ECLI:NL:RBLIM:2021:3211

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
03/250544-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beschadiging en poging tot brandstichting van politiebureau in Kerkrade met ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 6 april 2021, is de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk beschadigen van het politiebureau in Kerkrade en voor poging tot brandstichting. De verdachte, geboren in 1989, heeft op 18 oktober 2019 met zijn auto, die jerrycans met motorbenzine bevatte, tegen het politiebureau gereden en geprobeerd brand te stichten. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft de verdachte zijn daden bekend. De officier van justitie heeft beide feiten bewezen geacht, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een paranoïde waanstoornis, waardoor hij niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank heeft op basis van rapportages van gedragsdeskundigen geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens is er een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging voor klinische behandeling. De benadeelde partij, de Nationale Politie, heeft een schadevergoeding van € 10.000,00 gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/250544-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 maart 2021. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:het politiebureau in Kerkrade heeft beschadigd;
Feit 2:heeft geprobeerd om brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen in het politiebureau in Kerkrade, waardoor er gevaar voor goederen en personen is ontstaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen, gelet op de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van de verdachte dat hij met zijn auto met daarin jerrycans met motorbenzine tegen het politiebureau in Kerkrade is gereden en heeft geprobeerd om een brand c.q. ontploffing tot stand te brengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd en zich op het standpunt gesteld dat beide feiten bewezen kunnen worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht beide feiten bewezen, gelet op:
  • de verklaring ter terechtzitting van 23 maart 2021 van de verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte
- het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [3] ;
- het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek [4] ;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 18 oktober 2019 in de gemeente Kerkrade, opzettelijk een gebouw, zijnde het pand van de politie te weten het politiebureau te Kerkrade, heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
- op de hoofdingang van dat gebouw in te rijden en
- vervolgens gedeeltelijk door de schuifdeuren van dat gebouw te rijden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gebouw en de inventaris/interieur van voornoemd gebouw te duchten was;
2.
op 18 oktober 2019 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen in het pand van het politiebureau te Kerkrade, gelegen aan de [adres 2] , met dat opzet
- met een- door hem bestuurde -personenauto met daarin jerrycans met motorbenzine, geschikt om een ontploffing teweeg te brengen en brand te stichten, het voornoemde politiebureau is binnengereden, en
- vervolgens een vlam of vonk van een ontstoken aansteker in aanraking heeft gebracht met (dampen van) die motorbenzine,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand van het politiebureau en de inventaris van dat pand en levensgevaar voor de in dat pand verblijvende politieagenten/personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1: een gebouw opzettelijk beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is
feit 2: poging tot opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
in eendaadse samenloop met
poging tot opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie is de verdachte niet strafbaar, omdat de feiten zijn begaan onder invloed van de geestesstoornis waaraan de verdachte lijdt. De officier van justitie baseert dit op de uitkomsten van het onderzoek dat gedaan is naar de geestvermogens van de verdachte. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de feiten hem niet kunnen worden toegerekend.
De raadsman heeft de rechtbank ook verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, gelet op de uitkomsten van het gedragsdeskundig onderzoek.
De gedragsdeskundigen
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachten, hebben psycholoog N. van der Weegen (d.d. 14 mei 2020) en psychiater dr. D.J. Vinkers (7 mei 2020) gerapporteerd. Zij diagnosticeren de verdachte allebei met een paranoïde waanstoornis. De invloed van die stoornis ten tijde van het plegen van de feiten was volgens beide deskundigen zodanig, dat zij de rechtbank adviseren om de feiten indien deze bewezen worden verklaard niet aan de verdachte toe te rekenen. Zowel de psycholoog als de psychiater hebben nog aanvullend gerapporteerd.
De psycholoog schrijft in haar aanvullend rapport van 1 december 2020 onder meer: “Betrokkene lijdt nog altijd aan een waanstoornis. Hiervan was ten tijde van het tenlastegelegde ook sprake. Er is sprake van paranoïde en betrekkingswanen. Betrokkene was en is ervan overtuigd dat defensie en politie een complot tegen hem hebben, hem in de gaten houden en informatie over hem gelekt hebben. In de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde ging het niet goed met betrokkene. Hij kwam, door zijn wanen, niet meer buiten, er was loonbeslag gelegd en hij mocht zijn kinderen niet meer zien. Uit hetgeen betrokkene bij de politie verklaarde over het tenlastegelegde blijkt dat betrokkene handelde vanuit zijn wanen. Hij gaf aan dat defensie zijn leven kapot gemaakt had, dat hij niets verkeerd had gedaan en het tenlastegelegde had gepleegd om in de media aandacht voor zijn zaak te krijgen. In de verklaring van betrokkene wordt duidelijk wat eerder aannemelijk werd geacht: het handelen van betrokkene voorafgaand en ten tijde van het tenlastegelegde werd
volledig bepaald door de waanideeën samenhangend met zijn stoornis. Rapporteur adviseert nog altijd hem het tenlastegelegde niet toe te rekenen.”
De psychiater schrijft in zijn aanvullend rapport van 2 december 2020 onder meer:
“Er is bij onderzochte (rechtbank: betrokkene) sprake van een paranoïde waanstoornis. (…) Indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt geacht, is er een causaal verband met de
paranoïde waanstoornis waaraan betrokkene lijdt. Betrokkene voelt zich immers het slachtoffer van Defensie en hij kan daar niet (meer) rationeel over nadenken. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht, hij begrijpt niet dat hij zelf de oorzaak van de achterdocht is. Door deze paranoïde overtuiging is zijn functioneren ernstig aangetast. Hij heeft de laatste jaren niet alleen zijn relatie en baan verloren, maar ook het contact met zijn kinderen is verminderd en er dreigt verlies van zijn woning. Betrokkene voelde zich (vanwege zijn paranoïde waan) ernstig in het nauw gedreven en hij kon niet meer op een andere manier een oplossing voor zijn problemen vinden, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht. Geadviseerd werd om het ten laste gelegde niet aan betrokkene toe rekenen. Onderzoeker heeft ook andere modaliteiten van toerekening overwogen en met mederapporteur besproken. Omdat er zo’n duidelijke relatie is tussen de paranoïde waan en het bizar te noemen ten laste gelegde (indien dit bewezen wordt geacht), achten onderzoekers het niet toerekenen toch het meest in de rede te liggen. (…)”
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt deze conclusies en het advies over. De verdachte zal niet gestraft kunnen worden voor de feiten omdat die voortkomen uit zijn stoornissen en hem niet kunnen worden toegerekend. Juridisch vertaald: er is sprake van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit en de verdachte moet daarom van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
De verdachte moet verder -kort samengevat- klinisch behandeld worden, aldus het advies van de gedragsdeskundigen. Deze behandeling zal plaats moeten vinden in het kader van een (civiele) zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Een verzoek daartoe is door de officier van justitie ingediend en de rechtbank heeft dat verzoek op 23 maart 2021 in een aparte procedure behandeld. Tegelijk met deze uitspraak zal de rechtbank de gevraagde machtiging afgeven.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij Nationale Politie vordert € 10.000,00 aan materiële schadevergoeding. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van het gevorderde schadebedrag aangevoerd dat het eigen risico voor de brandverzekering € 10.000,00 per gebeurtenis bedraagt en dat dit de schade is die is geleden.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd wát de daadwerkelijk kosten van reparatie hebben bedragen en dat het (gehele) eigen risico gebruikt moest worden als gevolg van het handelen van de verdachte.
De rechtbank is ook van oordeel dat de Nationale Politie onvoldoende heeft onderbouwd dat het bedrag aan eigen risico volledig is gebruikt, nu enige onderbouwing van de daadwerkelijke omvang van de schade ontbreekt. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij Nationale Politie niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij Nationale Politie in de kosten van de verdachte, ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil;
De voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens, voorzitter,
mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M.L. Kalsbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.J. Muijlkens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2021.
Buiten staat
Mr. drs. E.C.M. Hurkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 in de gemeente Kerkrade, opzettelijk een gebouw, een getimmerte, of een voor publiek toegankelijke plaats, zijnde het pand van de Politie te weten het Politiebureau te Kerkrade, heeft vernield dan wel beschadigd, door toen aldaar opzettelijk met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, meermalen, althans eenmaal:
- tegen de gevel van genoemd pand en/of op de hoofd ingang van dat pand/gebouw in te rijden/ te botsen en/of
- (vervolgens) gedeeltelijk door die hoofdingang/schuifdeuren van dat pand/gebouw te rijden
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd pand, althans gebouw, en/of de inventaris/interieur van voornoemd pand, althans gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
(art 170 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 in de gemeente Kerkrade, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing te weeg te brengen in het pand van het politiebureau te Kerkrade, gelegen aan de [adres 2] , met dat opzet
- met zijn/een- door hem bestuurde- personenauto met daarin jerrycans met motorbenzine, althans een brandbare vloeistof, geschikt om een ontploffing te weeg te brengen en/of brand te stichten, het voornoemde politiebureau is binnengereden, en/of
- (vervolgens) een vlam of vonk van een ontstoken aansteker, althans open vuur, in aanraking heeft gebracht met ( dampen van) die motorbenzine, althans een brandbare vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand van het politiebureau en/of de inventaris van dat pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in dat pand verblijvende politieagenten/personen,
in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat pand verblijvende
politieagenten/personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie districtsrecherche Parkstad-Limburg, onderzoeksnummer LB2R019136 / ROCHEFORT, gesloten d.d. 23 januari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 136.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 42 t/m 44.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 88 t/m 90.
4.Het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, pagina 44 t/m 49.