ECLI:NL:RBLIM:2021:2963

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/03/279043/ HA ZA 20-317
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en afwijzing van vordering tegen gedaagde sub 2 in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft Call Cogens B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, waarbij de rechtbank Limburg op 31 maart 2021 uitspraak heeft gedaan. De eiseres, Call Cogens B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Bakker, vorderde betaling van een bedrag van € 30.250,- van gedaagde sub 1, die niet verschenen was, waardoor verstek werd verleend. Gedaagde sub 2, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.Ph.E.M. Cratsborn, heeft de vordering betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2 onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de toestemming die Call Cogens zou hebben gekregen voor de werkzaamheden waarvoor betaling werd gevorderd. Hierdoor werd de vordering tegen gedaagde sub 2 afgewezen, met veroordeling van Call Cogens in de proceskosten van gedaagde sub 2. De vordering tegen gedaagde sub 1 werd daarentegen toegewezen, waarbij gedaagde sub 1 werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank heeft ook het eerder gelegde beslag op onroerend goed ten laste van gedaagde sub 2 opgeheven, omdat de vordering ongegrond was. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/279043 / HA ZA 20-317
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
CALL COGENS B.V.,
kantoorhoudende te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. I. Bakker,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde sub 1,
niet verschenen, verstek verleend,
en
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde sub 2,
advocaat mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties een tot en met 5b;
  • de conclusie van antwoord met twee producties;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 februari 2021.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Het als productie 1 bij dagvaarding overgelegde stuk houdt in, voor zover relevant:
VERKLARING
Vandaag, dinsdag 10 maart 2020, bespraken wij de goedkeuring van de voorzieningenrechter gedateerd 5 maart 2020. De Gemeente Voerendaal heeft het hoogste bod gedaan van € 335.000,00 en zal de [adres 1] in eigendom verkrijgen.
U heeft ernstige bezwaren hiertegen en wil een schadevergoedingsactie instellen tegen de Gemeente Voerendaal. (…)
U gaf opdracht om beslag te leggen op de [adres 2] en [adres 3] voor een bedrag van € 25.000,00 aan honorarium aangevuld met € 15.000,00 als voorschotnota zodat de procedure tegen de Gemeente Voerendaal allereerst onderzocht kan worden, maar daarnaast ook uitgevoerd kan worden. (…)
Ik heb u uitvoerig uitleg gegeven over de juridische situatie waarin u zich bevindt en welke beperkte mogelijkheden u nog heeft. U gaf aan zich te realiseren dat de procedure in principe verloren is en dat u weinig tot geen mogelijkheden meer heeft behalve een schadevergoedingsprocedure tegen de Gemeente Voerendaal. Aan u is uitgelegd dat dit een lange juridische weg is (…).
De goedkeuring van [gedaagde sub 1] wordt hierbij bevestigd en aan [gedaagde sub 2] zal toestemming worden gevraagd via mr. Cratsborn.
(…)
U gaf aan te mogen spreken namens [naam 1] .”
Onder deze verklaring staan de namen [gedaagde sub 1] , [naam 2] en [naam directeur] en onder elke naam een handtekening.

3.Het geschil

3.1
Call Cogens vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad, gedaagden hoofdelijk des de een betalende de ander voor dat deel zij gekweten, veroordeelt (naar de rechtbank begrijpt) te betalen aan haar:
1. zegge: dertigduizendtweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2020, althans de dag van betekening van de dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening.
2. de kosten van deze procedure waaronder de nakosten met bepaling dat indien deze kosten
niet binnen twee weken na betekening van het vonnis is betaald, gedaagden (naar de rechtbank begrijpt) daarover de wettelijke rente zijn (zoals de rechtbank “is” leest) verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
Call Cogens legt daaraan ten grondslag dat zij in het kader van de als productie 1 overgelegde verklaring werkzaamheden heeft uitgevoerd voor € 30.250,-. Dit bedrag is aan gedaagden gefactureerd met een betalingstermijn. Die termijn is verstreken, maar gedaagden hebben niet betaald.
3.2
Gedaagde sub 2 betwist de vordering.

4.De beoordeling

4.1
In de onder 2.1 geciteerde verklaring is vermeld dat terzake de in die verklaring vermelde opdracht toestemming zal worden gevraagd aan [gedaagde sub 2] via mr. Cratsborn. Gedaagde sub 2 betwist dat zij die toestemming heeft gegeven. Desgevraagd op de mondelinge behandeling antwoordde [naam directeur] , directeur van Call Cogens, blijkens het van die behandeling opgemaakte proces-verbaal niet te weten wanneer deze toestemming is gevraagd. Gelet op dat antwoord en de betwisting van gedaagde sub 2 dat zij toestemming heeft gegeven voor de opdracht waarvan Call Cogens in dit geding betaling vordert, staat niet vast dat gedaagde sub 2 kan worden aangemerkt als (mede)opdrachtgeefster. Nu [naam directeur] zelfs niet heeft weten te vertellen wanneer die toestemming zou zijn gegeven, is de vordering tegen gedaagde sub 2 zodanig onvoldoende onderbouwd dat niet aan bewijslevering wordt toegekomen. De vordering tegen gedaagde sub 2 wordt daarom afgewezen met veroordeling van Call Cogens in de proceskosten. Die worden aan de zijde van gedaagde sub 2 berekend op € 83,- griffierecht en € 1.442,- salaris advocaat (twee punten tarief III). Het ten laste van gedaagde sub 2 gelegde beslag zal, conform haar verzoek, worden opgeheven wegens ongegrondheid.
4.2
De vordering tegen gedaagde sub 1 komt de rechtbank onrechtmatig noch ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Gedaagde sub 1 zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeelt in de proceskosten. Die worden aan de zijde van Call Cogens begroot op € 1.386,- griffierecht (inclusief griffierecht verzoekschrift beslag), € 1.421,- salaris advocaat (1 punt dagvaarding en 1 punt verzoekschrift beslag), € 182,34 beslagexploot en € 89,55 betekening beslagexploot.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
veroordeelt gedaagde sub 1 ( [gedaagde sub 1] ) om aan Call Cogens te betalen € 30.250,- (zegge: dertigduizendtweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt gedaagde sub 1 ( [gedaagde sub 1] ) in de kosten van deze procedure voor zover gerezen tussen hem en Call Cogens, tot op heden aan de zijde van Call Cogens begroot op € 3.079,89, te vermeerderen met de nakosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis is betaald, gedaagde sub 1 daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3
wijst af de vordering tegen gedaagde sub 2 ( [gedaagde sub 2] );
5.4
veroordeelt Call Cogens in de kosten van deze procedure voor zover gerezen tussen gedaagde sub 2 ( [gedaagde sub 2] ) en Call Cogens, tot op heden aan de zijde van gedaagde sub 2 begroot op € 1.505,-;
5.5
heft op het op verzoek van Call Cogens op 13 mei 2020 gelegde conservatoir beslag op onroerend goed voor zover dit is gelegd ten laste van gedaagde sub 2;
5.6
verklaart de onder 5.1 en 5.2 gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.