In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 maart 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de saniet, die in 2017 was uitgesproken. De saniet had herhaaldelijk niet voldaan aan zijn verplichtingen, wat resulteerde in een boedelachterstand van € 11.188,11. De rechtbank heeft eerder verzoeken tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, maar na een verzoek van de bewindvoerder op 4 februari 2021, heeft de rechtbank de situatie opnieuw beoordeeld. De saniet heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet in staat was om meer af te dragen dan het vrij te laten bedrag, en dat hij niet langer gehouden zou zijn tot afdrachten aan de boedel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de saniet herhaaldelijk is gewezen op zijn verplichtingen en dat hij deze niet is nagekomen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een verwijtbare boedelachterstand en dat de saniet niet heeft meegewerkt aan een effectieve uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Daarom heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, met als gevolg dat de saniet in staat van faillissement verkeert zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft ook de kosten van de bewindvoerder vastgesteld.