ECLI:NL:RBLIM:2021:2974

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/03/288593 / KG ZA 21-66
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot (gedeeltelijke) verdeling van een nalatenschap in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eiseressen, erfgenamen van een overleden erflaatster, in kort geding een (gedeeltelijke) verdeling van de nalatenschap gevorderd. De eiseressen, bestaande uit drie dochters en twee kleinkinderen van een vooroverleden zoon, stelden dat de gedaagde, een zoon van de erflaatster, weigerde mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap. De eiseressen voerden aan dat zij een spoedeisend belang hadden bij de verdeling, omdat zij de meerderheid van de aandelen in de besloten vennootschap van de erflaatster wilden verkrijgen om zich te kunnen mengen in toekomstige procedures. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er geen spoedeisend belang was en dat de vorderingen niet toewijsbaar waren in kort geding.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen geen spoedeisend belang hadden bij hun vordering. De rechter benadrukte dat een vordering tot verdeling van een nalatenschap in beginsel niet kan worden toegewezen in een kort geding, vooral niet wanneer er onenigheid bestaat over de omvang en waarde van de nalatenschap. De rechter concludeerde dat de eiseressen niet zomaar delen van de nalatenschap konden lichten voor verdeling en dat zij in plaats daarvan een bodemprocedure moesten starten. Uiteindelijk werden de vorderingen van de eiseressen afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/288593 / KG ZA 21-66
Vonnis in kort geding van 6 april 2021
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonend te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser sub 4],
wonend te [woonplaats 3] ,
5.
[eiseres sub 5],
wonend te [woonplaats 4] ,
eisers,
advocaat mr. J.H.M. Daniëls;
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 5] ,
gedaagde,
advocaten mr. I.K. Decupere en mr. J.J.M.C. Huppertz.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2021 met producties 1 t/m 17;
  • de op 25 maart 2021 door [gedaagde] ingediende producties 1 t/m 9;
  • de mondelinge behandeling op 25 maart 2021;
  • de pleitnota van [eisers] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de erfgenamen van de op [overlijdensdatum] overleden erflaatster
[erflaatster] (verder te noemen: erflaatster). Eiseressen onder 1 tot en met 3 zijn dochters en gedaagde is een zoon van erflaatster. Eiser onder 4 en eiseres onder 5 zijn kinderen van een vooroverleden zoon van erflaatster. Eiseressen onder 1 tot en met 3 en gedaagde erven ieder 1/5e deel van de nalatenschap en eiser onder 4 en eiseres onder 5 ieder 1/10e deel.
2.2.
Alle erfgenamen hebben de erfenis zuiver aanvaard.
2.3.
Tot de nalatenschap van erflaatster behoren in ieder geval een achttiental registergoederen, alsmede 5.000 certificaten van aandelen in de besloten vennootschap [naam bv 1] Naast deze 5.000 certificaten, zijn in het verleden nog 2.040 certificaten uitgegeven, die worden gehouden door [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eisers] stellen dat [gedaagde] weigert mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap van erflaatster. Volgens [eisers] tracht [gedaagde] bewust de verdeling te frustreren om te voorkomen dat zij zich zouden kunnen mengen in procedures met betrekking tot de STAK van [naam bv 1] [eisers] stellen dat zij op grond van het bepaalde in artikel 3:178 BW niet gehouden zijn om in een onverdeelde boedel te blijven.
3.2.
Op grond van vorenstaande verzoeken [eisers] dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt mee te werken aan de verdeling van 5.000 certificaten STAK aandelen [naam bv 1] bij notariële akte, te verlijden door notaris
[naam notaris] , kantoorhoudend te [vestigingsplaats 1] , aan de [adres 1] , althans een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris, binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat door [gedaagde] geen medewerking wordt verleend, althans te bepalen dat als [gedaagde] alsdan zij medewerking niet verleent, het in dezen te wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, [gedaagde] ;
[gedaagde] veroordeelt om medewerking te verlenen aan het te koop zetten van de hieronder genoemde 18 registergoederen:
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 1] , ter grootte van vierenzestig are en tweeënzestig centiare (64 a en 62 ca);
het terrein (teelt, kweek), kadastraal bekend als [kadasternummer 2] , ter grootte van een hectare, zeven are en vijftig centiare (1 ha, 07 a en 50 ca):
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 3] , ter grootte van drie hectare en veertien are (3 ha en 14 a), welk perceel belast is met een tweetal opstalrechten nutsvoorzieningen ten behoeve van Gasunie Transport Services B.V., gevestigd te Groningen;
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 4] ter grootte van dertien are en tachtig centiare (13 a en 80 ca);
het perceel (wonen, erf, tuin), plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] , [kadasternummer 5] , ter grootte van elf are en veertig centiare (11 a en 40 ca), van welk registergoed de economische eigendom toebehoort aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam bv 2] , ingeschreven in het handelsregister onder nummer [handelsregisternummer] ;
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 6] ter grootte van negenennegentig are en twintig centiare (99 a en 20 ca);
