ECLI:NL:RBLIM:2021:3231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
03/702784-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutel, computervredebreuk, valsheid in geschrift, poging tot oplichting en fraudedelicten

Op 14 april 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met een valse sleutel, computervredebreuk, valsheid in geschrift, poging tot oplichting en diverse fraudedelicten. De verdachte, geboren in 1988, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een geldbedrag van 12.888,60 euro door gebruik te maken van de creditcard van zijn voormalige werkgever, [bedrijf 1]. Daarnaast heeft hij brieven van [bedrijf 2] vervalst, is hij binnengedrongen in het computersysteem van [bedrijf 2] en heeft hij bankafschriften vervalst. Ook heeft hij geprobeerd om [bedrijf 3] op te lichten door een valse aanrijding te claimen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten 1, 3, 4 en 5 bewezen heeft gepleegd, maar sprak hem vrij van feit 2, omdat de vervalste brieven niet als bewijs konden dienen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de hoeveelheid delicten en de hoogte van het benadelingsbedrag. De verdachte had geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en was niet verschenen ter terechtzitting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een patroon van frauduleus gedrag vertoonde en dat er mogelijk onderliggende problematiek was, maar dat deze niet meegewogen kon worden bij de strafmaat omdat de verdachte niet meewerkte aan een reclasseringsadvies.

Daarnaast werden er vorderingen van benadeelde partijen behandeld. De rechtbank kende een schadevergoeding toe aan [bedrijf 2] voor materiële schade, maar verklaarde [bedrijf 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering omdat de indiener niet bevoegd was. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, aangezien de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn feiten was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702784-17
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 maart 2021. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:een geldbedrag van 12.888,60 euro heeft gestolen door gebruik te maken van de creditcard van [bedrijf 1] .;
Feit 2:brieven van [bedrijf 2] . heeft vervalst;
Feit 3:het computersysteem van [bedrijf 2] . is binnengedrongen met behulp van inloggegevens van een of meer medewerkers van [bedrijf 2] .;
Feit 4:bankafschriften heeft vervalst;
Feit 5:heeft geprobeerd om [bedrijf 3] op te lichten
(primair),dan wel een aanrijdingsformulier heeft vervalst
(subsidiair).
In de tenlastelegging staat in de eerste regel van het onder feit 4 ten laste gelegde als pleegperiode vermeld “in of omstreeks de periode van 30 juni 2015 tot en met 7 juli 2015”. Uit de aangifte, waar onder dit feit op de tenlastelegging naar wordt verwezen, en uit verdachtes bekennende verklaring op de pagina’s 102 en 103 van het procesdossier volgt onmiskenbaar dat de pleegperiode moet zijn “in of omstreeks de periode van
30 juni 2014 tot en met 7 juli 2014”. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een kennelijke verschrijving en zal deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 en daarbij verwezen naar de aangifte van [bedrijf 1] en de bekennende verklaring van de verdachte. Wel komt de officier van justitie, verwijzend naar het transactieoverzicht van de creditcard van [bedrijf 1] , tot bewezenverklaring van een lager bedrag, te weten
10.429,19 euro.
De officier van justitie acht feit 2 bewezen op grond van de aangifte van [bedrijf 1] , de kopieën van de vervalste brieven en verdachtes bekennende verklaring. De brieven die door de verdachte zijn vervalst hebben te gelden als geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie acht vervolgens feit 3 bewezen en heeft daarbij verwezen naar de aangifte van [bedrijf 1] en de bekennende verklaring van de verdachte.
De officier van justitie acht voorts feit 4 bewezen op grond van de aangifte van [naam 1] , de daarbij bijbehorende e-mail en verdachtes bekennende verklaring.
De officier van justitie acht tot slot de onder feit 5 primair ten laste gelegde poging tot oplichting bewezen en heeft daarbij verwezen naar de bekennende verklaring van de verdachte, het aanrijdingsformulier en de aangifte van [naam 2] .
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 2
[bedrijf 1] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte. Volgens aangever heeft de verdachte meerdere brieven met het logo van [bedrijf 2] . waarin aan diverse debiteuren werd verzocht om facturen te betalen vervalst door zijn eigen rekeningnummer daarop te vermelden in plaats van het rekeningnummer van [bedrijf 2] . De verdachte heeft verklaard de brieven te hebben opgesteld en verstuurd aan de betreffende debiteuren.
Voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde valsheid in geschrift is vereist dat de door de verdachte vervalste brieven kunnen worden aangemerkt als geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dat is het geval indien aan die geschriften in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. De rechtbank is van oordeel dat de brieven met enkel het logo van [bedrijf 2] . en het verzoek een bepaald bedrag te betalen niet kunnen worden aangemerkt als geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 2 ten laste gelegde.
