ECLI:NL:RBLIM:2021:2684

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
8896261 \ CV EXPL 20-5887
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak tussen Stichting Zowonen en gedaagde partij met betrekking tot ontruiming en betaling van huur

In deze huurzaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 maart 2021, is de stichting Stichting Zowonen, gevestigd te Sittard, de eisende partij. De gedaagde partij, die in persoon procedeerde, heeft na de eerste antwoord en nadere repliek van eiser niet meer gereageerd. De procedure omvatte een dagvaarding, een antwoord en een conclusie van repliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, waarbij de eisende partij de relevante feiten volledig en naar waarheid heeft aangevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, vermoedelijk een consument, niet is beschermd door de bepalingen van het Europees consumentenrecht in deze zaak.

De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de in de dagvaarding vermelde bedragen en rente, alsook de kosten van de procedure. De gedaagde partij heeft geantwoord, maar heeft geen bewijs van de aangevoerde stellingen aangeboden en heeft niet gereageerd op de gelegenheid die hem is geboden om zijn verweer nader toe te lichten. De kantonrechter heeft daarom het verweer van de gedaagde partij verworpen en de vordering van de eisende partij toegewezen, aangezien deze onvoldoende gemotiveerd was betwist.

In de beslissing heeft de kantonrechter de bestaande huurovereenkomst ontbonden, de gedaagde partij veroordeeld om het gehuurde binnen twee weken te verlaten, en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.011,06, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 665,78 per maand voor elke ingegane maand tot de ontruiming, en tot betaling van de proceskosten, begroot op € 1.100,01, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8896261 \ CV EXPL 20-5887
Vonnis van de kantonrechter van 24 maart 2021
in de zaak van:
de stichting STICHTING ZOWONEN,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde Vaessen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de dagvaarding aan de voormelde vereisten voldoet.
2.3.
Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
2.5.
Eisende partij heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van de bedragen en rente als in de dagvaarding vermeld, kosten rechtens.
Gedaagde partij heeft geantwoord.
Eisende partij heeft vervolgens de vordering schriftelijk toegelicht. Eisende partij heeft bij die toelichting de vordering nader uitgewerkt en het antwoord van gedaagde partij besproken.
Gedaagde partij heeft daarop niet meer gereageerd, hoewel daartoe bij brief van de griffier in de gelegenheid gesteld.
In verband met het vorenstaande zou gedaagde partij het aanvankelijk gevoerde verweer nader hebben moeten bespreken, hetgeen evenwel niet is geschied.
Gedaagde partij heeft geen bewijs van de bij antwoord aangevoerde stellingen aangeboden en de kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij ambtshalve toe te laten tot enige bewijslevering, zodat het door gedaagde partij gevoerde verweer behoort te worden verworpen.
2.6.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
2.7.
De vordering van eisende partij zal, als onvoldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen.
2.8.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 103,01
  • griffierecht € 499,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.100,01

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] ,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis voormeld gehuurde te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 4.011,06, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.011,06 vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een vergoeding gelijk aan de huurprijs van € 665,78 per maand voor elke ingegane maand met ingang van 1 december 2020 tot en met de maand waarin gedaagde partij het gehuurde heeft ontruimd, met de terstond bij het ingaan van de betreffende maand verschuldigd geworden wettelijke rente voor iedere maand waarover niet uiterlijk op de eerste dag de gebruiksvergoeding betaald is,
3.5.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij, tot op heden begroot op € 1.100,01, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: NL
coll: