ECLI:NL:RBLIM:2021:3215

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
8998209 \ CV EXPL 21-584
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter op 31 maart 2021, heeft de stichting STICHTING WOONPUNT een vordering ingediend tegen een gedaagde partij, die als consument wordt beschouwd. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarop de gedaagde partij heeft geantwoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen schendingen zijn van de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht, ondanks dat de gedaagde partij als consument wordt vermoed. De vordering van de eisende partij is niet of onvoldoende betwist door de gedaagde partij, wat heeft geleid tot de beslissing om de vordering toe te wijzen.

In de beslissing heeft de kantonrechter de bestaande huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.458,28, vermeerderd met wettelijke rente, en een maandelijkse huurprijs van € 674,82 voor elke maand dat de gedaagde partij het gehuurde niet heeft ontruimd. De proceskosten aan de zijde van de eisende partij zijn begroot op € 864,19. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats: Maastricht
Zaaknummer: 8998209 \ CV EXPL 21-584
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
in rechte verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Er zal een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd moeten worden.
2.6.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat de vordering van eisende partij niet althans onvoldoende wordt betwist.
2.7.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen.
2.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding: € 108,19
  • griffierecht: € 507,00
  • salaris gemachtigde:
Totaal € 864,19

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis voormeld gehuurde te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 4.458,28, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.458,28 vanaf 18 januari 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 674,82 per maand voor elke ingegane maand met ingang van 1 januari 2021 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 864,19,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.