2.10.Zijn er (voldoende) aanknopingspunten om aan te nemen dat de vrouw een andere intentie heeft gehad dan om haar gedane beloftes na te komen? Ja, die zijn er, zoals hierna zal worden overwogen.
2.10.1.Het eerste aanknopingspunt is het volgende. De reden die de vrouw voor het starten van de echtscheidingsprocedure heeft gegeven (als getuige), namelijk dat er maar geen beweging kwam in het beoogde samenwonen in Nederland, acht de rechtbank in het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen over de al dan niet samenwoning in België ongeloofwaardig. Die ongeloofwaardige en onaannemelijke verklaring van de vrouw over de reden dat zij de echtscheidingsprocedure is gestart, onderstreept, bij gebreke van een andere plausibele reden voor de echtscheiding, de juistheid van de verklaring van de man waar hij als getuige heeft verklaard dat het ontvangen van het verzoekschrift tot echtscheiding voor hem totaal onverwacht kwam; de man is destijds bij het vinden van deze post “verschoten”. Ook de vele pogingen van de man om na dat bericht van de vrouw haar (telefonisch) te spreken te krijgen, hetgeen niet door de vrouw is ontkend, maakt duidelijk dat de man niet alleen wilde weten waarom de vrouw van echt wilde scheiden maar ook dat hij volstrekt in het ongewisse verkeerde over de reden voor het verzoek echtscheiding van de vrouw.
2.10.2.Het tweede aanknopingspunt vormt het volgende. Vóór de huwelijkssluiting is de vrouw de initiatiefneemster geweest (anders dan eerder door de rechtbank in de vorige tussenbeschikking op grond van het gevoerde debat werd aangenomen) om te komen tot het opmaken van huwelijkse voorwaarden met daarin de afspraken gescheiden vermogens en een finaal verrekenbeding bij overlijden én met name ook dat dit verrekenbeding bij echtscheiding zou gelden. De vrouw heeft de getuigenis van getuige 1 daarover bevestigd. Waarom de vrouw, mede gelet op het grote leeftijdsverschil tussen de man en de vrouw (36 jaar) en haar uitgesproken woorden tegenover de man (in het tweede gesprek met getuige 1 en de man) “wij gaan niet scheiden, wij houden teveel van elkaar”, juist ook een verrekenbeding bij echtscheiding wenste, heeft de vrouw niet duidelijk gemaakt. Dat ook de man met die huwelijkse voorwaarden bij echtscheiding akkoord is gegaan, maakt dat niet anders omdat de man met een echtscheiding van partijen nimmer rekening heeft gehouden.
2.10.3.Het derde aanknopingspunt vormt het volgende. Dat van de man “het finaal verrekenen” af kwam, zoals de vrouw heeft verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig en onaannemelijk. De vrouw heeft het initiatief genomen tot het eerste gesprek bij een notaris en in dat gesprek is uit de getuigenis van de notaris gebleken dat de vrouw precies wist wat zij wilde, zoals hiervoor reeds is overwogen, en dat zij ook goed de werking van dit beding kende. Niet is komen vast te staan, bijvoorbeeld uit het tweede gesprek met diezelfde notaris, waarbij ook de man aanwezig was, dat de man met het idee van het finaal verrekenbeding is gekomen of dat hij reeds op de hoogte was van de ins en outs van een dergelijk beding. Dat laatste is temeer onaannemelijk omdat de man, zoals de notaris, getuige 1, ook heeft aangegeven, als degene met de Belgische nationaliteit en ook wonende in België, niet bekend pleegt te zijn met een dergelijk beding en daarover door de notaris uitleg heeft gekregen. Bij die uitleg bleek uit de reactie van de man, zoals de getuige 1 heeft verklaard, dat hij onaangenaam verrast was over de werking van dit beding bij overlijden van de man. Daaruit kan worden afgeleid dat juist de man niet op de hoogte was van de werking van dit beding. De man heeft ook zelf verklaard dat hij bij de eerste notaris voor het eerste hoorde van de woorden “finaal verrekenbeding”. Gelet op dit alles is het niet aannemelijk dat juist de man bij de vrouw met dit beding op de proppen zou zijn gekomen. Waarom de vrouw, als getuige gehoord, de rechtbank op dit punt iets anders wil doen geloven, heeft zij niet duidelijk gemaakt.
2.10.4.Het vierde aanknopingspunt vormt het volgende. De eerste poging van de vrouw om te komen tot huwelijkse voorwaarden loopt op niets uit. Het gezamenlijk gesprek bij notaris/getuige 1 eindigt zonder dat deze notaris bereid is om op korte termijn huwelijkse voorwaarden op te maken zoals met name de vrouw die op korte termijn wenste te laten opmaken vóór de sluiting van hun huwelijk (dat al snel zou worden gesloten). Zoals uit de verklaring van de man blijkt, heeft de vrouw (buiten gekomen na het gesprek met de eerste notaris) de man gevraagd “wil je dan niet met mij trouwen?”, waarbij zij is gaan huilen. De vrouw heeft haar doel om op heel korte termijn te komen tot de door haar beoogde huwelijkse voorwaarden vóór de huwelijkssluiting kracht bij gezet door tegen de man te zeggen dat ze zonder een verrekenbeding niet met de man wilde trouwen en ook dat ze wilde trouwen om getrouwd te blijven en niet wilde scheiden. Door aldus te handelen, heeft de vrouw met instemming van de man op korte termijn een andere notaris kunnen gaan zoeken om te komen tot het afsluiten van de door haar gewenste huwelijkse voorwaarden. En die tweede poging van de vrouw heeft snel succes.
2.10.5.Het vijfde aanknopingspunt wordt gevormd door het volgende. De vrouw en de man hebben bij de tweede notaris, anders dan bij de eerste notaris, niet de waarheid verteld over het vermogen (het bedrijf) van de man en dat is gebeurd op initiatief van de vrouw, zo is uit de verklaringen van de getuigen 2, 3 en 4 af te leiden. De man zou in een melkfabriek werken en een vermogen van € 20.000,- hebben, terwijl de man en de vrouw wisten dat deze informatie niet juist was. Partijen wisten dat de man een boerenbedrijf met 25-30 stuks koeien had, grond pachtte en ook een beetje eigen grond had, omdat de man dat aan de vrouw had verteld en de vrouw vóór het huwelijk ook zelf op het bedrijf van de man was geweest. Waarom daarover niet de waarheid is verteld, kan bij gebreke van een andere verklaring, slechts samenhangen met het verloop van het bezoek aan de eerste notaris, dat immers niet had geleid tot de beoogde akte huwelijkse voorwaarden. Het moet ervoor worden gehouden dat de vrouw heeft willen voorkomen dat de tweede notaris ook haar medewerking zou weigeren aan het opmaken van die huwelijkse voorwaarden en dát kon worden voorkomen door (zoals zij volgens de man tegen hem heeft gezegd) niet te vertellen welk vermogen zij hadden. De vrouw heeft immers niet betwist dat zij in dit verband tegen de man heeft gezegd: “je moet niet teveel praten” en “die hoeven niet te weten wat wij allemaal hebben”. De vrouw heeft deze gang van zaken niet weersproken en geen verklaring gegeven waarom zij op deze wijze heeft gehandeld.
2.10.6.De rechtbank leidt uit deze vijf aanknopingspunten in onderling verband en samenhang beschouwd af dat de vrouw van begin af aan de intentie heeft gehad om niet haar beloftes na te komen of om aan haar tegen de man uitgesproken toekomstplannen enig gevolg te geven. Vóór het huwelijk regelt de vrouw op korte termijn de beoogde huwelijkse voorwaarden die haar bij echtscheiding recht geeft op een vordering op de man ter grootte van de helft van zijn vermogen (minus de helft van haar vermogen maar over de omvang daarvan heeft de vrouw zelf gesteld dat zij “geen noemenswaardig vermogen” heeft) en na het huwelijk komt de vrouw geen van de beloftes na jegens de man en besluit ze op een volslagen onverwacht moment voor de man en zonder plausibele en ongeloofwaardige reden om de echtscheiding in gang te zetten en door te zetten.