Feiten 1, 3, 4 en 5
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het aan hem onder de feiten 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, te weten:
feit 1
- de door de verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring; [2]
- de door [bedrijf 1] ingediende aangifte; [3]
- een rekeningoverzicht creditcard d.d. 21 oktober 2015; [4]
- een rekeningoverzicht creditcard d.d. 21 november 2015; [5]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de creditcardoverzichten dat de verdachte het volledige in de tenlastelegging vermelde bedrag van 12.888,60 euro heeft ontvreemd.
feit 3
- de door de verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring; [6]
- de door [bedrijf 1] ingediende aangifte; [7]
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2016 en een bijbehorende bijlage; [8]
feit 4
- de door de verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring; [9]
- de door [naam 1] ingediende aangifte; [10]
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2017; [11]
feit 5
- de door de verdachte bij de politie afgelegde bekennende verklaring. [12]
- de door [naam 2] ingediende aangifte; [13]
- een aanrijdingsformulier d.d. 28 juni 2016; [14]
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 september 2015 tot en met 10 januari 2016 in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ten behoeve van de aankoop van goederen bij Vistaprint en Apple en KLM heeft weggenomen geldbedragen tot een totaal van EURO 12.888,60, toebehorende aan [bedrijf 1] ., waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door gebruik te maken van (de gegevens van) de creditcard van genoemde [bedrijf 1] .;
Feit 3
in de periode van 25 juni 2015 tot en met 20 juli 2015 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten in het computersysteem van [bedrijf 2] ., is binnengedrongen, met behulp van een valse sleutel, te weten met inloggegevens van (een) andere medewerker(s) van [bedrijf 2] .;
Feit 4
in de periode van 30 juni 2014 tot en met 7 juli 2014 in Nederland, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten bankafschriften heeft vervalst, door op die bankafschriften betalingen te vermelden als hadden deze betalingen daadwerkelijk plaatsgevonden met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te doen gebruiken;
Feit 5
primair
op 28 juni 2016 te Schimmert, gemeente Nuth, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [bedrijf 3] te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, met dat oogmerk een aanrijdingsformulier heeft ingevuld en voorzien van zijn, verdachtes, handtekening en daarin opgenomen dat een bij hem, verdachte, in gebruik zijnde personenauto gestolen is, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Feit 3
computervredebreuk
Feit 4
valsheid in geschrift
Feit 5
primair
poging tot oplichting
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaren. Bij de formulering van deze strafeis heeft de officier van justitie de drie ad informandum gevoegde en door de verdachte bekende feiten meegenomen.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft diverse fraudedelicten gepleegd waaronder het vervalsen van bankafschriften waardoor het leek alsof hij vliegtickets had betaald, het aanschaffen van kostbare goederen met de creditcard van zijn voormalige werkgever [bedrijf 2] ., het veranderen van bankrekeningnummers van debiteuren in het boekhoudprogramma van [bedrijf 2] . en het proberen om geld op te strijken van de verzekering door te verklaren dat zijn auto was gestolen terwijl dat niet het geval was en hij dit ook wist.
Behalve aan de bewezen verklaarde feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de op de dagvaarding vermelde ad informandum gevoegde feiten. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat deze feiten niet afzonderlijk zullen worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten bij de politie bekend. Deze feiten betreffen eveneens fraudedelicten, te weten twee keer het doen van een valse aangifte en het vervalsen van diverse documenten van zijn voormalige werkgever [bedrijf 4] waaronder een werkgeversverklaring, een salarisstrook, een leasecontract voor een auto en een factuur. Met deze strafbare feiten wordt bij de strafoplegging rekening gehouden (de ad informandum gevoegde feiten zijn als bijlage II bij dit vonnis gevoegd).
Het handelen van de verdachte levert schade en overlast op voor de direct betrokkenen. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte onder andere het vertrouwen van diverse ex-werkgevers en een verzekeringsmaatschappij ernstig beschadigd. Door het gebruik van valse geschriften wordt daarnaast het vertrouwen dat in het economisch verkeer in dergelijke stukken moet kunnen worden gesteld geschaad.
Ondanks dat de verdachte meestal vrij snel werd betrapt, is hij gewoon doorgegaan met het plegen van diverse fraudedelicten. Met de verschillende fraudes is een totaalbedrag gemoeid van meer dan 200.000 euro, ook al is de werkelijk geleden schade veel lager uitgevallen juist doordat de verdachte steeds snel werd betrapt. De verdachte heeft niet de volle verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten. Weliswaar heeft hij bij de politie bekennende verklaringen afgelegd, maar hij is niet ter terechtzitting verschenen.
De hoeveelheid fraudedelicten die de verdachte heeft gepleegd, wijzen op een patroon, waarin hij, zodra zich een gelegenheid voordoet, keer op keer misbruik maakt van in hem gesteld vertrouwen en steeds alleen zijn eigen financiële gewin vooropstelt, ongeacht de gevolgen voor anderen. Hetgeen in de politieverhoren door verdachtes ex-vriendinnen, zijn vader en hemzelf is verklaard, rechtvaardigt het vermoeden dat er sprake is van onderliggende problematiek, waarvoor behandeling noodzakelijk lijkt. De verdachte heeft daarover zelf verklaard dat de aan hem door Mondriaan aanbevolen behandeling te lang zou duren en te intensief zou zijn en dat dat “dus niet ging werken”. Nu verdachte geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van de reclassering voor het opmaken van een reclasseringsadvies en evenmin ter terechtzitting is verschenen om verantwoording af te leggen voor zijn daden, kan de rechtbank met deze (vermoedelijk) onderliggende problematiek geen rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op de ernst van de gepleegde fraudedelicten, de hoeveelheid delicten en de hoogte van het bedrag dat daarmee was gemoeid, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde straf, maar enkel met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Voor de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS voor fraude. Het oriëntatiepunt in geval van een benadelingsbedrag van 125.000,00 euro tot
250.000,00 euro is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het uittreksel uit het justitiële documentatieregister betreffende de verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, omdat de verdachte in 2015 en 2016 is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat sprake is van een overschrijding van anderhalf jaar van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] .
De benadeelde partij [bedrijf 2] . vordert een schadevergoeding van 26.120,92 euro ter zake van feit 3, bestaande uit materiële schade die onderverdeeld is in de schadeposten ‘onterechte betaling Roda J.C.’ ter hoogte van 3.509,- euro en ‘allfoods verkeerd rekeningnummer’ ter hoogte van 22.611,92 euro.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering geheel toewijsbaar is omdat zij bestaat uit schade die een direct gevolg is van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Subsidiair acht de officier van justitie de vordering geheel toewijsbaar omdat een gedeelte van de schade is ontstaan door feiten die weliswaar niet ten laste zijn gelegd, maar die wel binnen de structuur van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten vallen.
Meer subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag in ieder geval dient te worden betrokken bij de beoordeling van de tegen de verdachte ingediende ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de vordering niet toewijsbaar is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding van materiële schade van de post ‘onterechte betaling Roda J.C.’ rechtstreeks door het onder feit 3 bewezenverklaarde feit veroorzaakte schade betreft en voldoende is onderbouwd. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering dan ook toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente.
Over de gevorderde vergoeding van materiële schade van de post ‘allfoods verkeerd rekeningnummer’ is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze schade een direct gevolg is van een ten laste van de verdachte bewezenverklaard strafbaar feit. Anders dan volgt uit het standpunt van de officier van justitie kan de vordering niet worden toegewezen omdat de schade het gevolg is van de structuur van door de verdachte gepleegde delicten. Die opvatting gaat voorbij aan het wettelijke vereiste dat de schade is geleden door ‘een strafbaar feit’ (artikel 51f Sv), waarmee wordt bedoeld dat het gaat om schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen; naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de schade aanwijsbaar het gevolg moet zijn van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
7.4
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 3]
De benadeelde partij [bedrijf 3] vordert een schadevergoeding van 1.594,66 euro ter zake van feit 5, bestaande uit materiële schade die onderverdeeld is in twee schadeposten met als titel ‘expertisekosten’ ter hoogte van respectievelijk 549,95 euro en 1.044,71 euro.
7.5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat uit het bij de vordering gevoegde uittreksel van de kamer van koophandel niet blijkt dat de indiener van de vordering, [naam 3] , namens de benadeelde partij daartoe bevoegd was.
