ECLI:NL:RBLIM:2021:2925

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8515062 CV EXPL 20-2138
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van een gestolen caravan en de gevolgen voor de koper en verkoper

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper, aangeduid als [eiser], en de verkoper, ACML GROUP B.V. De kern van het geschil betreft de verkoop van een caravan die later bleek gestolen te zijn. De koper had de caravan in oktober 2018 gekocht voor € 10.000,-, maar kon deze niet registreren omdat het voertuig een vervalst VIN-nummer had. Na ontdekking van de diefstal heeft de koper de verkoper aansprakelijk gesteld en de koopovereenkomst ontbonden. De verkoper voerde aan dat zij te goeder trouw was bij de verkoop en dat de koper de caravan niet kon teruggeven omdat deze door de verzekeraar van de oorspronkelijke eigenaar was gerevindiceerd. De kantonrechter oordeelde dat de verkoper tekortgeschoten was in haar verplichtingen, omdat zij een gestolen goed had verkocht. De rechter oordeelde dat de koper recht had op teruggave van de koopprijs, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de verkoper ook aansprakelijk was voor de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de koper tot schadevergoeding voor gemaakte kosten werd echter afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De verkoper werd veroordeeld tot betaling van de koopprijs en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8515062 CV EXPL 20-2138
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.E.I.K. Jaminon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ACML GROUP B.V.,
gevestigd te Margraten, gemeente Eijsden-Margraten,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.G.M. Nass.
Partijen worden hierna [eiser] en ACML genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 30 april 2020 met 18 producties,
  • het schriftelijk antwoord van ACML met 5 producties,
  • de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de nadere conclusie van ACML,
  • de aanvullende producties 19, 20 en 21 van [eiser] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 november 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ACML, tevens handelend onder de naam Caravan Centrum Margraten, is een onderneming die zich bezig houdt met de inkoop van toercaravans uit de Benelux en de verkoop daarvan in binnen- en buitenland.
2.2.
Op 15 september 2018 heeft de heer [naam bestuurder] , bestuurder en aandeelhouder van ACML (hierna: [naam bestuurder] ), een caravan van het merk Fendt Saphir met Frans kenteken [kenteken] en met Voertuig Identificatie Nummer (hierna: VIN-nummer of chassisnummer) [chassisnummer 1] in België gekocht van [naam verkoper] (productie 1 ACML: inkoopovereenkomst d.d. 15 september 2018).
2.3.
ACML heeft de caravan vervolgens te koop aangeboden op marktplaats.nl.
2.4.
Op 6 oktober 2018 heeft [eiser] ACML in Margraten bezocht en de caravan, na inspectie daarvan, gekocht voor een bedrag van € 10.000,-. De koopprijs heeft [eiser] contant voldaan (productie 3 [eiser] : factuur caravan). [naam bestuurder] heeft daarbij ook de bij de caravan behorende en in het Frans opgestelde documenten aan [eiser] overhandigd. Op de autopapieren stonden zowel het kenteken ( [kenteken] ) alsmede het VIN-nummer ( [chassisnummer 1] ) vermeld, welke gegevens in overeenstemming waren met de gegevens op de caravan. [eiser] heeft de caravan diezelfde dag meegenomen (productie 19 [eiser] ).
2.5.
[eiser] heeft in de periode van 7 oktober 2018 tot en met begin december 2018 diverse reparaties en herstel- en verbeterwerkzaamheden aan de caravan verricht (productie 5 en 6 [eiser] ).
2.6.
Alvorens de caravan te laten registreren bij de Technische Überwachungs Verein in Duitsland (hierna: TÜV), heeft [eiser] in december 2018 telefonisch contact opgenomen met de TÜV vanwege de Franse documenten en de gewenste registratie in Duitsland. De TÜV heeft [eiser] daarop verzocht bij de fabrikant van de caravan een formulier op te vragen waarop alle gegevens van de caravan vermeld zijn.
2.7.
Fabrikant Fendt heeft [eiser] op zijn verzoek medegedeeld dat het door hem doorgegeven VIN-nummer niet bestaat. [eiser] heeft daarop nogmaals het op de caravan aanwezige VIN-nummer aan de hand van het in de autopapieren vermelde VIN-nummer gecontroleerd en daarvan een foto gemaakt. Aan de hand van die foto is nadien gebleken dat de laatste drie cijfers van het VIN-nummer op de caravan bewerkt waren (productie 7 van [eiser] ). Het oorspronkelijke VIN-nummer van de caravan was [chassisnummer 2] .
2.8.
[eiser] heeft de ontdekking op 17 december 2018 direct aan ACML kenbaar gemaakt en zijn melding bij Whatsapp-berichten van 19, 21 en 23 december 2018 herhaald (productie 8 van [eiser] ).
2.9.
Op 27 december 2018 heeft [eiser] bij de Duitse politie een melding gemaakt van het gewijzigde VIN-nummer. Aan de hand van het in de koelkast van de caravan vermelde serienummer heeft de politie geconstateerd dat de caravan een gestolen voertuig betrof (productie 9 van [eiser] ). De caravan is op 21 augustus 2016 in Bochum (Duitsland) gestolen. Zowel het kentekennummer als het VIN-nummer werden vervalst (productie 17a van [eiser] ). Aan [eiser] werd door de Duitse politie een vervreemdingsverbod opgelegd (productie 10 van [eiser] ).
2.10.
Bij brief van 12 maart 2019 heeft [eiser] ACML aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade en ACML gesommeerd de koopprijs aan hem te restitueren (productie 11 van [eiser] ).
2.11.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2019 heeft ACML onder meer voorgesteld de koopovereenkomst te ontbinden, waarbij de caravan wordt teruggegeven aan ACML en ACML de koopprijs aan [eiser] restitueert (productie 12 van [eiser] ). [eiser] heeft ACML daarop aangegeven niet aan dat voorstel te kunnen meewerken, omdat hij de caravan niet mag vervreemden (productie 13 van [eiser] ).
2.12.
In september 2019 heeft Sparkassen Versicherung – de verzekeraar van de oorspronkelijke eigenaar van het voertuig – zich bij [eiser] gemeld en de eigendom van de caravan opgeëist. Sparkassen Versicherung heeft de caravan aan een derde partij verkocht (productie 14 van [eiser] ).
2.13.
Op 26 september 2019 heeft de nieuwe eigenaar de caravan bij [eiser] opgehaald (productie 15 van [eiser] ).
2.14.
Per e-mail en aangetekende brief van 15 april 2020 aan ACML heeft [eiser] de koopovereenkomst (buitengerechtelijk) ontbonden en de aansprakelijkstelling herhaald (productie 18 van [eiser] ).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ACML veroordeelt om binnen zeven dagen na dit vonnis, althans binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] een bedrag van € 10.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019 (dag na verzending eerste brief), althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
II. ACML veroordeelt om binnen zeven dagen na dit vonnis, althans binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de door hem geleden schade van € 5.430,04, althans € 3.430,04, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
III. ACML veroordeelt om binnen zeven dagen na dit vonnis, althans binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een bedrag van € 929,30, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2019, althans de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
IV. ACML veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt – samengevat weergegeven – aan zijn vordering ten grondslag dat de caravan niet beantwoordt aan de overeenkomst die hij met ACML gesloten heeft (artikel 7:17 lid 2 BW). [eiser] kon de caravan immers niet op zijn naam registreren en deze gebruiken voor het doel waarvoor hij de caravan had gekocht: vakanties, uitstapjes, etc. [eiser] heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht: het chassisnummer op de caravan kwam overeen met het chassisnummer in de documenten. Van ACML als professionele verkoper mocht echter verwacht worden dat zij de documenten verifieerde, navraag deed bij de fabrikant, serienummers controleerde, etc. ACML had derhalve behoren op te merken dat de caravan een gestolen voertuig betrof. Aan [eiser] komt daarom de bevoegdheid toe de overeenkomst te ontbinden (artikel 7:22 lid 1 en 3 BW). Van [eiser] kan niet verlangd worden dat hij de caravan aan ACML teruggeeft vanwege het vervreemdingsverbod. ACML is voorts gehouden de door [eiser] geleden schade te vergoeden (artikel 7:24 en artikel 6:277 BW). Hij heeft voor een bedrag van € 3.430,04 aan materialen gekocht (productie 5 [eiser] ) en voor een bedrag van € 2.000,- heeft hij de caravan laten schoonmaken en laten herstellen (productie 6 [eiser] ).
