ECLI:NL:RBLIM:2021:2930

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8815784 CV EXPL 20-5029
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen STICHTING WONEN ZUID en [naam onderbewindgestelde]. De eisende partij, Wonen Zuid, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woonruimte die door [naam onderbewindgestelde] werd gehuurd tegen een maandelijkse huurprijs van € 661,17. Wonen Zuid stelde dat [naam onderbewindgestelde] toerekenbaar tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen, wat leidde tot een huurachterstand van vier maanden. De gedaagde partij voerde aan dat zij door een verhuizing tijdelijk zonder inkomsten had gezeten en nu een bijstandsuitkering ontving, waarmee zij de huurachterstand in termijnen wilde betalen.

De kantonrechter oordeelde dat de betalingsonmacht van [naam onderbewindgestelde] niet in de weg stond aan de toewijzing van de vordering. Er was geen rechtsgrond aangetoond voor het niet nakomen van de huurbetalingsverplichtingen. De rechter wees de vorderingen van Wonen Zuid toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Tevens werd [naam onderbewindgestelde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter merkte op dat Wonen Zuid bereid was om [naam onderbewindgestelde] te helpen, nu er een bewindvoerder was aangesteld.

Het vonnis bevatte ook bepalingen over de kosten die [naam onderbewindgestelde] aan Wonen Zuid moest vergoeden, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de gemachtigde. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8815784 CV EXPL 20-5029
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond en kantoorhoudend te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.V.J.M. Bonnie, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] , vennoten van [VOF] , in hun hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[naam onderbewindgestelde],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door mevr. R. Sommen.
Partijen zullen hierna Wonen Zuid en [naam onderbewindgestelde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst op grond waarvan [naam onderbewindgestelde] van Wonen Zuid huurt de woonruimte met aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , tegen een maandelijkse bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 661,17.
2.2.
Wonen Zuid vordert samengevat ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2020, vermeerderd met de wettelijke rente, een vergoeding gelijk aan huur over de periode van gebruik van de woning door [naam onderbewindgestelde] vanaf 1 november 2020 tot datum van ontruiming, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en nakosten.
2.3.
Wonen Zuid legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [naam onderbewindgestelde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele betalingsverplichtingen.
2.4.
[naam onderbewindgestelde] heeft veweer gevoerd.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[naam onderbewindgestelde] betwist het bestaan en de hoogte van de huurachterstand niet. [naam onderbewindgestelde] stelt dat zij door een verhuizing geruime tijd zonder inkomsten heeft gezeten, omdat zij in de nieuwe gemeente een nieuwe bijstandsuitkering moest aanvragen. Inmiddels ontvangt zij een bijstandsuitkering en wenst zij de huurachterstand in termijnen te betalen.
3.2.
Uit het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden (HR 22 augustus 1992, NJ 1992, 715, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673 en Hoge Raad van 29 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
3.3.
[naam onderbewindgestelde] had op het moment van dagvaarden een huurachterstand van vier maanden. De kantonrechter oordeelt dat betalingsonmacht aan de zijde van [naam onderbewindgestelde] niet aan toewijzing van de vordering in de weg kan staan. Nu niet is gebleken dat [naam onderbewindgestelde] een rechtsgrond heeft om haar huurbetalingsverplichtingen niet na te komen, is [naam onderbewindgestelde] jegens Wonen Zuid tekortgeschoten in de nakoming van die verplichting. [naam onderbewindgestelde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan moet worden geoordeeld dat de tekortkoming bijzonder van aard of gering van betekenis is. De gevorderde ontbinding en ontruiming, alsmede de gevorderde betaling van de huurachterstand en van (een bedrag gelijk aan) de huurprijs tot aan de ontruiming zijn derhalve toewijsbaar. De kantonrechter merkt in dit verband nog op dat Wonen Zuid bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft meegedeeld dat zij er niet geheel onwelwillend tegenover staat om [naam onderbewindgestelde] te helpen nu er een bewindvoerder is.
3.4.
Wonen Zuid maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De door Wonen Zuid overgelegde aanmaning van 11 september 2020 voldoet aan de eisen van artikel 6:96 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
3.5.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt voor toewijzing gereed.
3.6.
[naam onderbewindgestelde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Zuid worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 499,00
- gemachtigde salaris €
436,00(2 punten x € 218,00)
Totaal € 1.037,96
3.7.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna onder 4.5. weergegeven wijze worden toegewezen.
3.8.
Nu slechts sprake is van één gedaagde zal de gevorderde hoofdelijke veroordeling worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst,
4.2.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] om het gehuurde staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Wonen Zuid te stellen,
4.3.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] tot betaling aan Wonen Zuid van:
  • € 2.579,31 aan huurachterstand tot en met oktober 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 oktober 2020 tot aan de dag van voldoening,
  • € 359,25 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten inclusief btw,
  • € 661,17 per maand aan huur c.q. gebruikersvergoeding vanaf 1 november 2020
tot het tijdstip van ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van voldoening,
4.4.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] in de aan de zijde van Wonen Zuid gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 1.037,96,
4.5.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door Wonen Zuid volledig aan de veroordelingen hiervoor voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 109,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van dat exploot,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
CJ