7.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam 3] namens de benadeelde partij [bedrijf 3] een zogenaamd voegingsformulier heeft ingevuld om zich met een civiele vordering als benadeelde partij te voegen in het strafproces. Uit het uittreksel van de kamer van koophandel blijkt echter niet dat [naam 3] bevoegd was om deze rechtspersoon in rechte te vertegenwoordigen. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij niemand verschenen. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen of [bedrijf 3] zich rechtsgeldig als benadeelde partij in het strafproces heeft gevoegd. De benadeelde partij moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 138ab, 225, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder de feiten 1, 3, 4 en 5
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

Benadeelde partijen

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] . gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen 3.509,- euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 20 juli 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde schade niet-ontvankelijk in de door haar ingediende vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij,
    [bedrijf 2] .,
    van 3.509,- euro,bij niet betaling en verhaal
    te vervangen door 45 dagen gijzeling, met dien verstande dat de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 20 juli 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [bedrijf 3] niet-ontvankelijk in de door haar ingediende vordering;
  • Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, mr. R. Verkijk en
mr. M.M.L. Kalsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2021.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2015
tot en met 10 januari 2016 in de gemeente(n) Kerkrade en/of Beek, in elk geval
in Nederland,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ten behoeve van de
aankoop van goederen bij Vistaprint en/of Apple en/of KLM heeft weggenomen
geldbedragen tot een totaal van EURO 12.888,60 geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1] . en/of MasterCard, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte,
waarbij verdachte die weg te nemen geldbedragen telkens onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel
door gebruik te maken van (de gegevens van) de creditcard van genoemde [bedrijf 1]
(aangifte pag. 275)
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2015 in de gemeente Kerkrade, in elk geval in
Nederland,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
brieven met betrekking tot openstaande facturen welke voorzien waren van het
logo van zijn, verdachtes, werkgever [bedrijf 2] en welke bestemd waren voor
klanten van die werkgever,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op die brieven het
bankrekeningnummer van hem, verdachte, te vermelden met het oogmerk om het als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(aangifte pag. 275)
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2015 tot en met 20 juli 2015 in de
gemeente Kerkrade, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een
(gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten in het computersysteem van
[bedrijf 2] ., is binnengedrongen, met behulp van valse signalen of een valse
sleutel, te weten met inloggegegens van (een) andere medewerker(s) van [bedrijf 2]
., en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door in te
loggen onder een andere naam;
(aangifte pag. 275)
4.
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2015 tot en met 7 juli 2015 te
Schimmert, in elk geval in de gemeente Nuth, in elk geval in Nederland,
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
bankafschriften valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door op die
bankafschriften betalingen te vermelden als hadden deze betalingen
daadwerkelijk plaatsgevonden met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(aangifte pag. 693)
5.
hij op of omstreeks 28 juni 2016 te Schimmert, in elk geval in de gemeente
Nuth, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige
kunstgrepen, [bedrijf 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te
weten de afgifte van een hoeveelheid geld,
met dat oogmerk een aanrijdingsformulier heeft ingevuld en voorzien van zijn,
verdachtes, handtekening en daarin opgenomen dat een bij hem, verdachte, in
gebruik zijnde personenauto gestolen is,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(aangifte pag. 1303)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2016 te Schimmert, in elk geval in de gemeente
Nuth, in elk geval in Nederland,
een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
een aanrijdingsformulier valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door
in dat aanrijdingsformulier te vermelden dat een bij hem, verdachte, in
gebruik zijnde personenauto gestolen is en dat formulier heeft voorzien van
zijn, verdachtes, handtekening met het oogmerk om het als echt en onvervalst
te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
BIJLAGE II: Ad informandum gevoegde feiten
1. de periode van 15-4-2013 t/m 15-10-2013, Born, Gem. Sittard-Geleen, valselijk opmaken /vervalsen van (een) geschrift(en) (aangifte pag. 1158);
2. 29 juni 2016, Maastricht, Gem. Maastricht, Valse aangifte doen van diefstal auto (aangifte zie pag. 1349);
3. 04 april 2016, Geleen, Gem. Sittard-Geleen, Valse aangifte doen van fraude (aangifte pag. 1378).

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, districtsrecherche Zuid-West-Limburg, registratienummers PL2300-2016013449 / 2016110822 / 2014079363 / 2016110859 / 2016117577 / 2016004805 / 2016059505, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1533.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 november 2017, pagina’s 95 tot en met 107.
3.Proces verbaal aangifte overige horizontale fraude d.d. 29 januari 2016, pagina’s 275 tot en met 277.
4.Het schriftelijke bescheid, zijnde aan rekeningoverzicht creditcard d.d. 21 oktober 2015, pagina 1443.
5.Het schriftelijke bescheid, zijnde aan rekeningoverzicht creditcard d.d. 21 november 2015, pagina 1444.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 november 2017, pagina’s 95 tot en met 107.
7.Proces verbaal aangifte overige horizontale fraude d.d. 29 januari 2016, pagina’s 275 tot en met 277.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2016, pagina’s 680 en 681, en de bijbehorende bijlage op pagina 692, zijnde een schermafdruk uit een boekhoudprogramma.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 november 2017, pagina’s 95 tot en met 107.
10.Proces-verbaal aangifte overige horizontale fraude d.d. 20 juni 2016, pagina’s 693 tot en met 695.
11.Proces-verbaal van bevindingen rekeningafschrift volgnummer 4, behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] d.d. 31 augustus 2017, pagina’s 850 en 851.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 november 2017, pagina’s 143 tot en met 158.
13.Proces-verbaal aangifte overige horizontale fraude (poging) d.d. 3 augustus 2016, pagina’s 1303 en 1304.
14.Het schriftelijke bescheid, zijnde een ingevuld en ondertekend aanrijdingsformulier d.d. 26 juni 2016.