3.3.
ACML voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht Nederlandse rechter; toepasselijkheid Nederlands recht
4.1.
Het geschil betreft de verkoop en levering door ACML in Nederland van een caravan met Frans kenteken aan de in Duitsland woonachtige [eiser] . Derhalve draagt het geschil een internationaal karakter. Gelet daarop rijst de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van het voorliggende geschil en welk recht van toepassing is. De kantonrechter zal deze vragen ambtshalve beantwoorden.
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX II-Vo) wordt een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. ACML is statutair gevestigd in Nederland zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
4.3.
Ingevolge artikel 4 lid 1 onder a van verordening EG nr. 593/2008 (Rome I) is het Nederlandse recht van toepassing op de overeenkomst tussen [eiser] en ACML. Verder leidt de kantonrechter uit de stellingen van partijen, die voor wat betreft de overeenkomst tussen [eiser] en ACML, zijn gebaseerd op het Nederlandse recht, af dat zij ook het Nederlands recht van toepassing achten op onderhavig geschil.
Is sprake van een tekortkoming aan de zijde van ACML?
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat voor zover [eiser] zich beroept op het bepaalde in artikel 7:17 BW, dat beroep niet opgaat. De regeling van artikel 7:17 BW ziet immers op feitelijke gebreken van de verkochte zaak, zoals technische mankementen.
4.5.
[eiser] stelt verder echter ook dat hij de caravan heeft gekocht met het doel deze op zijn naam te doen registreren en te gebruiken voor vakanties en uitstapjes. De kantonrechter begrijpt deze stelling van [eiser] aldus dat ACML niet heeft voldaan aan haar verplichting om aan [eiser] de eigendom van de caravan zonder last of beperking over te dragen in de zin van artikel 7:9 lid 1 en 7:15 BW. ACML heeft niet betwist dat zij – zo bleek achteraf –een gestolen voertuig aan [eiser] heeft verkocht. Zij voert echter het verweer dat zij ten tijde van de levering van de caravan aan [eiser] te goeder trouw was in de zin van artikel 3:86 BW en dat zij daarom volledig beschikkingsbevoegd was om de caravan aan [eiser] te vervreemden. De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.6.
Ter onderbouwing van haar verweer stelt ACML dat zij de staat van de caravan heeft gecontroleerd, alsook de papieren, de nummers, het kenteken en het chassisnummer (zowel op de papieren als op de caravan). Het kenteken en het chassisnummer kwamen ook overeen met de inschrijving bij Dreal (de Franse RDW). Tijdens de mondelinge behandeling voegde [naam bestuurder] daar nog aan toe dat de gehele familie [naam verkoper] bij de aankoop van de caravan aanwezig was, dat de documenten compleet waren en dat alle nummers overeenkwamen. Er bestond daarom geen reden tot twijfel, aldus ACML.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft ACML aan haar onderzoeksplicht voldaan. Om als te goeder trouw in de zin van artikel 3:86 lid 1 BW te kunnen gelden, is de verkrijger van een tweedehands voertuig gehouden om de (complete) autopapieren te onderzoeken. Daarbij dient de verkrijger na te gaan of de kentekenpapieren aanwezig zijn en of de papieren onregelmatigheden vertonen. ACML heeft dit blijkens voorgaande gedaan.
4.8.
