3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De onderstaande bewijsmiddelen zijn in dit vonnis zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
Verbalisant [naam 6] relateerde als volgt:
Het ongeval vond plaats op 19 april 2019, omstreeks 21:36 uur, op de A73 ter hoogte van hectometerpaal 28.0 in Beesel. Betrokken waren een personenauto, merk BMW, met als bestuurder [verdachte] en een motor, merk Kawasaki, met als bestuurder [slachtoffer] .
Verbalisanten [naam 1] en [naam 2] relateerden als volgt:
Ter plaatse zagen wij een slachtoffer welke later de bestuurder van de motor bleek te zijn, in de berm naast de snelweg liggen. Op ongeveer 60 meter daarvandaan stond een personenauto. Wij zagen dat de motorfiets met zijn achterzijde in de voorzijde van deze auto vastzat. Deze personenauto was een zwarte BMW.
Verdachte verklaarde tegenover de politie als volgt:
Ik zat alleen in de auto. Ik kwam vanaf Roermond en was op weg naar Venray. Het was erg donker, ik reed onder een viaduct door ter hoogte van Swalmen. Er is daar geen straatverlichting. Plots voelde ik een hevige klap. Tijdens het rustig in de richting van de vluchtstrook rijden zag ik dat er een motorfiets vastzat in mijn motorkap. Ik zag dat de motorrijder tussen rijstrook 1 en 2 lag. Ik ben naar hem toegesneld. Er is vervolgens een getuige gekomen die de motorrijder naar de berm heeft begeleid. Vóór het verkeersongeval heb ik de motorrijder helemaal niet gezien of waargenomen. Ik kom drie à vier keer per week bij die verkeerssituatie.
Slachtoffer [slachtoffer] verklaarde als volgt:
Ik reed op mijn motor, kwam vanuit de richting Roermond en reed richting Venlo. Het was niet druk op de snelweg. Rustig. Ik reed de hele tijd op rijstrook 2, de rechterrijstrook. Ik reed ongeveer 110-120 kilometer per uur. Net voorbij de toerit Beesel-Reuver maakt de A73 een flauwe bocht naar rechts en als het ware uit het niets werd ik aangereden door een personenauto. Ik lag op de grond en kroop naar de rechter zijkant toe. Ik weet dat de motor verlichting aan had, dat gaat automatisch. In het ziekenhuis heeft men geconstateerd dat mijn linkerenkel gebroken is en dat ik heel veel kneuzingen heb.
Volgens de geneeskundige verklaring van 24 december 2019 werd de heer [slachtoffer] onderzocht op 19 april 2019 in het VieCuri Ziekenhuis te Venlo. Hij is één nacht opgenomen geweest ter observatie. Vastgesteld is een schaafwond aan de linker- en rechterflank en een gebroken enkel. De heer [slachtoffer] heeft ter behandeling van zijn gebroken enkel vier weken gips gehad en daarna fysiotherapie gevolgd. Op het moment van het opmaken van de verklaring stond de heer [slachtoffer] onder behandeling van de pijnpolikliniek.
In het kader van de VerkeersOngevallenAnalyse relateerden verbalisanten [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] als volgt:
Het ongeval vond plaats op een recht weggedeelte van de A73. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 120 km/h.
De achterlichtunit van de Kawasaki was voorzien van LED-lichten. Bij het inschakelen van het contact van de Kawasaki gingen voor- en achterlichten van de Kawasaki direct in werking. Deze waren niet uitschakelbaar. Het remlicht van de Kawasaki functioneerde eveneens bij bedienen van de bedrijfsremmen.
Uit de digitale voertuigdata van de BMW bleek een snelheidsindicatie van ongeveer 150 km/h welke door de bestuurder van de BMW op het moment van de botsing zou zijn gereden.
Op basis van de aangetroffen sporen, de schades aan beide voertuigen en het voertuig technische onderzoek kan gesteld worden dat de bestuurder van de BMW met een waarschijnlijke snelheid van ongeveer 150 km/h reed over rijstrook 2 van de A73, komende uit de richting van Maasbracht en gaande in de richting van Nijmegen. Ter hoogte van hectometerpaal 28.4 botste de BMW met de voorzijde tegen de achterzijde van de voor hem in dezelfde richting rijdende Kawasaki. De bestuurder van de Kawasaki kwam via de motorkap van de BMW ten val op het wegdek. De Kawasaki raakte in de voorzijde van de BMW ingeklemd en werd door de BMW rechtstandig voortgeduwd via rijstrook 1 en vervolgens terug naar rijstrook 2 en naar de vluchtstrook, waar het samenstel tot stilstand kwam. Indien de bestuurder van de BMW zijn snelheid tijdig had aangepast aan het voor hem rijdende verkeer, dan wel van rijstrook 2, naar rijstrook 1 was gewisseld en de Kawasaki was gaan inhalen, had de aanrijding niet plaatsgevonden.
Verbalisant [naam 6] relateerde als volgt:
Ik heb contact opgenomen met de partner en contactpersoon van slachtoffer [slachtoffer] . Op woensdag 12 februari 2020 kreeg ik een document toegestuurd waarin stond dat de heer [slachtoffer] tot en met 12 augustus 2019 niet heeft kunnen werken bij zijn huidige werkgever in verband met een gebroken enkel, schaafwonden en kneuzingen aan zijn rug en elleboog. Vanaf 23 september 2019 werkt de heer [slachtoffer] weer acht uur per dag. Omdat hij niet meer dezelfde werkzaamheden kon verrichten als vóór het ongeluk, mocht hij van zijn werkgever ander werk doen dat minder belastend is voor zijn enkel en rug. Ook hierbij krijgt hij last van zijn rug omdat hij veel moet zitten. De heer [slachtoffer] is een paar keer bij de huisarts geweest omdat hij last heeft van zijn rug en elleboog, voornamelijk van zijn rug als hij slaapt of lang moet zitten. De huisarts vermoedt dat de kneuzing lang de tijd nodig heeft om te genezen. De heer [slachtoffer] is door de huisarts verwezen naar de pijnpolikliniek in ziekenhuis VieCuri in Venlo. Daar heeft hij een Tens-apparaat aangeboden gekregen voor de pijn om thuis te gaan gebruiken. Omdat het Tens-apparaat niet voldoende was, krijgt de heer [slachtoffer] een infiltratieblokkade in zijn rug tegen de pijn. Vóór het ongeluk had de heer [slachtoffer] geen pijn in zijn rug. De heer [slachtoffer] gaat binnenkort weer naar fysiotherapie voor zijn enkel omdat hij nog pijn heeft bij lopen en staan.
Overweging primaire feit
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte bestuurder is geweest van het voertuig waarmee het ongeval is veroorzaakt. Verdachte reed, in het donker, op een recht weggedeelte van de snelweg met een snelheid van ongeveer 150 kilometer per uur terwijl ter plaatse 120 kilometer per uur is toegestaan. Doordat verdachte de motorrijder vóór hem in zijn geheel niet heeft opgemerkt is hij met genoemde snelheid tegen de achterzijde van de motorfiets van slachtoffer [slachtoffer] gereden. Verdachte heeft hiermee zijn zorgplicht om als automobilist te anticiperen op andere weggebruikers niet in acht genomen; een verkeersdeelnemer dient te allen tijde bedacht te zijn op andere verkeersdeelnemers. Bovendien was het donker, waardoor extra voorzichtigheid dient te worden betracht. De rechtbank merkt hierbij op dat verdachte bekend is met het bewuste deel van de snelweg waar geen straatverlichting aanwezig is. Uit de VerkeersOngevallenAnalyse volgt voorts dat door de motorrijder verlichting werd gevoerd en ook de remlichten adequaat functioneerden, zodat verdachte de motorfiets had kunnen en moeten waarnemen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze concrete omstandigheden sprake is geweest van zodanige verkeersfouten dat gesproken kan worden van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
De rechtbank kwalificeert het lichamelijk letsel dat slachtoffer [slachtoffer] ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW. Door het letsel is het slachtoffer enkele maanden (deels) arbeidsongeschikt geweest.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten het met zijn auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaken, waarbij een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen.