ECLI:NL:RBLIM:2021:2921

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8249516 CV EXPL 20-107
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en betalingsverplichting in huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 31 maart 2021, vorderde de besloten vennootschap GEORGE VASTGOED 1 B.V. betaling van een huurachterstand van € 2.061,08 van de gedaagde partij, die een woning huurde van GEORGE VASTGOED. De huurachterstand was ontstaan vanaf oktober 2019 en liep op tot een totaal van € 1.760,28 tot en met november 2020. De huurprijs was vastgesteld op € 806,43 per maand, te betalen bij vooruitbetaling. De gedaagde had aanvankelijk een gemachtigde, maar procedeerde later in persoon.

De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een dagvaarding, een zuivering van verstek door de gedaagde, en een rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling werd bepaald. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, met name de tijdige betaling van de huur. Ondanks dat de gedaagde enkele betalingen had gedaan, was hij in gebreke gebleven, wat leidde tot de vordering van GEORGE VASTGOED.

De kantonrechter wees de vordering van GEORGE VASTGOED toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 882,57 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8249516 CV EXPL 20-107
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEORGE VASTGOED 1 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J. Schapendonk,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
aanvankelijk procederend bij gemachtigde mr. J.J.C. Delahaye, daarna procederend in persoon.
Partijen worden hierna George Vastgoed en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 december 2019 met producties 1 tot en met 8
- de zuivering van het verstek door [gedaagde] bij brief van 24 januari 2020
- de conclusie van antwoord met twee producties
- de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte uitlaten partijen tevens houdende wijziging van eis zijdens George Vastgoed
- de akte uitlaten partijen zijdens [gedaagde] waarbij de gemachtigde van [gedaagde] zich terugtrekt
- de rolbeslissing van 13 januari 2021 waarbij het recht van [gedaagde] tot het nemen van een akte uitlaten partijen is vervallen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurde met ingang van 1 augustus 2019 van George Vastgoed de woning met aanhorigheden, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedroeg € 806,43 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
Vanaf oktober 2019 is een huurachterstand ontstaan, die tot en met november 2020 € 1.760,28 bedraagt.

3.Het geschil

3.1.
George Vastgoed vordert – na wijziging van eis –veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.061,08 (waarvan € 1.760,28 aan hoofdsom, € 8,06 aan vervallen wettelijke rente en € 292,74 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag van algehele voldoening met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
George Vastgoed legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de huurovereenkomst, te weten de maandelijkse vooruitbetaling van de huurprijs.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aanvankelijk heeft George Vastgoed onder andere ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. George Vastgoed stelt dat vooruitlopend op de mondelinge behandeling partijen een betalingsregeling zijn overeengekomen, die door [gedaagde] niet correct werd nagekomen waardoor de regeling is komen te vervallen. Door beëindiging van de huurovereenkomst per 30 november 2020 door [gedaagde] heeft George Vastgoed haar eis gewijzigd en vordert zij thans nog
€ 2.061,08 in totaal aan vervallen huurpenningen, buitengerechtelijke kosten en vervallen wettelijke rente.
4.2.
Nadat de gemachtigde van [gedaagde] zich heeft teruggetrokken heeft [gedaagde] nogmaals de kans gekregen te reageren op de zijdens George Vastgoed overgelegde akte uitlating partijen met eiswijziging. Deze kans heeft [gedaagde] onbenut gelaten waardoor als onweersproken is komen vast te staan dat de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling is komen te vervallen en de huurovereenkomst per 30 november 2020 is beëindigd.
4.3.
Het bij antwoord door [gedaagde] gevoerde verweer dat hij door persoonlijke omstandigheden in de financiële problemen is gekomen waardoor de huurachterstand is ontstaan, ligt in zijn risicosfeer en ontslaat hem niet van zijn verplichting tot het betalen van de huurpenningen. Dit verweer dient te worden gepasseerd.
4.4.
Ondanks dat [gedaagde] gedurende het jaar 2020 een aantal betalingen heeft gedaan aan George Vastgoed, die middels wijziging van eis in mindering zijn gebracht op het gevorderde, is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst tot tijdige betaling van de huurprijs. [gedaagde] is zo lang de huurovereenkomst duurt de huurprijs verschuldigd, waardoor de huur tot en met november 2020, zijnde de gevorderde hoofdsom van € 1.760,28 wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2019 tot de dag van algehele voldoening.
4.5.
Ook de vervallen wettelijke rente ad € 8,06 wordt als onbetwist toegewezen.
4.6.
George Vastgoed maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van George Vastgoed bestaat uit meerdere, onbetaald gebleven, maandelijkse termijnen. Voor twee maandelijkse termijnen is een aparte aanmaning verzonden (als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW) waarin telkens een bedrag van € 146,37 inclusief BTW aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is gerekend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft George Vastgoed daarmee voldaan aan het uit artikel 6:96 lid 2 sub c voortvloeiende vereiste dat dat het redelijk moet zijn om de buitengerechtelijke kosten te maken. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van George Vastgoed worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
-
dagvaarding € 103,07
- griffierecht € 499,00
- gemachtigde salaris €
280,50(1,5 punten x € 187,00)
Totaal € 882,57

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan George Vastgoed tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betaling een bedrag van € 2.061,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.760,28 vanaf 20 december 2019 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van George Vastgoed, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 882,57;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken.
type: LS