Rest vervolgens nog de vraag of van ACML als professionele verkoper ook verwacht had mogen worden dat zij had behoren op te merken dat het chassisnummer was gemanipuleerd. De kantonrechter volgt die stelling van [eiser] niet. ACML stelt daarover terecht dat de verandering aan het chassisnummer niet (eenvoudig) met het blote oog was vast te stellen. Dat het nummer was gewijzigd, is [eiser] ook pas opgevallen nadat hij daarvan een foto had gemaakt en deze foto op de computer had uitvergroot. Verder kan de stelling van [eiser] , onder verwijzing naar productie 20 van [eiser] , dat ACML simpelweg een chassischeck had kunnen doen door het VIN-nummer te controleren, hem evenmin baten. Bij controle van dat (foutieve) nummer zou immers ook de naam van [naam verkoper] naar voren zijn gekomen (zoals blijkt uit productie 20 van [eiser] ) waardoor er bij ACML op basis van die controle geen reden zou bestaan om te twijfelen aan de herkomst van de caravan. Nu er op grond van de documenten en het op de caravan aangetroffen VIN-nummer, dat overeenkwam met het VIN-nummer op de documenten, geen aanleiding bestond te twijfelen aan de juistheid ervan, bestaat er geen aanleiding te oordelen, zoals door [eiser] betoogd, dat ACML contact had dienen op te nemen met Fendt om te controleren of het VIN-nummer wel bestond. Verder heeft [eiser] nog aangevoerd dat ACML had moeten weten dat het met de caravan niet in orde was omdat mevrouw [naam verkoper] de eigenaar was, en ACML de caravan van de heer [naam verkoper] heeft gekocht, maar ACML heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat de hele familie [naam verkoper] bij de verkoop aanwezig was. ACML was derhalve bij de koop van de caravan te goeder trouw.
4.9.
Dit betekent echter niet, zoals betoogd door ACML, dat zij eigenaar is geworden van de caravan. Immers is ACML een handelaar, geen consument. Een koper van een gestolen goed die geen beroep kan doen op de uitzondering van artikel 3:86 lid 3, aanhef en onder a of b, BW wordt pas na drie jaar (met terugwerkende kracht) eigenaar (Nota II,
Parl. Gesch. BW InvBoek 3, p. 1226). De caravan is echter verkocht voordat de drie jaar waren verstreken, toen ACML dus nog geen eigenaar was en dus niet beschikkingsbevoegd was om de eigendom van de caravan over te dragen. Dit betekent dat ACML is tekortgeschoten in de op haar uit hoofde van artikel 7:9 BW rustende verbintenis.
4.10.
Overigens, zelfs indien er in het voordeel van ACML vanuit wordt gegaan dat zij wel eigenaar is geworden van de caravan, resteert de vraag of de eigendom zonder bijzondere last of beperking is overgedragen. De kantonrechter is van oordeel dat dit ook niet het geval is. Immers mocht de bestolene (of in dit geval zijn verzekeraar) op grond van artikel 3:86 lid 3 BW de caravan gedurende drie jaar revindiceren, wat in deze zaak ook is gebeurd. Weliswaar genoot [eiser] bescherming tegen revindicatie op grond van artikel 3:86 lid 3, aanhef en onder a, BW, maar het is geen verplichting om deze bescherming in te roepen en dit neemt niet weg dat de caravan wel met het recht van een derde was belast. Dit betekent dat ACML, door de eigendom niet zonder bijzondere last over te dragen, is tekortgeschoten in de nakoming van de uit hoofde van artikel 7:15 BW op haar rustende verplichting (MvA II,
Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 7 titels 1, 7, 9 en 14, p. 115).
Ontbinding en ongedaanmakingsverbintenissen
4.11.
Uit voorgaande blijkt dat ACML is tekortgeschoten in de uitvoering van de op haar rustende verbintenis de eigendom (zonder bijzondere last) aan [eiser] over te dragen. Dit betekent dat [eiser] gerechtigd was de koopovereenkomst te ontbinden, wat zij bij brief van 15 april 2020 heeft gedaan. Voor partijen is aldus een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaan. [eiser] moet dus de caravan teruggeven en ACML moet de koopprijs terugbetalen.
