ECLI:NL:RBLIM:2021:2931

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8856782 \ CV EXPL 20-5500
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst op afstand en informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen BOL.COM B.V. en een gedaagde partij. De vordering van BOL.COM B.V. was gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand, waarbij de wettelijke informatieverplichtingen uit de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) in het geding waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de handelaar, in dit geval BOL.COM B.V., verplicht is om de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, de totale prijs, en de mogelijkheid van herroeping. De rechter benadrukte dat deze informatie niet alleen in algemene voorwaarden mag worden opgenomen, maar dat de consument stap voor stap door het verkoopproces moet worden geleid.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat BOL.COM B.V. niet voldoende heeft aangetoond dat aan de informatieverplichtingen is voldaan. Ondanks dat de gedaagde partij geen verweer heeft gevoerd, heeft de rechter besloten om geen sancties op te leggen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de vordering ongegrond was. De gedaagde partij heeft de gekochte zaak zonder commentaar behouden, wat ook een rol speelde in de beslissing.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 501,66, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 709,85. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8856782 \ CV EXPL 20-5500
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOL.COM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde J.J.H.M. Noblesse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.2.
Ingevolge deze bepalingen dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor het overige naar hetgeen in die bepalingen verder is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de aard van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd.
2.3.
Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Ook de wijze waarop de informatie gegeven moet worden, verschilt naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
2.3.1.
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden. Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs deze informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de Kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar.
2.3.2.
Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager, een bevestiging van de overeenkomst verstrekt, waarin alle verlangde informatie is opgenomen, tenzij dat al bij het sluiten van de overeenkomst zelf is verstrekt.
2.3.3.
Zo’n duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen. Een account, waarvan niet vast staat dat eisende partij deze niet eenzijdig kan wijzigen, is geen duurzame gegevensdrager.
2.3.4.
In geval van een procedure dient eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan, daargelaten of eisende partij zelf de verkopende partij is of via een cessie of anderszins in de rechten van de verkopende partij is getreden.
2.3.5.
Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een al dan niet in printscreens vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt, waaruit blijkt hoe, waar en op welk moment de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, eisende partij dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.
2.4.
Eisende partij heeft gesteld dat voldaan is aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen. Hierbij heeft eisende partij toegelicht hoe het bestelproces is ingericht en welke informatie aan gedaagde partij ter beschikking is gesteld. Ook heeft eisende partij erop gewezen dat gedaagde partij, na het afronden van het bestelproces, een bevestiging van de bestelling per e-mail heeft ontvangen.
2.5.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat aan gedaagde op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m BW bedoelde informatie is verstrekt en op een duurzame gegevensdrager ter beschikking is gesteld. De vraag is welke consequenties dit voor de vordering van eisende partij moet hebben. Er is veel discussie geweest, ook binnen de rechtspraak, over de vraag of en op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en bij niet naleving daarvan moet worden gesanctioneerd. Dat heeft er toe geleid dat het voor partijen, zoals ook eisende partij in dit geval, en de daarbij betrokken gemachtigden, niet steeds voldoende helder was, noch tot heden is, wat van hen in het kader van informeren en in de procedure stellen en substantiëren wordt verlangd. Daarom zal aan de tekortkomingen in deze zaak, waar er overigens geen aanleiding is om te vermoeden dat de vordering voor wat betreft de hoofdsom als zodanig niet onrechtmatig of ongegrond is, op dit moment geen sanctie verbonden, mede gezien het feit dat gedaagde partij de gekochte zaak kennelijk zonder commentaar heeft behouden.
2.6.
Op basis van het voorgaande wordt duidelijk wat in het kader van de wettelijke informatieverplichtingen (van artikel 6:230m en v BW) van handelaren wordt verwacht, zowel ten aanzien van het verkoopproces als ten aanzien van de manier waarop een vordering op basis van koop op afstand moet worden onderbouwd. Zowel handelaren, hun rechtsopvolgers en gemachtigden zijn aldus in staat om hun werk daarop in te richten. Als dat met ingang van 1 januari 2021 desondanks niet het geval blijkt, zullen wel degelijk sancties kunnen worden opgelegd, processueel bij onvoldoende substantiëring of materieel als niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een verkoopproces dat aan de eisen van de wetgever voldoet.
2.7.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.8.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 86,85
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 709,85

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 501,66, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 709,85,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC