Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met zeven producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met 11 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie met de producties acht tot en met 13;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2021.
2.De feiten in conventie en reconventie
is ontbonden met ingang van 14 augustus 2017 (productie 1 en 2 antwoord in conventie).
[naam bv 2] hield in Postco overgenomen. [naam bv 1] werd daarmee enig aandeelhouder van Postco. Op dat moment had [naam bv 2] een schuld in rekening-courant aan Postco van € 75.719,02.
[naam bv 2] geen enkele.
16 augustus 2017 [naam bv 2] uitgeschreven uit het handelsregister. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft Postco niet gewaarschuwd dat hij als bestuurder van [naam bv 2] zou overgaan tot turboliquidatie van de Holding.
3.Het geschil
In conventie:
[naam bv 2] dermate onrechtmatig heeft gehandeld dat hij in persoon de vordering van Postco op [naam bv 2] moet betalen. De betreffende handelingen zijn de volgende:
- de jaarrekening van 2013 van [naam bv 2] deugt niet, want is dezelfde als haar jaarrekening van 2012, met alleen verandering van jaartallen en na de jaarrekening van 2013 zijn over de verdere jaren geen jaarrekeningen meer gepubliceerd;
- de turboliquidatie van [naam bv 2] was onrechtmatig omdat deze Holding in elk geval nog een vordering had op [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft Postco niet gezegd dat hij van plan was om [naam bv 2] via turboliquidatie te ontbinden. Er zijn onvoldoende pogingen ondernomen om die vordering geheel of gedeeltelijk te innen;
- een redelijk handelend en redelijk bekwaam curator zou bij een faillissement van
4.De beoordeling
In conventie en in reconventie
[naam bv 2] van rechtswege gehouden is vanaf dat moment (het restant van) de lening ineens in haar geheel terug te betalen. Op grond van het bepaalde in artikel 3:308 BW verjaren de afzonderlijke aflossingstermijnen vijf jaar nadat deze opeisbaar zijn geworden, in dit geval voor het einde van iedere maand. Voordat het restant van de vordering uit de lening geheel kan worden geïnd, moet deze, nadat Postco gerechtigd is geworden om over te gaan opzegging en opeising van de lening, vervolgens ook daadwerkelijk worden opgezegd en opgeëist. Pas bij schrijven van 20 september 2018 heeft Postco gesommeerd het restant van de geldlening in haar geheel terug te betalen. Het standpunt van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] vindt derhalve geen steun in het recht.
[naam bv 2] gewezen op het feit dat zij haar aflossingsverplichtingen uit de leningsovereenkomst niet nakomt en dat op dat moment de betalingsachterstand € 1.000,-- bedraagt (juli en augustus 2015). Voorts is M. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] Holding in die brief gesommeerd en in gebreke gesteld om het bedrag van € 1.000,-- te betalen uiterlijk op 21 september 2015. De inhoud van dit schrijven is door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] niet betwist. De bedoelde vordering zag, omdat daarvan uitdrukkelijk melding wordt gemaakt, op de betaling van maandtermijnen die toen (nog) achterstallig waren, te weten die van de maanden juli en augustus 2015. De maandtermijnen die sedertdien nog zouden moeten vervallen, zijn nog niet verjaard, nu sedertdien geen vijf jaren zijn verstreken. Niet juist is dan ook het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] dat de sommatiebrief van 20 september 2018 pas is verstuurd nadat de verjaring al was voltooid. Dat
[naam bv 2] toen al een jaar niet meer bestond, betekent, anders dan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] betoogt, evenmin dat Postco Group dus geen vordering meer heeft.
begroot op 2 x de helft van liquidatietarief II, in totaal € 563,-.