Op 12 april 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting. De zaak kwam aan het licht na een melding op 20 september 2020, waarbij een vrouw met een bebloed gezicht werd aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van het verkrachten of proberen te verkrachten van het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, waaronder die van een anonieme getuige en een ambulancemedewerker, in overweging genomen. De officier van justitie vond het primair ten laste gelegde bewezen op basis van deze getuigenverklaringen, maar de verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De raadsman van de verdachte stelde dat de verklaringen niet ondersteund werden door camerabeelden en dat het slachtoffer zelf geen aangifte had gedaan van verkrachting.
De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen op essentiële punten niet overeenkwamen met de camerabeelden, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Aangezien er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, werd hij vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verklaarde ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2021.