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 7] , ter grootte van drieëntachtig are en zestig centiare (83 a en 60 ca), met betrekking tot welk perceel een Besluit op basis van artikel 9.1 Wet Natuurbescherming werd genomen (betrokken bestuursorgaan: De Staat (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit);
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 8] ter grootte van tien hectare, tachtig are en negentig centiare (10 ha, 80 a en 90 ca), met betrekking tot welk perceel een Besluit op basis van artikel Wet Natuurbescherming werd genomen (betrokken bestuursorgaan: De Staat (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit);
het terrein (grasland), kadastraal bekend als [kadasternummer 9] , ter grootte van een hectare, eenendertig are en tachtig centiare (1 ha, 31 a en 80 ca), met betrekking tot welk perceel een Besluit op basis van artikel 9.1 Wet Natuurbescherming 10 werd genomen (betrokken bestuursorgaan De Staat (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit);
het terrein (wonen (agrarisch), akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 10] , ter grootte van eenendertig are en vierentwintig centiare (31 a en 24 ca);
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 11] , ter grootte van vijfenveertig centiare (45 ca);
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 12] , ter grootte van zes hectare, tachtig are en zevenendertig centiare (6 ha, 80 a en 37 ca), met betrekking tot welk perceel een Besluit op basis van artikel 9.1 Wet Natuurbescherming werd genomen (betrokken bestuursorgaan: De Staat (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit);
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 13] , ter grootte van tweeënveertig are en twintig centiare (42 a en 20 ca);
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 14] , ter grootte van een hectare, drieënveertig are en vijfenzeventig centiare (1 ha, 43 a en 75 ca);
het terrein (akkerbouw), kadastraal bekend als [kadasternummer 15] , ter grootte van een hectare, vijfenzestig are en zeventig centiare (1 ha, 65 a en 70 ca);
het terrein (natuur), kadastraal bekend als [kadasternummer 16] , ter grootte van zestien are en zestig centiare (16 a en 60 ca);
het terrein (grasland), kadastraal bekend als [kadasternummer 17] , ter grootte van vier hectare, een are en tien centiare (4 ha, 01 a en 10 ca);
het terrein (grasland), kadastraal bekend als [kadasternummer 18] , ter grootte van tachtig centiare (80 ca), welk perceel is belast met een kwalitatieve verplichting;
door deze opdracht mede te verstrekken aan rentmeester [naam rentmeester] van [naam bedrijf] , gevestigd te ( [vestigingsplaats 2] , aan de [adres 3] , althans een door de voorzieningenrechter aan te wijzen rentmeester c.q. makelaar, onder bepaling dat verkoop van de registergoederen niet lager zal plaatsvinden dan € 900.000,-, waarbij tevens bepaald wordt dat verkoop plaatsvindt als per perceel een meerderheid van de erfgenamen met de prijs akkoord gaat, binnen een week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de opdracht niet mede wordt verstrekt, althans te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, [gedaagde]
3. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer luidt dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering.
4.2.
Volgens [eisers] hebben zij een spoedeisend belang om de verdeling te realiseren. [eisers] wensen toedeling van 4.000 certificaten aan hen en 1.000 aan [gedaagde] . Na verdeling van de aandelen hebben zij de meerderheid van de certificaten in handen waardoor zij een vuist kunnen maken tegen [gedaagde] . De hun toekomende financiële middelen, die na verdeling vrijkomen, stellen zij nodig te hebben om de aanstaande rechtsstrijd met [gedaagde] te kunnen financieren, alsmede om de nog te ontvangen aanslagen wegens erfbelasting te kunnen betalen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze door [eisers] aangedragen
argumenten niet toereikend zijn om een spoedeisend belang aan te kunnen nemen. Echter, ook indien zou worden aangenomen dat [eisers] wél een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, moeten deze vorderingen worden afgewezen, en wel op grond van het volgende.
4.4.
Wat [eisers] vorderen is een partiële verdeling van de nalatenschap van hun (groot)moeder. In beginsel kan op grond van artikel 3:179 BW slechts de verdeling van een
gehelegemeenschap worden gevorderd en kan enkel bij gewichtige redenen een gedeeltelijke verdeling worden gevorderd. Dat er sprake is van gewichtige redenen is echter niet gesteld. [eisers] kunnen dan ook niet zomaar bestanddelen uit een nalatenschap lichten om deze vervolgens te verdelen.
4.5.
Bovendien kan een vordering tot verdeling in beginsel niet worden toegewezen in een kortgedingprocedure. Partijen zijn het niet eens over de omvang en de waarde van de nalatenschap en ook niet over de wijze van verdeling van de nalatenschap. Het is niet aan de voorzieningenrechter om bij gebreke van overeenstemming tussen de erfgenamen over de verdeling als ordemaatregel een verdeling tot stand te brengen. Als overeenstemming tussen partijen over de verdeling van de nalatenschap uitblijft, dienen zij de weg van artikel 3:185 BW in een bodemprocedure te bewandelen.
4.6.
Gezien het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
4.7.
Vanwege de familierelatie zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT