Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
ZEKUR,
[naam onderbewindgestelde],
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 31 maart 2021, heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het geschil tussen de eisende partij, N.V. UNIVÉ ZORG, en de gedaagde partij, GGN BEWINDVOERING B.V. De eisende partij, vertegenwoordigd door Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso, vorderde betaling van een geldbedrag met rente en kosten. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door M. de Jong, is de bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde, gevestigd in Culemborg.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de relatieve bevoegdheid onderzocht aan de hand van artikel 110 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hij concludeerde dat de kantonrechter te Maastricht niet bevoegd is om deze zaak te behandelen, omdat de gedaagde partij in Culemborg is gevestigd. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar artikel 1:12 BW, dat uitzonderingen regelt voor de woonplaats van de curator, bewindvoerder of mentor in beschermingsbewindzaken.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, en bepaald dat de zaak opnieuw op de rol zal komen nadat de eisende partij de gedaagde partij heeft opgeroepen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.