ECLI:NL:RBLIM:2021:3179

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
8579983 \ CV EXPL 20-2732
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst tussen particulieren met betrekking tot betaling en rente

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, aangeduid als eiseres, en een gedaagde partij die procedeerde in persoon. De eiseres had een geldleningsovereenkomst gesloten met de gedaagde en diens dochter voor een bedrag van € 20.000, met een looptijd van vijf jaar en een rentepercentage van 2,5% per jaar. De eiseres heeft het bedrag op 30 november 2011 verstrekt, maar de gedaagde heeft in gebreke gebleven met de betaling van het openstaande saldo en de contractuele rente.

De eiseres heeft de gedaagde op 5 februari 2020 aangemaand voor betaling van het openstaande saldo en de rente, maar de gedaagde heeft hierop niet gereageerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde erkend dat hij de geldsom heeft geleend en dat hij de vordering van de eiseres erkent. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hoofdsom en de rente verschuldigd is, en heeft de vordering van de eiseres toegewezen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 20.000 aan hoofdsom, € 3.773,72 aan contractuele rente, wettelijke rente over het totaalbedrag vanaf de dag na het vonnis, en € 1.012,74 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 2.078,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8579983 \ CV EXPL 20-2732
Vonnis van de kantonrechter van 7 april 2021
in de zaak van:
de vennootschap onder firma
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R. Kulk (In-Kas Intermediair B.V.)
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
zaakdoende te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord met een bijlage
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 december 2011 is tussen [eiseres] als geldgever en [gedaagde] en [naam dochter] (de dochter van de vennoten van [eiseres] en tevens de ex-partner van [gedaagde] ) beiden h.o.d.n. [handelsnaam] als geldnemers een geldleningsovereenkomst voor € 20.000,-- gesloten. Partijen zijn daarbij onder meer een looptijd van vijf jaar en een rentepercentage van 2,5 % per jaar, achteraf te voldoen, voor het eerst op 9 december 2012, overeengekomen. [eiseres] heeft in dat kader op 30 november 2011 aan [handelsnaam] , de onderneming van [gedaagde] en [naam dochter] , € 20.000,-- verstrekt.
2.2.
Bij aangetekende brief van 5 februari 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] voor betaling van het openstaande saldo van € 20.000,-- en de contractuele rente van 9 december 2012 tot en met 8 december 2018 van € 3.773,72 in gebreke gesteld. De op 13 maart 2020 aangetekende brief van [eiseres] aan [gedaagde] is door [gedaagde] niet afgehaald. Vanaf 16 april 2020 heeft de incassogemachtigde van [eiseres] [gedaagde] meermaals tot betaling gesommeerd en in gebreke gesteld. Desondanks blijft [gedaagde] met de betaling van de hoofdsom en contractuele rente in gebreke en verkeert hij in verzuim.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 20.000,--, vermeerderd met € 3.773,72 aan contractuele rente van 9 december 2011 tot 8 december 2018, met de wettelijke rente over € 23.773,72 vanaf de dag volgend op de dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en met € 1.012,74 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde] onder meer verklaard dat hij de onderwerpelijke geldsom heeft geleend, dat hij de vordering van [eiseres] erkent en dat hij begrijpt dat [eiseres] een persoon tot nakoming van de vordering mag aanspreken.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nog van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft de grondslag en de verschuldigdheid van de hoofdsom en de contractuele rente erkend, zodat deze vaststaan. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, de door [eiseres] daarmee gepaard gaande en onderbouwde incassowerkzaamheden en de gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] onweersproken gelaten zodat deze als niet, althans onvoldoende weersproken ook voor toewijzing gereed liggen. De stellingen van [gedaagde] dat hij ter voldoening van de vordering de machines van zijn zaak wil gaan verkopen en de vordering in vier termijnen wil betalen, maken voormeld oordeel niet anders. Het is aan [gedaagde] om te bepalen hoe hij zijn schulden zal voldoen.
4.2.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 996,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 2.078,85.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
  • € 20.000,--, aan hoofdsom
  • € 3.773,72 aan contractuele rente vanaf 9 december 2011 tot 8 december 2018,
  • de wettelijke rente over € 23.773,72 vanaf de dag volgend op de dag na dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening
  • € 1.012,74 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] voorts tot betaling van de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 2.078,85,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
type: YT