ECLI:NL:RBLIM:2021:3177

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
8543969 CV EXPL 20-2402
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling na betalingsregeling tussen Advalley B.V. en Hoogenweerth Suites B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Advalley B.V. en Hoogenweerth Suites B.V. Advalley, de eisende partij, had Hoogenweerth aangeklaagd wegens onbetaalde facturen ter waarde van € 3.488,43. Ondanks een betalingsregeling die was overeengekomen, heeft Hoogenweerth de facturen niet voldaan. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondelinge behandeling op 26 november 2020. Tijdens de behandeling heeft Advalley haar eis verminderd, maar bleef de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten vorderen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Hoogenweerth tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Hoogenweerth betwistte niet dat zij de openstaande facturen verschuldigd was, maar voerde verweer tegen de kostenveroordeling. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Advalley voor toewijzing gereed was, met uitzondering van de rentevordering die niet werd gehandhaafd. Na een betaling van € 3.000,00 door Hoogenweerth, werd het resterende bedrag van € 1.014,26 aan hoofdsom toegewezen, vermeerderd met wettelijke handelsrente.

De kantonrechter heeft Hoogenweerth veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.084,99. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.H.M. Kuster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8543969 CV EXPL 20-2402
Vonnis van de kantonrechter van 7 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ADVALLEY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde S. Baldinger,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGENWEERTH SUITES B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.M.M. Rooijen.
Partijen zullen hierna Advalley en Hoogenweerth worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de rolbeslissing waarbij een comparitie na antwoord is bepaald
- de mondelinge behandeling op 26 november 2020, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Advalley als opdrachtnemer en Hoogenweerth als opdrachtgever is een overeenkomst tot stand gekomen, terzake waarvan Advalley aan Hoogenweerth commissie in rekening heeft gebracht. Advalley heeft de commissie in rekening gebracht middels een viertal facturen met een totaalbedrag ad € 3.488,43. Hoogenweerth heeft de facturen ondanks aanmaningen onbetaald gelaten.
2.2.
Op 25 mei 2020 heeft Advalley Hoogenweerth in rechte betrokken.
2.3.
Op 13 juli 2020 heeft de gemachtigde van Advalley aan Hoogenweerth meegedeeld:
In opgemelde zaak hebben wij cliënte bereid gevonden om in te stemmen met maandelijkse aflossingen ad € 1.000,00 ingaande heden (…)
De regeling wordt getroffen onder verband van het te wijzen vonnis.
Voor alle volledigheid attenderen wij u er op dat wanneer de regeling onverhoopt niet zou worden nagekomen, het te wijzen vonnis tenuitvoer dient te worden gelegd. (…)
2.3.1.
Hoogenweerth heeft diezelfde dag hierop geantwoord:
Dank voor uw bericht inzake de bevestiging van onze betalingsregeling.
In uw mail geeft u aan dat deze betalingsregeling verband getroffen onder verband van het te wijzen vonnis. Vriendelijk verzoek ik u om de lopende zaak in te trekken, aangezien wij een betalingsregeling overeen zijn gekomen. Wanneer we alsnog de zaak laten voorkomen zullen de kosten onnodig stijgen.
2.3.2.
Hierna hebben de gemachtigden van partijen nog over en weer gecorrespondeerd. Advalley heeft de procedure niet ingetrokken.

