van de omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal. De weigering vond plaats bij besluit van 20 januari 2020, waarbij de gevraagde vergunning voor het wijzigen van het gebruik van een kantoorpand naar woning werd afgewezen. Verzoeker stelde dat hij per 4 januari 2021 geen eigen woning meer had, omdat hij zijn woning in [stad] had verkocht. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het verlies van de woning niet het gevolg was van de weigering van de omgevingsvergunning, maar van de eigen keuzes van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde, aangezien verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn woonprobleem. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen griffierecht of proceskostenveroordeling toegewezen.