4.12.
[eiser] kan de caravan niet teruggeven aan ACML omdat die door de verzekeraar van de bestolene is gerevindiceerd en inmiddels is doorverkocht aan een derde. Volgens ACML betekent dit dat [eiser] daarom ook geen recht heeft op teruggave van de koopprijs.
4.13.
[eiser] is verplicht tot teruggave van de caravan, maar kan aan deze verplichting niet meer voldoen. Dit betekent dat hij schadeplichtig is jegens ACML, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend en dat is in deze zaak het geval. Immers is de onmogelijkheid de caravan terug te geven het gevolg van de wanprestatie van ACML en niet van een tekortkoming aan zijn zijde. Voor zover ACML zich op standpunt stelt dat [eiser] een beroep had moeten doen op artikel 3:86 lid 3, aanhef en onder a, BW en de caravan dus niet had moeten afgeven, geldt het volgende. Ten eerste, zoals hiervoor al overwogen, rustte op [eiser] geen verplichting gebruik te maken van de door de wet geboden bescherming tegen een revindicatievordering van de (verzekeraar van de) bestolene. Ten tweede, indien [eiser] wel een beroep had gedaan op de bescherming en de caravan dus had behouden dan zou (de verzekeraar van) de bestolene een vordering op ACML hebben gehad uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking (Nota II,
Parl. Gesch. BW Inv Boek 3, p. 1226) en had hij de koopprijs ook dienen af te staan. ACML moet de koopprijs dus terugbetalen aan [eiser] en deze betalingsverplichting hoeft niet te worden verrekend met de schade die zij lijdt doordat [eiser] niet aan zijn teruggaveplicht kan voldoen. ACML zal dus worden veroordeeld € 10.000,- aan [eiser] te betalen, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente.
Schadevergoeding
4.14.
Nu ACML is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst en in verzuim verkeert, is zij schadeplichtig jegens [eiser] . [eiser] vordert € 3.430,04 omdat hij voor dat bedrag materialen in de caravan heeft geïnvesteerd en € 2.000,- omdat hij voor circa die prijs de caravan heeft laten schoonmaken en herstellen en voor circa 200 uren onderhoud en herstelwerk heeft uitgevoerd. ACML heeft aangevoerd niet aansprakelijk te zijn voor de schade omdat er geen causaal verband zou bestaan en het opknappen op eigen risico van [eiser] is bewerkstelligd. Volgens ACML had [eiser] de caravan eerst moeten laten registreren in Duitsland alvorens erin te investeren. Verder is de schadepost van € 2.000,- volgens ACML niet onderbouwd.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de schadepost van € 2.000,- reeds moet worden afgewezen omdat [eiser] deze schadepost in het geheel niet heeft onderbouwd, wat gelet op het verweer van ACML wel had gemoeten. Ten aanzien van de post van € 3.430,04 overweegt de kantonrechter het volgende. Artikel 6:98 BW bepaalt dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. De kantonrechter is van oordeel dat de schade in een te ver verwijderd verband staat van de schadeveroorzakende gebeurtenis en ten tijde van de wanprestatie niet voorzienbaar was. Hierbij komt dat ACML van haar tekortkoming geen verwijt kan worden gemaakt; hiervoor heeft de kantonrechter immers geoordeeld dat ACML te goeder trouw was bij de aankoop van de caravan. De gevorderde schade zal derhalve worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.16.
[eiser] heeft aangevoerd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en deze gespecificeerd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn bovendien redelijk en in redelijkheid gemaakt en zullen daarom worden toegewezen, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.17.
ACML wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
dagvaarding: € 100,89
griffierecht: € 499,00
salaris gemachtigde:
€ 746,00(2 punten x tarief € 373,-)
totaal € 1.345,89
De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing nader is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt ACML om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2019 tot aan de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt ACML om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen 929,30,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2019 tot aan de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt ACML tot betaling van de proceskosten van [eiser] , tot vandaag begroot op € 1.345,89,
5.4.
veroordeelt ACML onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
RJ