4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 14 juli 2017 werd door [benadeelde] aangifte gedaan namens zijn oom [slachtoffer] ,
nadat gebleken was dat er grote geldbedragen van diens bankrekeningen waren afgeschreven. [benadeelde] heeft verklaard dat zijn oom vanaf januari 2017 geen bankafschriften meer ontving.Uit onderzoek van de bankafschriften van de bankrekening van [slachtoffer] , nadat deze waren opgevraagd, bleek dat de verdachte vanaf 4 januari 2017 tot en met 14 juli 2017 een totaalbedrag van € 206.000,00 van de spaarrekening naar de betaalrekening van [slachtoffer] had overgeboekt.En vanaf die betaalrekening is - voor zover thans relevant - in deze periode een totaalbedrag ad € 195.236,83 afgeschreven.
In het dossier bevindt zich een notariële akte van 11 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte door [slachtoffer] tot algemeen gevolmachtigde werd benoemd en daardoor - onder andere - bevoegd werd [slachtoffer] in financiële aangelegenheden te vertegenwoordigen.
De verdachte is op 4 januari 2017 met die notariële volmacht naar de Rabobank gegaan en heeft toen een nadere volmacht gekregen waarmee zij het recht verkreeg om te beschikken over alle tegoeden van [slachtoffer] op zijn rekeningen bij de Rabobank. Om deze volmacht te verkrijgen heeft zij getekend namens zichzelf, als gevolmachtigde voor de rekeningen, maar ook namens [slachtoffer] , krachtens de meeromvattende notariële volmacht.Tevens heeft zij toen voor zichzelf een bankpas aangevraagd (met pasnummer 009)en heeft zij een adreswijziging doorgegeven, waardoor de bankafschriften vanaf dat moment niet meer naar [slachtoffer] , maar naar haar eigen huisadres werden gestuurd. Nadien hebben de genoemde financiële transacties plaatsgevonden.
Genoemd bedrag van € 195.236,83 kan in de navolgende categorieën worden ingedeeld:
1. Er is tussen 14 januari 2017 en 11 juli 2017 in totaal € 135.966,83 uitgegeven aan diverse goederen, waaronder uitgaven voor bouwwerkzaamheden (€ 84.672,75), elektronica
(€ 5.874,36), hypotheekrente en/of -aflossing (€ 10.000,-) en kosten betaald aan een notaris (€ 13.943,51). Bijna alle pinbetalingen zijn verricht met gebruikmaking van de bankpas met nummer 009. De betalingen vonden niet alleen plaats in Nederland, maar ook in België (Maasmechelen) en in Duitsland (Selfkant).
2. Daarnaast is er met de pinpas met nummer 009 in totaal voor € 25.520,00 contant geld opgenomen.
3.
Met de pinpas met nummer 008 (de pinpas van [slachtoffer] ) is een bedrag ad € 1.750,00 contant opgenomen.
4. Tot slot werd voor een bedrag van in totaal € 32.000,- overgeboekt van de betaalrekening van [slachtoffer] naar drie betaalrekeningen, die op naam stonden van de verdachte.
Ad 1.
De verdachte is met een groot deel van de uitgaven en overschrijvingen geconfronteerd. Voor zover zij zich een en ander kon herinneren, heeft zij niet betwist dat het grootste deel van deze uitgaven of overschrijvingen ten behoeve van haarzelf hebben plaats gevonden. Zo heeft de verdachte onder andere geld van [slachtoffer] uitgegeven aan:
- de aanleg van een parkeerplaats en een hekwerk bij haar woning;
- een keuken voor in haar woning;
- spullen voor in haar tuin;
- een basisopleiding tot dierenartsassistent;
- elektronica bij de Media Markt;
- een aflossing op haar hypotheek;
- een buikwandcorrectie van haar dochter;
- de aanschaf van stukken grond op haar naam;
- dierenartskosten voor haar honden;
- producten, die werden aangeschaft bij Tommy’s Teleshopping.
Ad 2. Alle bedragen werden in de gemeente Beek gepind. Verdachte erkent met deze gemachtigdenpas geld van de bankrekening van [slachtoffer] te hebben opgenomen.
Ad 3.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij uitsluitend geld pinde bij de Plus Zuidhof te Geleen en uitsluitend overdag tussen 11.00 een 16.00 uur.Een viertal transacties met pasnummer 008 werd om 19.15 uur (2 keer), 19.16 uur en om 09.47 uur gedaan tot een totaal van € 1.750,00. Deze opnames vonden plaats op locaties en tijdstippen dat [slachtoffer] naar zijn zeggen zelf niet pinde.
Verdachte erkent dat zij met deze bankpas geld heeft opgenomen.
Ad 4.
Om de betalingen van de betaalrekening mogelijk te maken, zijn in de periode januari-juli 2017 diverse geldbedragen afgeboekt van de spaarrekening van [slachtoffer] naar zijn betaalrekening. Vervolgens hebben er overboekingen plaatsgevonden van de betaalrekening van [slachtoffer] naar bankrekeningen ten name van de verdachte, tot een bedrag van € 32.000,00. De verdachte heeft in haar verhoren bij de politie over deze overschrijvingen steeds verklaard dat zij daarvoor de formulieren invulde en dat [slachtoffer] ze dan tekende.De handtekeningen op de overschrijvingsformulieren zijn onderzocht door een forensisch schriftexpert. De schriftexpert beoordeelde 15 handtekeningen op overschrijvingsformulieren. Op deze overschrijvingsformulieren werden telkens geldbedragen overgeschreven van ofwel de spaarrekening naar de betaalrekening van [slachtoffer] , ofwel van de betaalrekening van [slachtoffer] naar rekeningen van derden, waaronder die van verdachte. De schriftexpert concludeerde dat er zeer veel steun bestaat voor de hypothese dat de betwiste handtekeningen geen echte handtekeningen zijn van [slachtoffer] , maar een (slechte) nabootsing ervan.
In zijn verhoor bij de politie heeft [slachtoffer] verklaard dat hij op 11 augustus 2016 zijn testament heeft aangepast waarbij hij de kinderen van zijn (overleden) vriendin aan zijn erfgenamen heeft toegevoegd, verdachte heeft benoemd tot executeur-testamentair en haar zijn inboedel en een bedrag naliet van € 3.000,00. Op diezelfde dag heeft hij door de notaris een volmacht laten opmaken. De reden van die volmacht was dat de verdachte tijdens de winter, als hijzelf niet in staat was om naar de winkel te gaan, boodschappen voor hem kon doen. Het was maar voor 100 euro afhalen en wat boodschappen doen, dacht hij. Hij heeft met de verdachte geen afspraken gemaakt aangaande die volmacht.
Hij pint zelf zijn geld, bij de Plus in de Zuidhof, nooit voor 10:00 uur en nooit als het regent. Hij doet per maand voor niet meer dan € 200,00 aan boodschappen en betaalt die altijd contant. In april-mei was het hem opgevallen dat hij geen bankafschriften meer kreeg, Toen hij dit tegen verdachte zei, zei zij dat de bank dit niet meer zo vaak deed. Hij dacht dat dit door bezuinigingen kwam. Toen hij in juli nog geen bankafschriften had, heeft zijn neef de bank gebeld. Toen kwam hij erachter dat een adreswijziging was doorgevoerd, zonder zijn medeweten en zonder zijn toestemming.
Er werd door de post wel eens een pakket gebracht, terwijl hij niks had besteld. Dat bleek dan voor verdachte te zijn. Hij wist toen niet dat dit van zijn rekening was betaald.
Cadeaus voor verjaardagen kocht hij zelf en betaalde hij cash.
Hij wist niet dat de verdachte in het bezit was van een bankpas van zijn betaalrekening. Hij heeft de verdachte geen toestemming gegeven om grote geldbedragen van zijn spaarrekening over te maken naar zijn betaalrekening.. Hij heeft ook geen grote geldbedragen overgeschreven naar de rekening van de verdachte. Op vragen naar aanleiding van betalingen vanaf zijn rekening naar diverse bedrijven, heeft hij verklaard dat hij die niet heeft verricht.
Bij de stukken die door de benadeelde partij zijn ingebracht, bevindt zich een proces-verbaal van een op 17 januari 2018 gehouden comparitie van partijen, die plaatsvond in de woning van [slachtoffer] . In dit proces-verbaal zijn de verklaringen vastgelegd van [slachtoffer] en verdachte, die in het bijzijn van hun advocaten zijn gehoord. [slachtoffer] heeft blijkens dit proces-verbaal onder meer verklaard dat hij zijn financiële zaken zelf regelt, maar op een gegeven moment aan verdachte heeft gevraagd om voor hem boodschappen te gaan doen. Omwille daarvan heeft hij haar gemachtigd ten overstaan van de notaris. Volgens [slachtoffer] had de notaris hem er niet op gewezen dat deze volmacht ruime bevoegdheden gaf aan verdachte. De volmacht zag op het doen van boodschappen, niet meer en ook niet minder.
Hij had geen wetenschap van het feit dat verdachte een tweede bankpas (met nummer 009) had aangevraagd. Aan [slachtoffer] zijn diverse afschrijvingen getoond. Hij heeft gezegd dat hij daar geen toestemming voor heeft gegeven. Hij heeft nooit overschrijvingsformulieren getekend. Verdachte was al 11 jaar zijn huishoudster. Zij hadden in de loop der tijd een vriendschapsrelatie opgebouwd, maar geen affectieve relatie.
Overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De verklaring van [slachtoffer] als bewijsmiddel
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen die [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden, nu de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om [slachtoffer] te horen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn
sole and decisivevoor het bewijs, aldus de raadsman.
De verdediging heeft ter zitting van 3 september 2019 reeds verzocht [slachtoffer] als getuige te horen. Dit verzoek werd door de rechtbank destijds afgewezen. Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heeft de verdediging opnieuw verzocht de getuige te horen. Dit is thans niet meer mogelijk, omdat [slachtoffer] inmiddels is overleden.
De rechtbank ziet zich daardoor nu gesteld voor de vraag of er sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als de verklaringen van [slachtoffer] voor het bewijs worden gebruikt, gezien het herhaalde verzoek van de verdediging om hem als getuige te horen.
De rechtbank stelt voorop dat zij van oordeel is dat het herhaalde verzoek van de verdediging om de getuige te horen op dit moment zou dienen te worden gehonoreerd, alleen al omdat [slachtoffer] belastende verklaringen tegen de verdachte heeft afgelegd. De realiteit is echter, dat dit verzoek eerst is herhaald na het overlijden van de getuige. Daarmee is gegeven dat er een ‘goede reden’ is om de getuige niet te horen zoals bedoeld in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Dat betekent dat de rechtbank na zal dienen te gaan of de verklaringen van [slachtoffer]
soleor
decisiveaan een eventuele veroordeling ten grondslag liggen en of er sprake is van voldoende andere factoren die het niet horen van de getuige compenseren zodat het proces als geheel een eerlijk proces is.
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat een bewezenverklaring van het tenlastegelegde niet
sole or decisive, dus uitsluitend of in doorslaggevende mate zal zijn gebaseerd op de verklaringen van [slachtoffer] . De rechtbank verwijst daartoe naar het bewijs dat hiervoor reeds is opgenomen, te weten de verklaring van [benadeelde] , het financieel onderzoek naar de overschrijvingen en opnames vanaf de bankrekeningen van [slachtoffer] , het rapport van de schriftdeskundige en de verklaring van de verdachte zelf.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van compensatie voor de onmogelijkheid om [slachtoffer] als getuige te horen. In het kader van de civiele procedure tussen [slachtoffer] als eiser en de verdachte als gedaagde heeft namelijk een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarop zowel de verdachte als [slachtoffer] een verklaring hebben afgelegd. Dat betekent dat de verdachte en haar advocaat in die zaak [slachtoffer] al hebben kunnen confronteren met haar verklaringen. Die confrontatie heeft er niet toe geleid dat [slachtoffer] op zijn verklaringen is teruggekomen of dat zijn verklaringen onjuist zijn gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Eerste tussenconclusie: vervalste handtekeningen overschrijfformulieren
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen betreffende de (handtekeningen op) de overschrijvingsformulieren komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte van de hierboven onder Ad 4 vermelde overschrijvingen gebruik heeft gemaakt van formulieren met een vervalste handtekening, die moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer] . Nu verdachte heeft verklaard dat zij de formulieren invulde, [slachtoffer] die tekende en zij ze vervolgens verstuurde, is die verklaring evident leugenachtig. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte degene is geweest die deze (vervalste) handtekeningen heeft gezet.
Tweede tussenconclusie
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen en de eerste tussenconclusie stelt de rechtbank voorts vast dat de verdachte met behulp van haar gemachtigdenpas (009), de pinpas van [slachtoffer] (008) en met door haar vervalste overschrijvingsformulieren in een relatief kort tijdsbestek tussen 4 januari 2017 en 14 juli 2017, een bedrag van in totaal € 195.236,83 dat op de bankrekening van [slachtoffer] stond, heeft opgenomen, uitgegeven of naar zichzelf overgeboekt. De rechtbank stelt aan de hand van de aard van de opnamen, uitgaven en overschrijvingen, de verklaringen van [slachtoffer] en de verklaringen van verdachte zelf vast dat deze uitgaven ten gunste kwamen van de verdachte. Vast staat dan ook dat zij zich dit bedrag heeft toegeëigend.
Wederrechtelijke toe-eigening?
Eveneens staat vast dat [slachtoffer] een notariële volmacht heeft getekend waarmee hij de verdachte zeer verstrekkende bevoegdheden heeft gegeven om in zijn naam alle (rechts)handelingen te verrichten op het gebied van het familierecht, zakenrecht, fiscaal recht, procesrecht en elk ander rechtsgebied, om op alle mogelijke manieren over zijn vermogen te beschikken, zelfs als hij niet langer in staat is zijn wil te bepalen, rechtshandelingen te verrichten met zichzelf als wederpartij van de gevolmachtigde en zelfs de niet-vermogensrechtelijke belangen van [slachtoffer] in medische zaken te behartigen. Daarmee heeft de verleende volmacht trekken van een “levenstestament”.
Met gebruikmaking van deze volmacht heeft de verdachte voor zichzelf een machtiging verworven op de bankrekeningen van [slachtoffer] . Daarmee kreeg zij op rechtmatige wijze, dus anders dan door misdrijf, de banksaldi van de rekeningen onder zich.
De vraag is nu of de volmachtverlening door [slachtoffer] aan de verdachte aan de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte in de weg staat. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
De rechtbank stelt voorop dat juist de verstrekkendheid van de bevoegdheden die verdachte op grond van de volmacht kreeg, maakt dat verdachte, bij
gebruikmakingvan die bevoegdheden, zich altijd moest laten leiden door de belangen van [slachtoffer] .
Een volmacht wordt immers naar zijn aard verleend ter behartiging van de belangen van de volmachtgever. Dit blijkt ook uit de tekst van de volmacht waarin staat dat de volmacht niet eindigt indien de volmachtgever niet langer zijn wil kan bepalen. Expliciet staat vermeld: “De volmacht is gemaakt met het doel
ookin deze situaties de gevolmachtigde in staat te stellen
de belangen van de volmachtgever te behartigen.”
Niets in de volmachtverlening maakt dat de gevolmachtigde mag gaan optreden alsof het vermogen van de volmachtgever zijn eigen vermogen is. Ook de bepaling dat de gevolmachtigde bevoegd is als wederpartij van de volmachtgever op te treden (
Selbsteintritt) kan niet zo begrepen worden dat verdachte daarmee het recht verkreeg nagenoeg het hele vermogen van [slachtoffer] zich toe te eigenen. Dat is echter wel wat de verdachte heeft gedaan; zij heeft door de betalingen en overboekingen gelden onttrokken aan het vermogen van [slachtoffer] louter om zichzelf daarmee te bevoordelen en daarmee is zij jegens [slachtoffer] de grenzen van haar bevoegdheden ver te buiten gegaan.
Dat, zoals de verdachte heeft verklaard, [slachtoffer] van alle overboekingen en betalingen wist en dit goed vond vanwege hun affectieve relatie is enkel op haar verklaring gebaseerd, werd door [slachtoffer] weersproken, en is ook ongeloofwaardig, aangezien de verdachte welbewust de bankafschriften aan het zicht van [slachtoffer] heeft onttrokken, zonder zijn medeweten een bankpas had aangevraagd voor zijn bankrekening en de handtekeningen van [slachtoffer] op de overschrijvingsbewijzen heeft vervalst. Uit deze gedragingen leidt de rechtbank ook af dat verdachte heel goed wist dat zij buiten de volmacht en zonder de instemming van [slachtoffer] handelde en daarmee is haar opzet op de wederrechtelijke toe-eigening naar het oordeel van de rechtbank eveneens bewezen te achten. Dat [slachtoffer] slechts onder druk van zijn erfgenamen de volmacht heeft ingetrokken en heeft toegestaan dat namens hem aangifte werd gedaan, acht de rechtbank op grond van het voorgaande evenmin aannemelijk.
De conclusie is dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk geld dat aan [slachtoffer] toebehoorde en dat zij anders dan door misdrijf onder zich had, tot een totaalbedrag ad
€ 195.236,83 zich heeft toegeëigend.