3.Het geschil

3.1.
Advalley vordert, samengevat, de veroordeling van Hoogenweerth tot het betalen van € 4.014,26 (waarvan € 3.488,43 aan hoofdsom), vermeerderd met de wettelijke (handels)rente en (na)kosten. Ter mondelinge behandeling is de eis verminderd in die zin dat de vordering aangaande de lopende rente, voor zover die (per abuis) is gevorderd over de verschenen rente, niet wordt gehandhaafd.
3.2.
Advalley legt hieraan ten grondslag dat Hoogenweerth tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverplichting door de facturen onbetaald te laten.
3.3.
Hoogenweerth voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter begrijpt dat Hoogenweerth uitsluitend verweer voert tegen de kostenveroordeling.
4.2.
Hoogenweerth betwist immers niet, althans onvoldoende, dat zij aan Advalley uit hoofde van de overeenkomst een bedrag ad € 3.488,43 aan openstaande facturen verschuldigd is, dat het verzuim is ingetreden en dat zij over deze hoofdsom wettelijke handelsrente, over de periode tot datum dagvaarding door Advalley berekend op € 51,99, verschuldigd is. Deze vorderingen liggen daarom in zoverre voor toewijzing gereed.
4.3.
Advalley maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden, dat Advalley voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 473,84 exclusief btw overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief. Ook dit bedrag ligt daarmee in zoverre voor toewijzing gereed.
4.4.
Ter mondelinge behandeling is evenwel komen vast te staan dat Hoogenweerth inmiddels € 3.000,00 heeft afgelost. Advalley heeft haar eis op dit onderdeel niet verminderd. Nu partijen zich niet erover hebben uitgelaten waarop de betaling in mindering strekt, zal de kantonrechter ex artikel 6:44 lid 1 BW die betaling in de eerste plaats in mindering brengen op de buitengerechtelijke incassokosten, vervolgens in mindering op de verschenen rente en ten slotte in mindering op de hoofdsom. Hiermee resteert een bedrag ad € 1.014,26 aan hoofdsom.
4.5.
Gezien het vorenstaande zal nog een bedrag van € 1.014,26 worden toegewezen. De rentevordering is over dit gehele bedrag, dat aldus uit de hoofdsom bestaat, toewijsbaar.
4.6.
Hoogenweerth dient daarmee, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Het verweer, dat zich hiertegen richt, treft geen doel. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.6.1.
Hoogenweerth beroept zich ten eerste op een afspraak die partijen zouden hebben gemaakt, inhoudende dat Advalley, met het bereiken van een regeling, de procedure zou intrekken. Hoogenweerth heeft haar stelling evenwel niet toegelicht of onderbouwd en de stelling vindt ook geen steun in de stukken. Uit de stukken is daarentegen wel op te maken dat Advalley akkoord gaat met een betalingsregeling onder voortzetting van de procedure teneinde over een vonnis te beschikken als “stok achter de deur”. Daarmee kan niet worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat Advalley de procedure zou intrekken.
4.6.2.
De stelling dat de procedure ook anderszins onnodig is voortgezet, treft evenmin doel. Nu Advalley ten tijde van het treffen van de regeling aanspraak had op een (aanzienlijk) bedrag, valt niet in te zien waarom Advalley de procedure desalniettemin had moeten intrekken met alle risico’s harerzijds indien Hoogenweerth de regeling onverhoopt niet zou nakomen. Het antwoord op de vraag of er ten tijde van het treffen van de regeling al griffierechten waren betaald, maakt dit niet anders. Overigens begrijpt de kantonrechter dat bij Hoogenweerth verwarring is ontstaan over een brief van de griffie van begin juli 2020 dat Advalley de griffierechten niet zou hebben voldaan. Daarna is evenwel gebleken dat de griffierechten (toch) tijdig, namelijk op 1 juli 2020, zijn ontvangen. Advalley had dan ook wel degelijk al griffierechten betaald voordat de regeling werd getroffen. Hoogenweerth had (het oplopen van) de kosten zelf kunnen voorkomen door het volledige bedrag te voldoen. Advalley treft hierin geen verwijt.
4.7.
De kosten aan de zijde van Advalley worden begroot op:
  • dagvaarding € 87,99
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.084,99
4.8.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de aanbevelingen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Hoogenweerth om aan Advalley tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.014,26, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 25 mei 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Hoogenweerth in de kosten van de procedure aan de zijde van Advalley en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 1.084,99,
5.3.
veroordeelt Hoogenweerth, onder de voorwaarde dat Hoogenweerth niet binnen twee weken na aanschrijving door Advalley volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NIv