ECLI:NL:RBLIM:2021:2781

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
03/132704-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met een mes in Venlo

Op 26 maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 mei 2020 in Venlo heeft geprobeerd een vrouw van het leven te beroven door haar met een mes in de rug te steken. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.H. Peute. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 maart 2021, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, gezien de diepte van de steekwond en de context van de dreigementen die hij eerder had geuit. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte met kracht in de rug van het slachtoffer had gestoken, wat leidde tot een gevangenisstraf van zes jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de samenleving, vooral in het licht van geweld tegen vrouwen. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot doodslag, terwijl hij werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/132704-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1981,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard.
De verdachte wordt ter zitting bijgestaan door mr. S.H. Peute, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 maart 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door haar met een mes in de rug te steken (
primair) dan wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht door haar met een mes te steken (
subsidiair) dan wel heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een mes te steken (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van de inhoud van het procesdossier is komen vast te staan dat de verdachte aangeefster met een koksmes in de rug heeft gestoken, waarbij zij een diepe snijwond van ongeveer zeven tot acht centimeter heeft opgelopen. Gelet op de diepte van deze steekwond moet de verdachte volgens de officier van justitie met kracht hebben gestoken. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de dood van aangeefster. Zoals veelvuldig in jurisprudentie vastgesteld bevinden zich in de rug kwetsbare en vitale organen van het menselijk lichaam. Door met kracht met een dergelijk groot mes in de rug van het slachtoffer te steken heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer van deze vitale organen of aderen geraakt zouden worden en dat het slachtoffer als gevolg van de dan ontstane verwondingen zou komen te overlijden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde aangevoerd dat de intentie van de verdachte was om aangeefster vrees aan te jagen. Het mes is op ongelukkige wijze in de rug van aangeefster terecht gekomen. De verdachte heeft geen opzet gehad op het steken en daarom ook niet op de dood van aangeefster. Ook gelet op de locatie van de wond, de geringe diepte van de wond in vergelijking met de lengte van het mes en het letsel van aangeefster, kan volgens de raadsman slechts worden geconcludeerd dat er op basis van de uiterlijke verschijningsvorm geen opzet is geweest op de dood van aangeefster. Bovendien is slechts sprake van één wond. Indien de verdachte de bedoeling had aangeefster dood te steken, dan had hij vaker gestoken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster en ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De melding
Op zaterdag 16 mei 2020 omstreeks 13.23 uur kwam bij de politie een melding binnen van een steekpartij. Volgens de melding zou een vrouw, zijnde [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), zijn neergestoken door een man, zijnde de verdachte. Deze personen zouden elkaar kennen en verblijven in een pand voor de huisvesting van arbeidsmigranten in Venlo. Naar aanleiding van deze melding is de politie ter plaatse gegaan. Zij troffen het slachtoffer [slachtoffer] aan. Zij werd vervolgens overgebracht naar het ziekenhuis voor een behandeling. Door de opsporingsambtenaren werd de verdachte op zijn kamer aangetroffen, waarop hij werd aangehouden. Tijdens een doorzoeking in de kamer van de verdachte werd een steekmes aangetroffen en inbeslaggenomen. [2] Door de forensische opsporing werd geconstateerd dat dit mes een lengte had van ongeveer 32 centimeter, met een lemmet van 19 centimeter en dat dit mes bloedsporen bevatte. [3]
De aangifte
[slachtoffer]heeft op 17 mei 2020 aangifte tegen de verdachte gedaan. [4] Zij verklaarde onder meer, zakelijk weergegeven:
Ik heb vier dagen met [verdachte] op kamer 112 gewoond en ben toen naar kamer 127
verhuisd. [verdachte] dacht dat wij een relatie hadden, maar dit was niet zo. Hij werd
min of meer geobsedeerd door mij. Het is allemaal al op donderdag begonnen. [verdachte] begon zich heel vreemd tegenover mij te gedragen. Hij was heel erg bazig en gedroeg zich jaloers. Ik heb toen bij de coördinator aangegeven dat ik naar een andere kamer wilde. Hij begon mij ook te sms’en en schold mij toen ook vreselijk uit. Hiervoor was geen aanleiding. Dit gedrag van [verdachte] ging ook over op vrijdag. Hij was ook dronken. Hij heeft mij toen ook uitgescholden met dreigementen.
Ik was in de keuken bezig met eten maken. Ik zag dat [verdachte] bier aan het drinken was. Per abuis heb ik tijdens het verhuizen een mes van [verdachte] meegenomen. [verdachte] vroeg aan mij het mes terug, hij schold mij ook uit en gedroeg zich agressief. Ik ben toen naar mijn kamer gelopen en heb het betreffende mes gepakt en ben toen teruggelopen en heb het mes aan [verdachte] gegeven. [verdachte] zat in de keuken een beetje met dat mes te spelen en hij sneed ook met het mes in de tafel.
Ik was in de keuken met [naam 1] en ook nog andere mensen, een echtpaar was
erwtensoep aan het maken. Op enig moment was het echtpaar terug naar hun kamer en [naam 1] moest kruiden halen uit haar kamer en liep toen naar haar kamer. Ik was op dat moment alleen met [verdachte] in de keuken. Ik zag toen dat [verdachte] opstond van de stoel en in mijn richting kwam gelopen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] een beweging maakte en dat hij het mes in zijn hand had. Ik voelde toen een hevige pijn aan mijn rechter onderrug. Ik had niet verwacht dat [verdachte] mij met het mes zou gaan steken. Het mes wat [verdachte] in zijn hand vast hield was het mes wat ik hem net terug had gegeven. Het was een groot breed keukenmes met een zwart heft. Toen ik dit aan hem teruggaf zat er een zwarte kap, bescherming, omheen. [verdachte] heeft niets gezegd toen hij met het mes in mijn richting kwam gelopen. Ook zei hij niets op het moment dat hij mij stak met dit mes. Hij zei ook niets nadat hij mij gestoken had. [verdachte] heeft mij een keer met dit mes gestoken. Ik heb een wond van 3 centimeter lengte, deze wond is gehecht. Ze vertelden ook dat ik veel bloed verloren had en ik moest ter observatie in het ziekenhuis blijven. Ik was ook duizelig, ik kreeg morfine en paracetamol.
Door verbalisanten wordt het slachtoffer een foto getoond van een aangetroffen mes op de kamer van verdachte.[verdachte] heeft mij een keer met dit mes gestoken.
Het letsel bij aangeefster
Uit de medische informatie volgt dat op 16 mei 2020 bij [slachtoffer] een steekverwonding in de rechterflank (zijwand van de buik/onderrug) werd aangetroffen. De diepte van de wond wordt geschat op 7-8 centimeter. De duur van de genezing wordt geschat op twee weken. [5]
Uit de letselrapportage volgt dat [slachtoffer] in het ziekenhuis is opgenomen van 16 mei tot en met 17 mei 2020. Het betreft een typische steekwond. Het stekende voorwerp is niet tot in de buikholte doorgedrongen en dus zijn er geen organen beschadigd. [6]
De sms-berichten
Op 14 juni 2020 werd [slachtoffer] aanvullend door de politie gehoord. Zij verklaarde kort samengevat dat zij de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat de verdachte dit nummer in zijn telefoon had opgeslagen onder de naam “ [naam 2] ”. [7]
Tijdens de aanhouding van de verdachte werd onder hem een mobiele telefoon in beslag genomen. Tijdens de voorgeleiding na aanhouding verklaarde de verdachte dat hij kort voor zijn aanhouding zijn moeder nog een sms had gestuurd. Uit het onderzoek naar de berichten in de mobiele telefoon van de verdachte blijkt dat op 16 mei 2020 om 13:33:10 uur naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] het volgende bericht is gestuurd: ‘
Ik heb [slachtoffer] met een mes gestoken en ik weet niet wat er gaat gebeuren. Bel niet. Ik verstop me.’ [8]
Uit verder onderzoek naar de berichten in de mobiele telefoon van de verdachte blijkt dat op 15 en 16 mei 2020 meerdere sms-berichten zijn gestuurd naar de gebruiker “ [naam 2] ” met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De politie heeft gerelateerd dat het erop lijkt dat dit [slachtoffer] betreft dan wel dat deze berichten aan haar gericht zijn. Op 16 mei 2020 om 11:46:06 uur is het volgende bericht aan [slachtoffer] gestuurd: ‘
Vóór morgen moet de portemonnee worden teruggevonden, want het zal slecht aflopen. Je zal zien waartoe ik in staat ben’. Om 12:05:56 uur is aan [slachtoffer] gestuurd:
‘Ik vermoord je met dit mes, ik heb niets, ik heb er schijt aan’, gevolgd door berichten om 12:41:30 uur (‘
Ik zal dit zo doen zodat je niet kunt neuken’), om 12:43:30 uur (‘
Ik heb geen keuze. Ik moet wel’) en 13:30:10 uur (‘
Ik zei al dat het zo zou gaan’). [9]
De camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden uit de betreffende woning van 16 mei 2020 bekeken en onder meer het volgende gerelateerd:
  • om 13:18:03 uur verlaat de verdachte zijn kamer en loopt richting de keuken;
  • om 13:21:00 loopt [slachtoffer] vanuit de keuken de gang in naar haar kamer, zij houdt daarbij haar rechterhand op haar rechteronderrug;
  • om 13:21:07 uur loopt de verdachte vanuit de keuken naar zijn kamer;
  • de verdachte blijft op zijn kamer totdat de politie arriveert.
De getuigen
Hoewel op het moment van het steekincident geen andere personen in de keuken aanwezig waren, hebben een aantal getuigen een verklaring afgelegd over de context waarin de steekpartij heeft gevonden.
De getuige [naam 1] , zijnde de complexmanager van het betreffende migrantenhotel, heeft verklaard dat [slachtoffer] en de verdachte sinds vijf dagen in het complex verbleven. [slachtoffer] en de verdachte hadden een relatie gehad, maar deze was beëindigd. De verdachte had daar moeite mee en had om die reden ruzie met [slachtoffer] gemaakt, op de dag voor het steekincident. De getuige verklaarde verder dat de verdachte op 15 mei 2020 dronken was en dat hij kennelijk ook op 16 mei 2020 weer gedronken had. [11]
De getuige [naam 3] was kort voor het steekincident met [slachtoffer] en de verdachte in de gezamenlijke keuken aanwezig. Zij heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer] op enig moment begon te beledigen en uit te lachen. De getuige zag dat de verdachte opgefokt was. Dat kon zij zien aan de wijze waarop hij daar zat, zijn gebaren en zijn handen waarmee hij aan het zwaaien was. Op enig moment heeft de getuige de keuken verlaten. Na enkele seconden hoorde zij [slachtoffer] uit de keuken schreeuwen. Ze hoorde [slachtoffer] zeggen dat ‘hij’ haar met een mes in de rug had gestoken. [12]
De verdachte
De verdachte werd op 16 mei 2020 door de politie aangehouden. Tijdens de voorgeleiding na aanhouding vroeg de verdachte aan de verbalisant: ‘
Mag ik vragen of zij nog leeft?’ en ‘
Maar leeft zij nu wel of niet, krijg ik dit wel te horen?’ [13]
De verdachte is vervolgens meermalen door de politie gehoord. Op 27 mei 2020 heeft de verdachte tegenover verbalisanten van de politie verklaard dat hij op 16 mei 2020 samen met [slachtoffer] in de keuken aanwezig was. De verdachte heeft op een gegeven moment het mes gepakt en is in haar richting gelopen. Vervolgens heeft hij [slachtoffer] met het mes geraakt. Hij heeft [slachtoffer] boven de bil/de dijen geraakt. Hij heeft haar één keer geraakt. Als aan de verdachte een foto wordt getoond van het mes dat op zijn kamer is aangetroffen, bevestigt de verdachte dat dit het mes is waarmee hij [slachtoffer] heeft gestoken. [14]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, het volgende kan worden vastgesteld. De verdachte en [slachtoffer] verbleven beiden in een pand voor huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente Venlo. Na een aantal dagen ontstond tussen de verdachte en [slachtoffer] een meningsverschil over de aard en/of het voortduren van hun relatie. De verhuizing van [slachtoffer] naar een andere kamer heeft vervolgens op donderdag 14 mei 2020 plaatsgevonden, waarna de verdachte zich begon te misdragen. Hij vertoonde jaloers gedrag, begon [slachtoffer] uit te schelden, stuurde haar veelvuldig sms-berichten en uitte dreigementen jegens haar. Uit de sms-berichten in het dossier blijkt dat de verdachte op zaterdag 16 mei 2020 om 11:46 uur naar [slachtoffer] heeft gestuurd dat het slecht zal gaan aflopen en dat zij zal zien waartoe hij in staat is. Om 12:05 uur heeft hij naar [slachtoffer] gestuurd dat hij haar gaat vermoorden met ‘dit mes’. Tussen 13:18 uur en 13:21 uur heeft de verdachte de daad bij het woord gevoegd en [slachtoffer] met een mes gestoken. Kort hierna, om 13.30 uur, heeft de verdachte een sms naar [slachtoffer] gestuurd met daarin de volgende inhoud: ‘
Ik zei al dat het zo zou gaan’. Toen de verdachte die middag werd voorgeleid, was zijn eerste vraag aan de verbalisant of [slachtoffer] nog leefde.
Beoordeeld dient te worden of de verdachte met zijn handelen het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat de verdachte dit opzet had. Deze beslissing grondt de rechtbank op de inhoud van het sms-bericht dat door de verdachte kort voorafgaand aan het steekincident naar [slachtoffer] is gestuurd, inhoudende dat hij haar zal vermoorden met een mes, en het kort daarop volgende handelen door de verdachte, te weten het daadwerkelijk steken met een koksmes in het lichaam van [slachtoffer] en dan meer specifiek in de romp. De romp is een kwetsbaar deel van het lichaam, waar een messteek van meerdere centimeters diep gemakkelijk vitale organen kan raken en groot bloedverlies en uitval van lichaamsfuncties kan veroorzaken. Uit de diepte van de steekwond, die naar het oordeel van de rechtbank niet gering is te noemen, leidt de rechtbank tevens af dat de verdachte met kracht heeft gestoken. Kort na het steekincident stuurde de verdachte het bericht dat hij al had gezegd dat het zo zou gaan. Dat het voor de verdachte kennelijk moeilijk te verkroppen was dat [slachtoffer] geen relatie (meer) met hem wilde en dat hij zich in de aanloop naar het delict opgefokt en beledigend richting [slachtoffer] heeft gedragen, volgt niet alleen uit de verklaring van [slachtoffer] zelf, maar ook uit de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen. Ook uit de vraag van de verdachte tijdens zijn voorgeleiding of [slachtoffer] nog leefde, leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat [slachtoffer] door zijn handelen kon komen te overlijden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de stelling van de verdediging, inhoudende dat de verdachte niet wilde steken met het mes en dat het mes op ongelukkige wijze in de onderrug van [slachtoffer] terecht is gekomen, niet aannemelijk geworden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 16 mei 2020 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met kracht met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Primair
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de inhoud van zijn pleidooi en de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van de feiten die subsidiair en meer subsidiair ten laste zijn gelegd, de rechtbank verzocht om op grond van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat heeft de verdachte gedaan?
[slachtoffer] en de verdachte verbleven beiden in een migrantenhotel in Venlo. Na een aantal dagen een kamer te hebben gedeeld, heeft [slachtoffer] op donderdag 14 mei 2020 om een andere kamer gevraagd. [slachtoffer] stond namelijk niet open voor een relatie met de verdachte. De verdachte begon zich vervolgens obsessief en agressief richting [slachtoffer] te gedragen. Op zaterdag 16 mei 2020 heeft de verdachte [slachtoffer] met een mes in haar rug gestoken. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij ervoor heeft gekozen om op deze gemene wijze om te gaan met de omstandigheid dat [slachtoffer] geen relatie met hem aan wilde gaan. Kennelijk heeft de verdachte alleen rekening gehouden met zijn eigen behoefte om zijn gevoelens van woede en wraak af te reageren en hij heeft zich niet bezig gehouden met de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Bovendien draagt een dergelijk incident sterk bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Vrouwen moeten zich ten allen tijde vrij en veilig kunnen voelen in hun keuze een relatie aan te gaan of te beëindigen. Geweld tegen vrouwen is een groot maatschappelijk probleem en dient met kracht te worden veroordeeld.
Strafverzwarende omstandigheden
De rechtbank acht de aanloop naar het delict en het omstandigheden waaronder het delict is gepleegd strafverzwarend. Het was voor de verdachte blijkbaar niet te accepteren dat [slachtoffer] geen relatie met hem wilde en vanaf het moment dat [slachtoffer] dit aangaf kon zij rekenen op scheldpartijen en dreigementen. De verdachte gedroeg zich jaloers en bazig. En daar bleef het niet bij. Na zowel in persoon als via sms dreigementen te hebben geuit is de verdachte overgegaan tot het steken met een mes, waarbij hij [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en haar geen enkele kans heeft gegeven zich te kunnen verweren. Dat door het steken met het mes de dood niet is ingetreden is niet aan het handelen van de verdachte te wijten. Integendeel, dit was juist de bedoeling van de verdachte en het had zomaar, mede door de dronken toestand waarin hij verkeerde, fataal af kunnen lopen.
Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen. De rechtbank heeft op geen enkel moment de indruk gekregen dat de verdachte inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn gedrag. De rechtbank vindt dit gedrag onacceptabel en is dan ook van oordeel dat de verdachte hiervoor een forse straf verdient.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het feit heeft plaatsgevonden in de gezamenlijke keuken van het migrantenhotel waar de verdachte en [slachtoffer] verbleven.
Welke straf is passend?
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het gerechtshof legt in de regel voor een voltooide doodslag een gevangenisstraf voor de duur van ten minste 8 – 12 jaren op. De rechtbank is van oordeel dat voor een poging als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 – 5 jaar op zijn plaats is.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank, ook in vergelijking met andere zaken, een gevangenisstraf van 6 jaar passend en geboden, gelet op voornoemde omstandigheden waaronder het feit is begaan en de daaraan voorafgaande bedreigingen aan het adres van het slachtoffer. Hoewel de officier van justitie de ernst van het feit eveneens heeft onderkend, komen in de door haar geëiste gevangenisstraf van 4 jaar naar het oordeel van de rechtbank de ernst en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan volstrekt onvoldoende tot uitdrukking, zodat daarmee niet kan worden volstaan.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de duur van de opgelegde gevangenisstraf zal het verzoek van de raadsman, strekkende tot de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis, worden afgewezen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van 6 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 maart 2021.
Buiten staat
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 mei 2020 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te
beroven, die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een lang en/of
scherp en/of puntig voorwerp in de rug, althans in (een ander deel van) het
lichaam, heeft geslagen en/of gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2020 in de gemeente Venlo aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snij- en/of steekwond, heeft
toegebracht door die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een lang
en/of scherp en/of puntig voorwerp in de rug, althans in (een ander deel van) het
lichaam, te slaan en/of te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2020 in de gemeente Venlo ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen die [slachtoffer] (met kracht) met een mes, althans met een
lang en/of scherp en/of puntig voorwerp in de rug, althans in (een ander deel van)
het lichaam, heeft geslagen en/of gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 16 juli 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 146.
2.Stamproces-verbaal d.d. 16 juli 2020, pagina’s 4 en 5.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Venlo) d.d. 24 augustus 2020, zonder doornummering.
4.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 17 mei 2020, pagina’s 19 tot en met 23.
5.Medische informatie d.d. 2 juni 2020, pagina 31.
6.Letselrapportage forensische geneeskunde d.d. 15 juni 2020, pagina’s 34 en 35.
7.Proces-verbaal aanvullend verhoor [slachtoffer] d.d. 14 juni 2020, pagina 29.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2020, pagina’s 68 en 69.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2020, pagina’s 68 en 69.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2020, pagina’s 63 tot en met 67.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020, pagina 53.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [naam 3] d.d. 16 mei 2020, pagina’s 44 tot en met 47.
13.Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding d.d. 16 mei 2020, pagina’s 116 en 117.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 mei 2020, pagina’s 133 tot en met 141.