ECLI:NL:RBLIM:2021:3021

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
C/03/278465 HARK 21-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 19 januari 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg, omdat deze eerder zaken van verzoeker heeft behandeld. Verzoeker stelt dat de rechter hierdoor niet onpartijdig kan oordelen in de huidige zaak met nummer ROE 20/1606 WMO 15 SC. De rechter heeft op 21 januari 2021 gereageerd op het wrakingsverzoek en betoogd dat het feit dat hij eerdere zaken van verzoeker heeft behandeld, niet betekent dat hij niet onpartijdig kan zijn in de huidige zaak.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van het Wrakingsprotocol en de Algemene wet bestuursrecht. Volgens artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol kan de wrakingskamer een verzoek tot wraking ongegrond verklaren zonder behandeling ter zitting als het verzoek kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer concludeert dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder zaken van verzoeker heeft behandeld, niet voldoende is om aan te nemen dat de rechter niet objectief kan oordelen. Verzoeker heeft geen uitzonderlijke omstandigheden aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief zouden rechtvaardigen.

Bovendien heeft de wrakingskamer vastgesteld dat verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken heeft ingediend op soortgelijke gronden, wat leidt tot de conclusie dat hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar gemaakt op 28 januari 2021 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/278465 HARK 21-11
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker] ,
(hierna ook te noemen: verzoeker),
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van mr. T.M. Schelfhout, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 19 januari 2021 een verzoek tot wraking van de rechter ingediend in de zaak met nummer ROE 20/1606 WMO 15 SC.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 21 januari 2021 een schriftelijke reactie ingediend. Verzoeker heeft hiervan een afschrift ontvangen.

2.Het standpunt van de verzoeker

2.1.
Verzoeker voert, zakelijk weergegeven, aan dat de rechter die zijn (verzet)zaak op 19 januari 2021 zou gaan behandelen al eerdere zaken van hem heeft behandeld. Verzoeker vindt de rechter om die reden niet onpartijdig. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat hij graag op het verzoek tot wraking wenst te worden gehoord.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter verwoordt in zijn reactie dat uit het feit dat hij eerdere zaken van verzoeker heeft behandeld niet volgt dat hij de op dit moment bij hem in behandeling zijnde zaak niet onpartijdig kan behandelen of dat daarmee de schijn van partijdigheid is gewekt.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol rechtbank Limburg kan de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer ziet aanleiding deze bepaling in dit geval toe te passen, waartoe als volgt wordt overwogen. .
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.3.
Op grond van dit artikel dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de behandelend rechters niet onpartijdig zijn dan wel een vooringenomenheid koesteren, objectief gerechtvaardigd is.
4.4.
De enkele omstandigheid dat de rechter eerder zaken van verzoeker heeft behandeld betekent niet dat hij in de onderhavige zaak niet onbevooroordeeld zou kunnen beslissen. Een rechter dient steeds opnieuw objectief naar een zaak te kijken en daarover te oordelen. Omstandigheden die een aanwijzing vormen voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is en dat hij in dit geval niet (meer) objectief zou kunnen oordelen, zijn door verzoeker niet naar voren gebracht.
Gelet op de eerdere wrakingsverzoeken die verzoeker heeft ingediend op soortgelijke gronden, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen, misbruikt. Daarom zal de wrakingskamer op de voet van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de rechter in de zaak met zaaknummer ROE 20/1606 WMO 15 SC niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. R.M.M. Kleijkers en mr. J.J.M. Wassenberg, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier.
De beslissing is openbaar gemaakt op 28 januari 2021.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.