ECLI:NL:RBLIM:2021:3157

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
C/03/289373 / HA RK 21-133
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter op basis van vooringenomenheid en belangenverstrengeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 23 maart 2021 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich baseerde op vermeende vooringenomenheid en belangenverstrengeling van de rechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een zitting op 5 maart 2021 in een andere zaak tussen de besloten vennootschap [naam bv] en de verzoekster. De verzoeker, die zelf het wrakingsverzoek indiende zonder betrokkenheid van zijn advocaat, stelde dat hij vreesde voor een oneerlijke behandeling door de rechter, die hem niet liet uitpraten, terwijl de wederpartij dat wel kon.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was, omdat het niet (mede) was ingediend door de advocaat van de verzoeker, wat in dit geval ook niet de bedoeling was. De wrakingskamer stelde vast dat een verzoek dat niet door een partij is ingediend, niet ontvankelijk kan worden verklaard. De beslissing werd genomen op basis van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. V.P. van Deventer als voorzitter en mr. R.H.J. Otto en mr. M.B.T.G. Steeghs als leden, verklaarde de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/289373 / HA RK 21-133
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eigenaar [naam] ,
verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. F.C. Alink-Steinberg, rechter in deze rechtbank, hierna de rechter.

1.De procedure

Tijdens de zitting op 5 maart 2021 is in de zaak met zaaknummer C/03/274354 / HA ZA 20-92 tussen de besloten vennootschap [naam bv] , als eiser en de besloten vennootschap [verzoekster] , als gedaagde door [naam] een verzoek tot wraking van de rechter ingediend.
Op 11 maart 2021 is verzoeker gevraagd om de door hem aangekondigde uitgewerkte versie van zijn verzoek in te dienen.
Op 12 maart 2021 is er een e-mailbericht van verzoeker ontvangen met daarin een aantal opmerkingen betreffende de behandeling van het verzoek.
Ter griffie is op 12 maart 2021 het uitgewerkte proces-verbaal van de zitting van 5 maart 2021 ontvangen.
De rechter heeft op 18 maart 2021 schriftelijk gereageerd en verwoord dat het verzoek tot wraking geen reden is om te berusten.

2.De gronden van het verzoek

Verzoeker voert aan dat hij de rechter wraakt op basis van vooringenomenheid, willekeur, belangenverstrengeling van de rechtbank en de vrees dat hij geen eerlijke zaakbehandeling krijgt omdat de rechter hem niet, en de wederpartij wel laat uitpraten. Verzoeker vermoedt dat daar rechtsongelijkheid aan ten grondslag ligt.

3.De beoordeling

Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij de rechter die de zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
In de zaak tussen [naam bv] en [verzoekster] is sprake van verplichte procesvertegenwoordiging en laatstgenoemde partij wordt vertegenwoordigd door mr. M. van Sintmaartensdijk. Ter zitting is door [naam] een verzoek tot wraking ingediend waarvan een kort proces-verbaal is opgemaakt.
In de aanvullende e-mail van [naam] die op 12 maart 2021 ter griffie is ontvangen vermeldt verzoeker:
‘De wraking is door mijzelf gedaan zonder medeweten en betrokkenheid
van mijn advocaat, deze zal de wrakingszaak dan ook niet behandelen.’
In het proces-verbaal van de zitting van 5 maart 2021, dat op 12 maart 2021 ter griffie is ontvangen, is verwoord dat mr. van Sintmaartensdijk heeft aangegeven het verzoek niet te ondersteunen of te ondertekenen.
Nu het wrakingsverzoek niet (mede) is ingediend door de advocaat (en dat in casu kennelijk ook uitdrukkelijk niet de bedoeling is) kan het verzoek naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden beschouwd als een verzoek van partij [verzoekster]
Een verzoek dat niet door een partij is ingediend kan aanstonds niet ontvankelijk worden verklaard. Onder verwijzing naar artikel 4, lid 2, onder b, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 2, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg wordt het onderhavige verzoek zonder behandeling ter zitting niet ontvankelijk verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. V.P van Deventer, voorzitter, mr. R.H.J. Otto en
mr. M.B.T.G. Steeghs , leden, bijgestaan door M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.