Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
(primair),dan wel een aanrijdingsformulier heeft vervalst
(subsidiair).
3.De beoordeling van het bewijs
10.429,19 euro.
primair
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
primair
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het onder de feiten 1, 3, 4 en 5
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] . gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 3.509,- euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 20 juli 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde schade niet-ontvankelijk in de door haar ingediende vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij,
[bedrijf 2] .,
van 3.509,- euro,bij niet betaling en verhaal
te vervangen door 45 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 20 juli 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening; - bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 3] niet-ontvankelijk in de door haar ingediende vordering;
- Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.