ECLI:NL:RBLIM:2021:3157
Rechtbank Limburg
- Wraking
- F.C. Alink-Steinberg
- V.P. van Deventer
- R.H.J. Otto
- M.B.T.G. Steeghs
- M.J.W.D. Janssen
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter op basis van vooringenomenheid en belangenverstrengeling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 23 maart 2021 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich baseerde op vermeende vooringenomenheid en belangenverstrengeling van de rechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een zitting op 5 maart 2021 in een andere zaak tussen de besloten vennootschap [naam bv] en de verzoekster. De verzoeker, die zelf het wrakingsverzoek indiende zonder betrokkenheid van zijn advocaat, stelde dat hij vreesde voor een oneerlijke behandeling door de rechter, die hem niet liet uitpraten, terwijl de wederpartij dat wel kon.
De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat het niet (mede) was ingediend door de advocaat van de verzoeker, wat in dit geval ook niet de bedoeling was. De wrakingskamer stelde vast dat een verzoek dat niet door een partij is ingediend, niet ontvankelijk kan worden verklaard. De beslissing werd genomen op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.
De wrakingskamer, bestaande uit mr. V.P. van Deventer als voorzitter en mr. R.H.J. Otto en mr. M.B.T.G. Steeghs als leden, verklaarde de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.